MtiUutt.
lacmccn ^Tionnh*- cu poor IffetcltjB
Een droeve episode.
Xo l»50.
Woensdag 2 September I9i4
23e Jaargang.
BRESKENSCHE
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco
per post 0.55, voor België ƒ0.75 en 1 dollar
a 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Advertentiën van 15 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
Uit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever DIEKiRMAN te Breskens.
De verwikkelingen in
Europa.
Do Amstetdammer bevat een le
zenswaardig verhaal omtrent den tra-
gischen dood van een Amsterdam«ch
onderwiizer, den heer H. J. Dijkstra.
De weduwe verhaalde aan het blad
Bat zij met haar man en een vriendin
en eenige onderwijzers Maandag 27
Juli op reis naar België gingen en in
trek namen in het hotel Bellevue in
Esneux.
Aan de eerste oorlogsgeruchten ge
loofde niemand, daar België toch on
zijdig was.
Nu trok het drie'al wat dieper Bel
gië in, naar Lnroche, waar zij 4 Aug.
aankwamen. Maar de hotelhouder wil
de hen niet ontvangen. „Keer terug,
want de vijand komtl"
Dan maar terug. Maar hoe Een
trein ging niet meer; dan maar loo-
pen En beladen met onze koffers en
P'kken namen wn den terugwpg aan.
Maar, o ellende, zij hadden de boomen
langs den weg omgekapt en die dwirs
over den weg geworp m en daar prik
koldraad tusschen gespannen. Na een
paar uur worsteling kwamen wij aan
Mebrue. Hier was nog een trein, die
naar Luik zou gaan.
Wii namen een kaartje naar Luik
en meenden nu alle bezwaren te heb
ben overwonnen Maar o schrik, toen
de trein ging rijden vlogen alle brug
gen die wij overgegaan waren, met
donderend'geweld in de lucht.
Wat soldaten stapten uit, legden
dynamiet in een gemaakte opening,
en was dan de trein over de brug
heen, dan vloog deze in de lucht.
Schrik en ontsteltenis gr p.m ons
aan, o-k toen wij zagen dat met de
rails evenzoo werd gehandeld. Waar
moest dat heen En nog grooter werd
onze on'steltenis toen wij in Comblay
Pont aankwamen en hoorden Hier
uitstappen, niets rijdt meer door 1
Daar stonden wij, wat ^e doen Naar
Luik was te ver, dan maar weer naar
Esneux.
Na uren loopens kwamen ze weer
in Esreux in hetzelfde hotel Bellevue
tegenover de brug. Omdat zij onmoge-
liik weg konden, Dam de hotelhouder
hen op
j Kalm hebben wij toen de komende
dingen afgewacht. Maar dat is niet
lang geweest. Op een gegeven mo
ment zagen we vier wielrijdende Duit-
sche soldaten den weg af komen en
bezit nemen van de brug. Even daar
na kwam een heele Duitsche colonne
en bezette eveneens de brug. Alles
ging betrekkelijk rustig in zijn werk.
De soldaten kwamen daarna in het
*botel en aten en dronken en alles
scheen rustig te verloopen.
Vier Duitsche officieren kwamen bij
ons zitten en begonnen te vertellen.
Wij vertelden aan hen en alles ging
op de meest vriendschappelijke wii ze.
Tevens was het een verrukkelijk
schouwspel het aankomend Duitsche
leger te zien. Wie het niet gezien
heeft, kan het niet gelooved, maar 't
is schitterend. Groote paarden, sterke
kerels, nieuwe uitrustingen, glinste-
j rend in de zon, waarlijk, hot maakte
een verheifenden indruk.
Woensdagavond legden wij ons dan
ook vermoeid van het zien en het
helpen der soldaten te 10 uur, zoo
goed als het giDg, ter ruste. Maar
nauwelijks hadden we ons nederge-
legd, of daar klonk een kanonschot.
Wat is dnt? De heele plaats was
in een oogenblik herschapen in een
oorlogskamp.
De soldaten rendeü door de straten
en de cavalerie lende in volle vaart
de brug over. Het kanongebulder nam
steeds in hevigheid toe. De Belgen
waren gekomen en beschoten van af
de hoogten de brug en het dorp. Mjjn
man en ik stonden voor het raam.
Het was een wilde ren.
De Duitschers stormden de Belgen
tegemoet en deze beschoten van bo
venaf de mannen die de brug over
wilden. Wij zagen de Duitsche jongens
als kegels omvallen. Een heele rjj
werd weggeschoten en een ander nam
de plaats in om evenzoo te worden
omgeworpen. En hoe verschrixkelijk
het ook was en wij tot in ons hart
beefden, konden we niet nalaten dit
ontzettend schouwspel aan te zien.
Mijn man zat voor het raam tot
een kogel dichtbij kwam, waaruit wij
begrepen te moeten opstaan. Ik greep
zijn hand en ge oelde hoe hij klam
was van het zweet. Vrees je, zei ik,
je waart nooit bang. Neen, zei hij, ik
vrees niet voor mijzelf, ik denk aan
de kinderen. Dit was e.genlijk het
laatste woord dat ik van hem hoorde.
De Duitschers hadden de Belgen
ontmoet en eenige krijgsgevangénen
gemaakt dien zij met geboeide han
den bij ons in het hotel brachten.
Eén werd gebracht in een kamer en
daar bewaakt door de soldaten.
Nu scheen een oogenblik rust te
zullen komen en alles werd stil. Maar
die krijgsgevangenen zouden ods onge
luk worden. Want geen uur daarna
komeD Belgische troepen aan om die
gevangene te ontzetten.
Wat toon geschiedde, valt haast
buiten alle beschrijving. Het hotel
werd als doorzeefd met kogels. De
kanonnen bulderden op de hoogten
en namen schoorsteen en dak van het
hotel weg. De ramen werden er uitge
schoten, de kasten doorboord, de poo-
ten vlogen onder de stoelen vandaan
en de schoorsteen in het huis viel in
puin voor onze voeten.
Er was maar éen kreet: Red. j^f
En zie, daar kreeg ik. een bijzonifébe
ingeving. Ik dacht, ^Sr zjjrr we fcer-
loren, maar de waard hier heeft^t wee
kiDderen en die zal hij wel in veilig
heid brengen, dus mort ik dien man
in 't opg houden.
En zóogeschiedde ook. Wij klem
den ons aan hem vast en volgden
hem en zijn kinderen naar de k uken
Alwaar een opening was die uitkwam
ihjsen l^lenkelder Hierin lieten wij
oni npflër en sloten de <jeur met een
grendel. Onbewegelijk hebben we zoo
ren uur gelegen, plat op den buik,
aonder een woörd te spreken, ja haast
zonder te durven ademhalen.
Mijn man was bij mjj, evenals de
oberkellner die ook mede gevlucht
was. Deze ellendeling had tot mijn
allergrootsten schrik eeu revolver bij
zich. Als deze gevonden werd zouden
wij immers allen zonder pardon ge
fusilleerd worden Na een uur scheen
het schieten te bedaren en hoorden
we boven ons loopen.
Toen meende mijn man het oogen
blik gekomen om te zien, of wij weer
uit deze ellendige ruimte konden ko
men en ging. Ach, was hij nooit ge
gaan. Want hij ging om Diet weder
te keeren Hij klom den kelder uit,
ging de keuken door, opende de deur
naar de straat en nauw had hij deze
geopend of een schot klonk en met
doorboord hart lag hij dood op de
straat.
Wie dat gedaan heeft, een Belg of
een Duitscher, ben ik niet te weten
gekomen, maar zóo hebben v«ij hem
later gevonden.
Ik wist niets van hetgeen hem was
overkomen, doch wachtte, maar hij
kwam Diet Ik riep en kreeg geen
antwooid. Ik meende dat hij aan het
helpen zou zijn van gewonden of' zie
ken en begaf mij ook naar boven.
Maar nauwelijks boven zijnde, begon
hetzelfde leven weer. Nog ontzetten
der was het gebulder der kanonnen
en het iDvalleD der huizen. Teiugnaar
den kelder was de etmigste redding.
Een uur ging voorbij.
Weer lagen wij lang uit, op onze borst,
sidderend en bevend. Want het ver
schrikkelijkste dat zich aan ons voor
deed, was, dat wij glurend door eeni
ge spleten in den zolder en muren
vlammen zagen, alles vlammen en
rook. Toen kreeg de toestand iets
helsch. Wie zou hier redden? Nu
brandde het reeds boven ons en wij,
wat zouden wij? De angst bereikte
zulk een hoogtepunt dat wij besloten,
er mocht gebeuren wat wilde, hier
van daan te gaan.
Tegelijkertijd hoorden wij zware
voetstappen boven ons van Duitsche
soldaten. Wij kropen uit onzen kel
der en vonden boven soldaten, die
alles doorzochten. Bij het bevelHan
den omhoog, voldeden wij hieraan di
rect. Men greep ons aan, betastte ons
of wij ook wapens hadden en ge be
grijpt wat een angst ik toen door
stond over dien kellner met zjj u pistool.
Maar Godlof, een wonder geschiedde:
hoewel men zjjn kleeren doorzocht,
vond men het pistool niet. Het was
even dieper gezakt dan de soldaten-
hand voelde. Wij werden direct aan
't werk gezet om de gewor den te
helpen.
Maar, o schrikkelijke toestand, ik
moest daartoe stappen over de lijken
men kon niet heen of weer of men
moest over het lichaam van een
mensch. Maar God gaf kracht in dezen
ongekeDden toestand.
Maar waar was mijn man Ik
meende het uit te gillen Zeg dan
toch wa#r hps. Ik vroeg aan den
hofgjtibuder zeiGij weet het, ik
hed u, zeg iJtHMnij.
Is hu gewonjj? Ja, zei de man.
Ik vroeg Ishijüood? Toen antwoord
de hij niet, m^ar ik wist het.
Wat konden mij toen geweren of
kogels verschrikken. Ik moest hem
hebben en ging naar buiten.
Daar vond ik hem lang uitgestrekt
op de sOaat. Een glimlach op zijn
gelaat en met vast toegeknepen lip
pen. Zijn hart was doorboord. Ik kniel
de neder en kuste hem. Daar lag hij.
Wat moest ik doen En waren de
Belgen toen maar rustig gebleven,
maar helaas, daar donderden alweer
de kanonnen en wij moesten van de
straat. In het hotel kon niet, maar
wij vluchtten in den kelder van een
huis verderop.
Negen huizen stonden in brand en
op invallen. Toen ik weer eenigszins
tot bezinning kwam, zaten wij met
tien moiiïchen in een klein keldertje.
Ik hoorde niets dan de gebeden dezer
menschen. Zij riepen alle heiligen en
God in den Hemel aan. Ja, ze smeek
ten ook mij, te bidden. Zijt ge ka
tholiek vroegen ze, bidt dan toch l
Neen, zei ik, ik ben protestant en zal
ook bidden, maar op mijn wijze.
Vier en twintig uur hebben wij zoo
in dezen toestand doorgebracht. Het
leek een eeuw. Van eten geen sprake,
van drinken evenmin Het goed kleef
de ons aan het lijf. In zeven dagen
tijds heb ik geen stuk kleeren kunnen
uittrekken, maar heb gewaakt, dagen
en nachten. Eindelijk kon ik het
niet uithouden en wild naar mijn
man, naar zjjn lijk Ik bad en smeek
te den hotelier met ons mode te gaan,
maar hij weigerde.
Zoo ging ik dan met mijn vriendin
alleen. Wat een tafereel, toen wij bui
ten kwamen. Wie zal het beschre
ven En dan die lijken, die ontzet
tende lijken 1 Eenige mannen waren
bezig de lijken op een kar te laden.
Ze wierpen ze erin als blokken hout.
En toen ik aan het hotel kwam, was
de ga"g als een goot, waar bloed uit
liep, komende van de lijkeu in de
kamer. Men was dan ook bezig de
gang te vegen
Daar vond ik ook mijn man terug
hier knielde ik bij hem neder. Ik kan
niet zeggen, wat ik in deze oogenblik-
ken doorleefde, maar dit stond bij mü
vasthjj moest niut begraven als die
anderen, die ik zag, namelijk in een
groot gat met ongebluschte kalk. Hij
zou alleen begraven worden en als
het kon in een kist.
Na ontzaglpke moeite gelukte het
mij een man te vinden, die mij hiblp.
Een houten kist werd gemaakt en
daarin een zinken en zoo werd mijn
man gelegd in zijn laatste huis. Om
zijn naam er onuitwischbaar op te
hebben, greep ik een schaar en kraste
er zijn aam in H. J. Dijkstra.
Twee Duitsche officieren kwamen
toegeloopen en zagen mij bezig. Zeer
beleefd en vriendelijk spraken zij mij
aan. Ik vertelde hun mijn wederva
ren en zij waren zeer medelijdend.
Zij hielpen mij een kussentje van
stroo maken, waarop ik het hoofd
van mijn man kon nederleggen. Ze
maakten dat ik een kar kieeg, waar
op het stoffelijk overschot vervoerd
kon worden naar een nabij gelegen
kerkhof. En zoo geschiedde.
Mijn man op een boerenwagen
ik en mijn vriendin er achter. Bij
stroomen viel de regen neer. De sol
daten en burg>-rs keken ons somber
na. Ook de officieren vergezelden ons.
Een priester vroeg of hjj een lijkdienst