tymm £-3
.mm- tn JlBwfcnfieBlaB UK:
mUU\l
twr
aauBctftt.
Wo 1939.
Zaterdag- 25 Juli 1914.
23e Jaargang.
Buitenland.
BRESKENSCHE COURANT.
M Abonnement per 3 maanden 0.50, franco
jj per post 0.55, voor België ƒ0.75 en 1 dollar
J k 3 kwartalen by vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen by
j boekhandelaren en brievengaarders.
Advertentiën van 15 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIKI,KJ!A.> te Breskens.
Het proces-Caillaux is toch eigen
lijk maar alleen mogelijk in Frank
rijk, in het groote, wufte Parijs. Over
al elders bestaat voor de rechtbank
een zekere eerbied, een zekere schuch
terheid Men voelt zich aangegrepen
in die groote zalen, waar het stem
pel van de schuld al reede met vage
omtrekken staat afgedrukt
In Parijs en nu ook weer in dit
belangwekkend proces is het éen lan
ge rjj van sensationeele fragmenten.
De schuld der vrouw van den oud-
0 minister van financiën wordt zooda-
I nig behcers-cht door de politiek der
i Republiek, dat men zich meer waant
,J de debatten te lezen van een politie
ke vergadering, dan de getuigenissen
I in een moord proces.
Dinsdag werden bij den aanvang
-| der zitting een paar boden van het
blad „de Figaro" gehoord in zake de
eerste gebeurtenissen na het vallen
van het schot of eigenlijk de schoten.
Want ook hierin zoekt de verdedi
ging eenige kracht omdat mevr. Cail
laux had gezegd dat zoo'n revolver
als van zelf afgaat, om daaruit het
I bewijs te potten dat het doodeD niet
de bedoeling is geweest, doch het ge
volg van het vallen der vele schoten.
Een medewerker van het blad nam
1 het in zijn getuigenis op voor den
I vermoorde. De verdediger mr Labori
vroeg hem, die in een roman had ge
schreven dat het publiceeren van in
tieme brieven een misdaad is, of ook
dit zyn persoonlijke meening is, waarop
1 hij antwoordde dit ten zeerste te ver-
oordeelen en ook in dezen uit naam
van Calmette (de vermoord»») te spre
ken, die dit eveneens veroordeelde. Hy
was er dan ook zeker van overtuigd
dat Calmette nooit de brieven, waar
voor mevr. Caillaux vreesde, zou heb-
I ben gepubliceerd.
Maar mevr. Caillaux hield tegen-
over iedereen die dit vermoeden uit-
sprak, vol, dat Calmette niet anders
j dan deze brieven kon hebben bedoeld,
omdat de zaak van den oplichter Ro-
-chette zóo bekend was, dat daarover
I niets sensationeels meer kon worden
gezegd, en dus ook niet kon bedoeld
zjjn met het gezegde van een mede
redacteur, dat de Figaro „morgen
(dus 17 Maart) een sensationeel stuk
tegen Caillaux te zullen publiceeren",
I te miDder omdat Calmette op zijn
eerewoord beloofd had dit niet te
;doen.
Het politiek tragedisch drama was
Dinsdag van groote beteekenis. De
echtgenoot van de beklaagde trad als
getuige op.
Hy boezemde respect in door de
macht die men van hem voelde uit
gaan, want hy deed daar in de zaal
zeer veel menschen beven, zoo den
procureur generaal, die, toen hy even
wat zeggen moest, een kleine joDgen
leek onder den geweldigen blik van
I Caillaux, deu president van het hof
en alles wat er verder ambtelijk in
de zaal was. De president was zelfs
bjj het binnentreden van Caillaux zoo
onder den indruk, dat hü dezen den
eed wilde doen afleggen. Een der an-
derè raadsheereu maakte hem er op
merkzaam op, dat de echtgenoot niet
zweert. „O ja", zei hij verlegen, „u
bent de echtgenoot". Caillaux keek
toen zijn vrouw aan met een langeD,
zeer innigen blik. En zich daarna tot
dbn president wendend, zei hij lang
zaam „Ja, mijnheer de president".
Het was in zijn bijna ooopgemerkten
eenvoud een zeer roerend oogenblik.
Toen begon Caillaux zijn uitvoerige
uiteenzetting, nadat hij zijn hoogen
hoed en een groote portefeuille met
stukken op twee stoelen naast zich
had gelegd. Zijn stem is eerst vrij
bewogen.. Hij begint met over zijn
intieme leven te vertellen, over zijn
eerste huwelijk en de brieven die hij
nog tijdens dat huwelijk aan mevr.
Herriette Reynouard, zijn huidige
vrouw, schreef Deze brieven, in han
den gevallen van zijne toenmalige
vrouw, waren bij het echtscheidiugs-
proces verbrand, maar nauwelijks was
hii getrouwd met mevrouw Henriette
Reynouard, of hy vernam reeds dat
zijn vroegere vrouw er fotografiën van
had. In November 1911 toen hij mi
nister president was, kwam hem voor
het eerst het gerucht ter oore, dat
de brieven ter publicatie aaDgeboden
waren aan een journalist, maar hij
meende, dat geen enkele krant zulke
brieven zou willen publiceeren. Op
dit oogenblik legt hij 0. a. de volgen
de verklaring af„Laat mij u zeg
gen, mijne heeren gezworenen, dat ik
nooit een zoo volledig geluk gevonden
heb als in mijn huwelijk met mevr.
Reynouard. Het is de teederste, de
liefhebbendste echtgenoote, tegelijk
de meest ijverige bondgenoote, die
zich op de hoogte hield van alles vi at
mij betrof en wij leefden en leven nog
in de meest nauwe en teedere inti
miteit".
Als de heer Caillaux met veel ont
roering in zijn stem deze verklaring
aflegt, weent mevr. Caillaux en veegt
zich herhaaldelijk de oogen af. Caillaux
komt dan tot de publicatie van den
brief „Ton Jo" en ook tot de uitdruk
king, die hy gebezigd had, nadat zijn
vrouw hem had meegedeeld, dat de
president van de rechtbank, Monnier,
haar gezegd had, dat er niets te doen
was tegen zulke lastercampagnes.
Mevr. Caillaux had toen tegen Caillaux
gezegd„Wat denk je te doen Wil
je me zonder verdediging laten
Caillaux had haar geantwoord „Een
dezer dagen zal ik Calmette op zijn
gezicht slaan."
Caillaux zegt dan „Ik beschuldig
mjj er zelf vaD, deze uitdrukking ge
bezigd te hebben en mij niet genoeg
rekenschap gegeven te hebben, welke
uitwerking zij op mijne vrouw moest
hebben. Ik beschuldig mijzelf verder
nog, dat ik door de drukte en het
vele werk, dat mijne ambtsbezigheden
mij steed3 gaven, niet voldoende ge
let heb op den tóestand waarin mijn
vrouw verkeerde en mij geen reken
schap gegeven heb van de verwoes-
tirgen, die de campagDe van Calmet
te ïd haar gemoed maakte en vanjde
klimmende emoties, waarin zij ge
raakte door de verwoede aanvallen te
gen mjj. Indien ik wat oplettender
geweest was, zou ik zeker ook dat
woord van „Calmette op zijn gezicht
slaan" niet gebezigd hebben, maar ik
zou integendeel er op uit zijn geweest
haar zooveel mogelijk te kalmeeren.
Ik beschuldig mij er dus van, mij
geen rekenschap te hebben gegeven
van al het leed, dat mijne vrouw
reeds geruimen tijd had uitgestaan.
Caillaux is zeer bewogen b|j deze
verklaringzij maakt dan ook inder
daad diepen indruk en |is bovendien
handig. Ook mevr. Caillaux is zeer
bewogen.
Te ruim vijf uur wordt de zitting
hervat. Caillaux begint dan te zeg
gen, dat de campagne van Calmette
tegen hem vooral zoo heftig was, om
dat hij de voorstander was van de
inkomstenbelasting. Hij houdt daar
omtrent een kort en duidelijk politiek
betoog. Dan spreekt hy zich nog uit
omtrent het gedeelte van de cam
pagne van Calmette, nopens den ft
na"cieelen werkkring van Caillaux.
Caillaux zegt 0 adat hij als minis
ter nooit eenige financieele operatie
voor zichzelf gedaan heeft en verder,
dat hy by den dood van zijn vader
1.200.000 geërfd had en dat op het
oogenblik zijn fortuin niet grooter is
en hy zich dus in zijn politieke loop
baan niet verrijkt heeft, zooals Cal
mette het steeds heeft willen doen
voorkomen. Hij zegt verder„Cal
mette heeft 13 millioen nagelaten en
ik wil niet nagaan, hoe hy daaraan
gekomen is".
Dat wekt protest by de vrienden
van Calmette in de zaal, maar de
beweging wordt snel onderdrukt.
Caillaux keert zich dan tot de zaal
en tot de advocaten en zegt: „Men
zal misschien meenen, dat ik hier aan
het pleiten ben, maar mag een poli
tiek man niet pleiten Hoeveel poli
tieke mannen zyn er niet onder de
leden der balie en hoeveel politieke
mannen, tevens leden der balie, hou
den zich niet met financieele zaken
bezig, en pleiten in belangryke finan
cieele zaken Indien men wil zeggen,
dat financiën en politiek niet samen
kunnen gaan, meent men dan, dat
balie en financiën wèl goed samen
gaan En degenen, die willen, dat po
litieke mannen zich niet met financiën
bemoeieD, willen die ook, dat advo
caten geen financiëele zaken moeten
doen En uit de advocatenbanken
gaat een gelach en een geroep op dat
deze vraag bevestigt.
Dan komt Caillaux tot de kwestie
van de diplomatieke documenten en
op dat punt viel een heftig incident
voor. De redacteur van de Figaro,
Latzarus, had in de instructie gespro
ken over de afschriftevan diploma
tieke documenten, die Caillaux in een
zeer kwaad daglicht zouden stellen.
Calmette had ze in zijn bezit gehad,
doch uit vaderlandsliefde niet gepu
bliceerd. Van deze documenten is
herhaaldelijk sprake geweest, zoowel
voor als na den dood van Calmette.
Zij betreffen waarschynlyk onderhan
delingen met Duitschland over kolo
niale kwesties en de publicatie zou
uit diplomatiek oogpunt bezwaren
kunnen hebben en tot verwikkelingen
kunnen leiden.
Hiervan maken nu de vijanden van
Caillaux sedert lang gebruik om het
voor te stellen alsof in die documen
ten het bewijs ligt van Caillaux's ver
derfelijke politiek en of zij alleen uit
vaderlandsliefde de publicatie hebben
nagelaten. Caillaux heeft al bij vroe
gere gelegenheden uitgeroepen„Laat
men ze maar publiceeren 1 Men zal
zien, dat zij mijn eer en vaderlands
liefde in het minst niet raken".
Zoo deed Caillaux ook thans in de
meest krachtige termen. „Ik ben be
reid", zeide hij, „ze hier openlijk te
bespreken, indien iemand de verant
woordelijkheid op zich neemt er mee
aan te komen. Ik laat hem natuurlijk
de verantwoordelijkheid, maar dat in-
sinueeren omtrent die documenten
moet uit zijn. De bewering dat men
ze niet wil publiceeren uit vaderlands
liefde, om op die wijze te trachten,
mijn vaderlandsliefde aan te tasten,
gaat niet langer aan". De getuige
Latzarus van de Figaro wordt geroe
pen. Hy laat z.ch echter deze uit
drukking ontvallen „De heer Cail
laux, die mijn chef Calmette heeft
laten vermoorden". Dit wekt groote
opschudding. Caillaux protesteert met
woedende woorden en blikken. De
advocaat van de civiele party, mr
Chenu, komt dan tusschenbeide. Hjj
deelt mede, dat de afschriften der
bewuste documenten, die Calmette
hezat, door Calmette's broeder aan
den president van'de republiek Poin-
caré afgestaan zijn. ZJj z^n dus bui
ten discussie, zegt Chenu en hij zal
er zich ook niet van bedienen.
Maar dan staat mr Labori op en
met zijn geweldige stem roept hy uit:
„Er zweeft over dit alles een atmos
feer van onzekerheid en dubbelzinnig
heid die niet te dulden is. In het
parlement neemt men daar misschien
genoegen mee, maar hier kan dat niet.
De president van de Republiek heeft
die documenten zeker aan den minis
ter van buitenlaDdsche zaken overge
dragen (waarop Caillaux toestemde)
de huidige regeering heeft die dus.
Welnu, wij willen en moeten een uit
legging hebben. Het zyn stukken die
gevonden zijn in een portefeuille van
het slachtoffer van het huidige dra
ma. Die stukken kunnen niet achter
gehouden worden, of althans kan men
er geen twjjfel omtrent laten bestaan.
Ik vraag dus aan den procureur-ge
neraal, die hier de openbare macht,
dat is de regeering, vertegenwoordigt,