itymeen
m MbMvUtti\d>Ub
mv
ÏÏMnbwn.
Mo 1984.
Zaterdag 11 Januari 1913.
32e Jaargang.
BRESKENSCHE COURANT,
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco
per post 0.55, voor België /0.75 en 1 dollar
I 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Advertentiën van 15 regels 25 eents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. IMHLEMi.M te Breskens.
Slavernij.
Een Fransche doktores die al jaren
in Marrakesh werkt in het zoo vaak
besproken Marokko, wijdt in het Pa-
rijsche blad „Matin" een droevige be
schouwing aan den slavenhandel in
Marokko.
Frankrijk moge schrijft zy in
hare Afrikaansche bezittingen dezen
handel nog zoo beletten, Marokko
wordt er niet minder rijkelijk om
voorzien van menschelijk vee, dat hier
wordt aangevoerd door karavanen die
het land doortrekken. Ingevoerde sla
ven worden met gemak van de hand
gezet, hetzij op de markt, hetzy op
ontduikende wyze, zooals in de over-
groote meerderheid der gevallen plaats
vindt.
De markt wordt driemaal per week
in wijk der autarines of drogisten ge
houden. Vrouwen, kinderen, knapen
en volwassen mannen worden door
elkaar in de lage hokken rondom het
marktplein gestopt, voor de veiling
begint. De arme stakkers bieden
hoogst zelden tegenstanl, daar zij
wel weten, dat dit toch niets zal
baten.
Nadat de dellals (afslagers) een
paar verzen uit den Koran met lui
der stemme hebben opgezegd en Al
lah's ze0en hebben afgesmeekt, be
gint de verkooping. Iedere dellal
plaatst zich aan het hoofd van den
troep slaven, dien hij moet veilen en
doorkruist met snellen pas het markt
plein in alle richtingen, onder het
uitroepen van het bod. Als een as-
pirant-kooper een goed „nummer"
meent te zien, dan heft hy de hand
op; de troep staat stil en de kooper
onderzoekt op zijn gemak tanden,
haren, huid en ledematen van den
slaaf of de slavin, waarop hij het oog
gevestigd heeft. Wordt de koop ge
sloten, dan wordt een koopacte voor
de adouls of notarissen opgemaakt.
De prijzen hangen natuurlijk van
de kwaliteit der menschelijke waar
af. Ik heb een jonge man van 24
jaar voor 16 douros hasjani (35 gul
den) zien verkoopen, maar meisjes
van 10 tot 12 jaar brengen wel 120
tot 150 douros op. Kleine kinderen
zyn niet veel waard, maar een vrouw
die goed kan koken, wordt graag met
500 douros, (iets moer dan 1000 gul
den) betaald.
Menigmaal komt een moeder met
haar kind ter markt, en als dan de
kooper alleen maar de vrouw wil
hebben, vallen er tooneelen voor, die
in niets verschillen van die ons in
„De Negerhut" in zoo schrille kleu
ren worden afgeschilderd.
Binnen twee maanden kan een koop
ongedaan worden gemaakt, als de sla
vin niet voldoet, hetgeen tot tallooze
processen aanleiding geeft. Men mee-
ne vooral niet, dat deze verkoopingen
ter sluiks plaats hebben. Integendeel
worden ze door de regeering zelf ge
regeld en vormen een ware staats
instelling.
Nog onder het bestuur van Mouley
Hussan, de vader van den tegenwoor-
digen sultan, werden er blanke sla
vinnen in grooten getale verkocht.
Wegens de talrijke klachten nam de
sultan eindelijk het besluit alleen den
verkoop van negers toe te staan.
Tot aan de regeering van Mouley
Hassan leverde deze slavenmarkt
overigens een bron van ontzaglijke
inkomsten voor den sultan op, want
deze hief het vyfde gedeelte van de
opbrengst voor zyn particuliere kas.
Om dat drukkend servituut te ont
duiken, gingen de Marokkaansche
tlavenhandelaars later de karavanen,
die slaven aanbrachten tegemoet,
waarbij de sultan, van twee kwaden
het minst kiezend, de markt ver
pachtte voor een vaste som.
Niemand kan zich eigenlijk een
goed denkbeeld vormen van een ha
rem of van het aantal vrouwen, dat
er achter zijn muren verborgen leeft.
Ik heb harems gezien, die 500 en
zelfs meer vrouwen bevatten.
Een klein burgerman bezit een 20-
tal slavinnenmonogamie bestaat
niet. Hij, die geen slavinnen heeft,
droomt slechts van den dag, waarop
hy ze wel zal hebben.
En de sultan gaat zijn degeneree-
rend volk voor in de weelderigheid
en de genotzucht. Zijn harem gaat
alle verbeelding te boven. Behalve
de vrouwen, die te Fez by hem zijn,
bezit hy Marrakesj, naar men zegt
een reserve van meer dan 3000.
Iedere stad, iedere stam is gehou
den per jaar zoo en zooveel vrouwen
aan des sultans harem te leveren. Zij
worden gescheiden volgens haar ge
boortestreek en zoo in groepen on
dergebracht in een afzonderlijk pa
viljoen. Iedere groep staat onder
toezicht van eene harlfa.
Bovendien geeft iedere kaid, die
den toorn van zjjn soeverein vreest
of hem te vriend wil houden hem
een party vrouwen cadeau, soms zijn
eigen dochters.
De sultan verkoopt zijn slavinnen
niet. Wel heeft hij het recht, ze uit
te huwelijken aan zijn beste vrien
den, natuurlijk na haar eerste schoon
heid genoten te hebhen. Ook was
het vroeger traditie, dat de sultan
ieder jaar 100 slavinnen in vrijheid
stelde, maar beide gewoonten zijn in
onbruik geraakt. Behalve de schoo-
ne slavinnen, bestemd tot privé ge
noegen van haar heer en meester,
telt iedere harem een aantal slavin
nen voor het eigenlijke huiswerk.
Deze zyn menigmaal met slaven
gehuwd en de kinderen uit deze ver
bintenissen groeien als slaven op en
z()n het natuurlijk eigendom van den
meester hunner ouders.
De behandeling der slavinnen is
meer dan ellendig. Zij worden niet
hooger geschat dan trekossen en lang
niet zoo hoog als paarden voor een
paar douros van de hand gedaan en
vaak afgeranseld als honden, menig
maal door haar eigen meester, om'de
kleinste overtredingen.
De schrijfster eindigt haar opstel,
dat een droevig tafereel ophangt van
het slavendom in Marokko, met de
hoop te uiten, dat de Fransche re
geering eens voor goed een eind maakt
aan deze schandelijke misstanden.
De oorlog.
De Maandag te Londen voorloopig
afgebroken vredesonderhandelingen
hebben de groote mogendheden aan
leiding gegeven de afwachtende hou
ding die zy tot nu toe in acht heb
ben genomen, te laten varen en zich
tot een gemeenschappelijke werkzaam
heid ten bate van den vrede aaneen
te sluiten.
Naar de Berlijnsche „Lokal Anzei-
ger" verneemt, moet deze vredes ac
tie reeds dezer dagen en wel op twee
erlei wijzen in het werk gesteld wor
den.
De groote mogendgeden zullen, zoo
wel door hun gezanten te Konstanti-
nopel aan de Porte, alsook door hun
op de gezantenconferentie te Londen
vergaderde vertegenwoordigers aan de
Turksche vredesgedelegeerden een ge
lijkluidende modedeeling laten doen,
die ten doel heeft het weer uitbreken
van den oorlog te verhinderen. De
inhoud van deze mededeeling berust
op eene ondubbelzinnige uitdrukking
van den wensch die Europa voor den
vrede heeft.
De Londensche correspondent van
de Telegraaf heeft het hoofd van de
Bulgaarsche delegatie, dr Daneff, ge
vraagd wat er zou gedaan worden,
dat was Maandag voor de confe
rentie waarop deze antwoordde
„Wy zullen eenvoudig vragen, of
de Turken bereid zyn onze eischen
te aanvaarden. Doen zij dat niet,
dan zullen wij, zonder langer talmen,
de onderhandelingen afbreken."
Dat is kort en bondig.
Op een vraag, of van hun kant
een beroep op de mogendheden zou
worden gedaan, antwoordde dr. Da
neff ontkennend. Dat zou op den
weg van Turkije liggen. Doch mocht
de conferentie spaak loopen, dan
zouden de gedelegeerden der Balkan-
bondgenooten nog eenige dagen te
Londen blijven, om bij de hand te
zijn, ingeval de mogendheden stap
pen gaan doen. En als dat mocht
mislukken
„Wel", zeide dr Daneff, als de mo
gendheden Turkye niet dwingen of
overhalen kunnen binnen vier dagen
onze voorwaarden te aanvaarden, dan
zullen de kanonnen weer gaan spre
ken. Krachtens de termen van den
wapenstilstand, zal vier dagen na de
mislukking der vredesonderhandelin
gen het oorlogvoeren worden hervat.
Ingeval dus Turkije in zyn houding
volhardt, zal men Zaterdag hot be
gin zien van den opmarsch der bond-
genooien naar Constantinopel. En
dan aan het einde, zal de zee aan
wijzen wat de conferentie niet ver
mocht te doen een grens.
Nu weet men hot. Dat kan Tur
kije zich voor gezegd houden. En nu
de bijeenkomst Maandag op een fiasco
is uitgeloopen en de vredesonderhan
delingen spaak zijn geloopen, is uit
de woorden van Daneff niet anders
op te maken dan eene hervatting van
den stryd.
De mogendheden zullen nu echter,
zooals boven gezegd, hun woord gaan
meespreken.
Inmiddels is door deze veranderde
omstandigheid ook weereen scherper
verhouding tusschen Oostenryk en
Servië ingetreden.
Immers het Oostenrijksch-Hongaar-
sche ministerie van buitenlandsche
zaken acht het gepast, om nu weer
door zijn gewone spreekbuizen een
forschen toon tegen Serviö aan te
slaan en te eischen, dat Albanië zich
zal uitstrekken van Mitrowitsa tot
Preveza, dat is te zeggen, dat Alba
nië de uitbreiding zal hebben, waar
op de vertegenwoordigers van de
voorloopige Albaneesche regeering
aanspraak maken.
Men kan niet aannemen, zegt naar
aanleiding van die uitlatingen de Ti
mes, dat Oostenrijk-Hongarije in ernst
van plan is die stelling vast te hou
den. Geen van de legers der Balkan-
staten heeft zoo dapper gestreden als
het Servische en meer bijgedragen
tot het welslagen van het gemeen
schappelijke doel der bondgenooten,
en nochtans zouden Servië, als Oos
tenrijk zijn zin kreeg, alle veroverin
gen worden ontrukt, door het niet
anders te geven dan een onbeduiden
de grenswijziging.
Behalve deze kwestie van recht
vaardigheid, zijn er nog andere kwes
ties, kwesties van politieke kiesch-
heid, die met de afbakening van de
grenzen van Albanië samenhangen.
Het kan niet in het belang van Eu
ropa, noch zelfs in het wel begrepen
belang van Oostenrijk-Hongarije zijn,
dat Servië er zich van bewust blijft,
dat het schade heeft beloopen ten
voordeele van een staat, waarvan
men nog niet eens weet, of de bur
gers wel in staat zullen zyn zich in
een ordelijke samenleving te voegen.
En des te minder is deze onrecht
vaardigheid noodig, waar de rechten
van Servië zeer goed met het vor
men van een autonoom Albanië in
overeenstemming te brengen zyn, in
dien de mogendheden de zaak met
beleid aanvatten.
Noch de Serviërs, noch de Zuid-
Slaven in het algemeen zijn thans
in een onderworpen stemming, en
door zich met betrekking tot de Ser
vische haven aan de Adriatische Zee
voor den wil van Europa te buigen,
heeft de Servische regeering het uiter
ste gedaan, wat ze tegenover de
openbare meening in het land doen
kon.
Bovendien heeft men reden aan te