fymm K'mws>" MbutUnikUab H%U\\\k WW No 1396. Zaterdag- 14 December 1912. 22e Jaargaug. BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per 8 maanden 0.50, franco per post 0.55, voor België /0.75 en 1 dollar a 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika. Abonnementen worden mede aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiën van 1—5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag te twee ure. I)it blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIEEEMAM te Breskeus. I. Met meer dan gewono belangstel ling worden ditmaal de algemeene be schouwingen op de Staatsbegrooting tegemoet gezien. Die beschouwingen, welke in ge wone omstandigheden eene critiek of eene verdediging van liet beleid van de aan het bewind zijnde regeering bedoelen, hebben thans te meer be- teekenis, nu het geldt eene beoordee ling der daden van de regeering aan het einde der vierjarige wetgevende periode. Het staat te bezien dat in het vol gend jaar eer de Juni-verkiezingen, ter vernieuwing van de Tweede Ka mer goed en wel achter den rug zijn, in menige openbare vergadering een hartig woordje zal zijn gewijd aan de algemeene stembus van 1913. Maar het milieu van de gelieele kies beweging bepaalt zich ontegenzegge lijk tot de nu gehouden wordende al gemeene beschouwingen van de poli tiek en het gevoerde regeeringsbeleid. We zullen uit dien chaos van ge dachten en besprekingen trachten een samenhangend geheel te vormen waar bij de lezer oen overzicht kan krijgen van de politieke toestand in ons land. Men volgt thans in de Kamer een eigenaardige wijze van werken. Steeds werden b(j de behandeling der begrooting allereerst de algemee ne beschouwingen gevoerd, maar nu is die voor buitenlandsche en justitie al afgehandeld en is men reeds met die van landbouw ten naaste bij ge reed, terwijl men nu pas is begonnen met de algemeene politieke beschou wingen. Ze werden ingeleid door den heer Eland, een militaire specialiteit, die dan ook een militaire zaak ter spra ke bracht, nl. naar aanleiding van het kon. besluit van 27 Sept. '12, alwaar in art. 1 staat, dat de lich tingvoor 1913 bestaat uit 23000 man, waarvan 400 man voor den zeedienst, waarvan het groote bezwaar schuilt in den duur der eerste oetening. In de militiewet is ten deze spra ke van „ten hoogste" 81/2 maand, aan welke bepaling bij de behandeling van de nota van wijziging dezer wet de uitleg is gegeven dat daarmede wordt bedoeld„8 maanden" met een klei ne toeslag om niet aan een dag te z'jn gebonden en ten opzichte van het aantal manschappon nagenoeg uveneens met een kleine toeslag. Volgens de militiewet mogen „ten hoogste" 600 man voor de zeemilitie worden genomen, terwijl men er thans slechts 400 noodig heeft. Des heeren Eland's groote bezwaar was, dat, als deze regeering met ha ren woordelyken uitleg van de mili tiewet, dat „ten hoogste" beteokent Nagenoeg, en genoegen neemt met 1 vee derde van wat ze wettelijk zou moeten nemen, een volgende regee ring eveneens genoegen zou kunnen nemen met twee derde van den wet- telijken eersten oefeningstijd. Hij is van oordeel dat de ministers moeten toestemmen, dat er zelfs gevaar be stond voor een onwettigheid van dit kon. besluit, waartegen het Wetboek van Strafrecht eene gevangenisstraf van 3 jaar bedreigt, al moge dan er kend worden dat hier „ten hoogste" echter niet zoo benepen wordt opge vat als in de militiewet, zonder het evenwel zoo ver te willen drijven, zonder aan zijn bezwaar tegen een zoodanige wetsuitlegging te kort te doen. De volgende spreker, mr. Rink be woog zich meer op het algemeene* terrein van beleid dat de regeering hoeft gevolgd. Onder de meest gunstige omstan digheden werd het bewind gevoerd in de Tweede Kamer een meederheid van 18 stemmen en in de Eerste eene van 14, het is een positie om in alle opzichten zijn program te ver wezenlijken. Gaat men na wat in het tijdstip van 5^2 jaar dat de Regeering het roer van staat in handen heeft, dan is van het program der Regeering nog slechts een zeer klein deel verwezen lijkt en het past aan de rechterzijde zich tot bescheidenheid in te binden tegenover haar verwijt dat de linker zijde machteloos is tot regeeren. In 1909 werd het anti-revolutio nair program van werkzaamheid op gesteld met deze vier eischen invoe ring van gezinshoofdenkiesrecht, idem van sociale verzekeringen, herziening van het tarief en meer gelijkheid van het bijzonder met het openbaar on derwijs, wat betreft de uitkeeringen uit 's rijks kas. Alleen is aan het laatsteruimere subsidiëering van het bijzonder on derwijs, volledige uitvoering gegeven. Er is zelfs meer toegestaan dan de regeering vroeg. En er naar gevraagd verklaarde de regeering dat zij meer subsidie had willen geven, maar min der voorstelde met het oog op den toestand der financiën. Tijdens de behandeling van het ontwerp waren deze inmiddels zooveel gunstiger ge worden, dat zij niet langer weerstand behoefde te bieden. Verder heet het in het regeerings- antwoord dat 's lands financiëen zoo weinig gunstig werden voorgesteld, dat de extra-ordinaire belastingen worden bestendigd. Er is dus twijfel of deze beide voor stellingen elkander dekken. Al sten hij het onderwijs van overheidswege hooger omdat dit meer kansen biedt van aan eischen van volkomenheid te voldoen, dan het bijzonder, toch wil hij aan dit laat ste geen financiëele Staatshulp ont houden. De regeering meent echter dat van overheidswege slechts voor openbaar onderwijs moet worden ge zorgd zoover de maatschappij daarin te kort schiet. Dit is in strijd met letter en geest van de Grondwet. En aanvaardt mr Rink dat de Minister van Bin- nenl. Zaken naar zijn opvatting de Grondwet loyaal ten uitvoer legt, zoo overheerscht diens opvatting in zake het openbaar onderwijs het onvoor waardelijk voorschrift van art. 192 der Grondwet. Behalve de onderwijsparagraaf van het program is er van de sociale wetgeving zoo goed als niets terecht gekomen. Misschien zal, met inspan ning van alle krachten de invalidi- teits- en ouderdomsverzekering tot stand komen, maar van gezinshoofden kiesrecht en herziening van het Ta rief komt stellig niets. Ten aanzien van dat kiesrecht heeft hij den indruk dat noch de Regee ring, noch de meerderheid van plan zijn geweest om dit punt in deze pe riode aan de orde te stellen. De uitkomst is in hooge mate te leurstellend voor regeering en rechter zijde, en het kan zijn nut hebben aan te toonen, dat de geloofseenheid aan de rechterzijde niet waarborgt die po litieke eenheid en kracht, noodig om staatkundige hervormingen te ver wezenlijken. Is er voor de linkerzijde geen re den tot klagen over het niet tot stand brengen van de regeeringspunten, wel zijn er die voor het niet tot stand brengen van belangrijke maatregelen die buiten de partijpolitiek liggen. Zoo had hij van den bekwamen leider van dit kabinet zoo gaarne een herziening van ons gemeentelijk be lastingstelsel gezien. Van den voortvarenden, energieken minister van waterstaat ware een voorstel tot drooglegging van de Zui derzee hoogst welkom geweest, een grootsch werk dat Nederland zou ten goede komen en waarop het in het nationale jaar 1913 zoo trotsch zou zijn als het aan zijne elf provinciën een twaalfde had zien toegevoegd. En van den werkzamen minister van Landbouw had hij gaarne gekre gen een# opheffing van het jachtrecht, gelijk die is verkregen van de ver ouderde instelling van het tiendrecht. Overtuigd van de zware taak van regeeren, vraagt hij, als in den aan staanden zomer de meerderheid der kiezers het vertrouwen in deze re geering bestendigt, deze drie gewich tige onderwerpen in het program op te nemen en tot oplossing te brengen. Maar daarvan is hij niet zoo zeker. Als deze regeering aanblijft, dan dringt een eerezaak tot werken aan de onafgedane puntengezinshoofden kiesrecht, sociale verzekering en ta riefherziening. De tot stand gekomen vrijzinnige samenwerking wenscht een algemeen kiesrecht voor mannen met evenredi ge vertegenwoordiging, terwijl de al- gehenle uitsluiting van de vrouw van het kiesrecht moet worden weggeno men. Zij wil voorts in plaats van een verplichte verzekering met pre mie betaling een vrijwillige met steun uit de Staatskas, opdat de kosten hiervan niet worden geput uit de beurzen der minst-draagkrachtigen, en eindelijk wil zjj eene handhaving van het vrijhandelstelsel, waardoor Nederland krachtig werd. Geve het Nederlandsche volk in den zomer van 1913 een beslist ant woord bij de stembus door dit alles te eischeu in den vorm eener over winning van de vrijzinnige partijen. Prof. Drucker ving aan met te wij zen op een paar punten hoe de Staat der Nederlanden pleegt te procedeeren om er uit te concludeeren dat de Staat, die de hoeder van het recht moet zijn, in elk geval het voorbeeld moet geven voor goede manieren. De verwachtingen van het vijfjarig bewind dezer regeering dat zoo vrucht baar had kunnen zijn als niet ot nauwelijks in ons land is voorgeko men, zijn nauwelijks bevredigend te noemen. Dit behoeft spr. eigenlijk niet aan te toonen, waar men zelfs in de uitingen van de rechterzijde, in plaats van een toon van voldaanheid over het tot stand gebrachte en van moed voor de toekomst, niet anders dan eon matte toon aantreft. Ook in de stukken der Regeering keert die toon terug. Maar ze be helzen ook de klacht over gebrek aan medewerking van de leden der oppo sitie. Waar geen dezer leden zich onfeilbaarheid toeschrijft, had de Re geering, bij indiening van goede voor stellen, over bemoeilijking of schijn van obstructie niet te klagen. Niet weinigen jnichen over de wer king der beginselen, waarin de rech terzijde leeft, als zij ondervinden dat zij en hun vrienden meer dan ande ren in aanmerking komen voor be noemingen en subsidien, en die het Kabinet willen blijven steunen van wege de voortzetting van dien gou den regen. Vragende wat die beginselen heb ben opgeleverd, dan antwoordt spr. dat in onze Staatkundige vraagstuk ken de z. g. christelijke rechtsbegin selen geen richtsnoer hebben gegeven, behoudens de verhouding tusschen bijzonder en openbaar onderwijs. De kleine geschillen die de harmo nie dreigen te verstoren, laat spr. rusten. Hij vraagt naar de doorwerking der gemeeenschappeiyke beginselen in het Staatsbeleid. Op zedelijk gebied. Is er iets ge daan voor Zondagrust (behalve voor de apothekers)? Niets. En geen wonder. Er is een te groot verschil in opvat ting over Zondagsviering en Zondags heiliging. Wanneer men in Den Haag een ernstige muziek-uitvoering op Zondag bijwoont, ontmoet men daar katholieken, trouwe leden der coalitie. De katholieken houden vergaderin gen en optochten (en wat niet al I) op Zondag. Ofschoon zij hunne coaliti-

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1912 | | pagina 1