■fymm muvc>$" M ÊbutUntiM(xb wv mnhutt. No 1973. Woensdag 4 December 1913. 33e Jaargang. De oorlog. BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per 3 maanden ƒ0.50, franco per post 0.55, voor België /0.75 en 1 dollar a 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika. Abonnementen worden mede aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiën van 15 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag te twee ure. Dit blad verschuilt eiken Diusdag- en Vrijdagavond bU den uitgever C. DIELEHAN te Breskens. Over dezen onverkwibkelijken strijd sprekende, is men geneigd te denken aan het naderend einde. Althans, het meest belangrijke nieuws dat we er in de telegrammen van de N. R. Ct. van lezen, is, dat een wapenstilstand tusschen du verbonden Balkan Staten en Turkjje aanstaande is, waarvan het protocol nu wel al zal geteekend zijn. Het is meer dan waarschijnlijk dat nu ook binnenkort een onderhande ling over den vrede te voorzien is. Begrijpc lijkerwijze zal de beëindi ging van dezen bloedigen krijg eene opluchting zijn voor geheel Europa. Want wat uit dezen oorlog kon voortvloeien was moeilijk te voorzien. De wapenstilstand zal, naar ver moed wordt, twee weken duren. Naar men verneemt zou Adriano- pel Turksch blijven en Albanië en Macedonië zelfbestuur zouden krijgen. De Turken zijn er dan ook op voorbereid dat een deel van hun ge bied voor hen verloren gaat. Men mag echte een vrede verwach ten, die de belangen van de betrok ken staten niet zal schaden en, even min den nationalen trots zal kwet sen, maar de grondslag zal zijn voor een toekomstige vriendschap tusschen de vijf staten. Het vinden van een grondslag voor deze overeenkomst is zeer mogelijk. De acte van San Ste- fano kan daarvoor dienen. Turkije kan zich er dan mee troos ten, dat de nieuwe vrede slechts een ten uitvoer legging van oude bepa lingen is. Ook de Balkan staten zou den daarmede tevreden kunnen zijn, doordat ze nu met eigen kracht ge wonnen hebben, wat zij eens door Rusland's hulp gekregen hadden en zij er nu geen groote mogendheid dank voor behoeven te weten. Ook hebben de bepalingen van San Stefa- no geen definitief karakter gedra gen, terwijl het nu noodig zal zijn de kaart van den Balkan een definitief karakter te geven. Adrianopel kan Turkije echter niet opgeven. Als de Balkan-staten dit willen hebben, zou den zij er een Elzas-Lotharingen-kwes- tie van maken. Maar zoover zal het niet behoeven te komen. Ten opzichte van Macedonië ver klaarde de Grieksche minister van ju stitie, die aldaar de officiëele vertegen woordiger van zijn land is, omtrent het vorengenoemde zelfbestuur: „Het voornaamste doel is een on partijdig in te stellen, beantwoordende aan de plaatselijke behoeften en ge vestigd op den grondslag der bescha ving. Men hoopt dat doel te berei ken door alle nationaliteiten gelijk en rechtvaardig te behandelen. Ik heb do noodige maatregelen genomen door ervaren ambtenaren, behoorende tot alle nationaliteiten, te benoemen om de openbare orde en veiligheid te ver zekeren. Ik zal den post- en tele graafdienst verzekeren en bet dou anewezen regelen overeenkomstig alle wettige verlangens van de kooplieden. De rechtspleging biedt eigenaardige moeilijkheden. Ik heb rechtbanken ingesteld volgens het grieksche stel sel maar die de Turksche rechtspraak moeten toepassen. Ik verlang zeer, dat er tusschen de verschillende be standdealen der bevolking broederlijke betrekkingen zullen bestaan, die op volkomen gelijkheid voor de wet ge grond zullen zijn." Inmiddels zullen de omstandigheden steeds in aanmerking moeten guno men moeten worden of de vrede die op den wapenstilstand zal volgen, van duurzamen aard zal zijn en meer nog of de oplossing van geschillen uit den oorlog voortvloeiende, in bevredigen den zin zal zijn. Immers, al is de verhouding tusschen Oostenrijk-Hongarije en Servië ver beterd, toch eischt een eindoplossing groote omzichtigheid, meer om de samenvloeiing van belangen van an deren, dan om de zaak zelf. Zoo wordt uit St. Petersburg aan het „Berlijnsche Dagblad" gemeld, dat diplomaten van het drievoudig verbond (Duitschland, Oostenrijk-Hon garije en Italië) met bevrediging vast stellen dat ondanks het bezwarende van de Weensche pers de vriendelij ke betrekkingen tusschen hen en het ministerie van buitenlandsche zaken onverminderd voortduren. Aan het ministerie wordt verzekerd, dat de Oostenrijksche diplomatie tot op dit oogenblik nog geen bepaald geformu leerde voorwaarden in de Servische kwestie gesteld heeft. Op het oogen- hlik is alleen een vriendschappelijke gedachtenwisseling aan den gang, die ten doel heeft ieder conflict te vermijden. Deze gedachtenwisseling heeft den wensch van Rusland, om een overeenkomst te scheppen, tot grondslag. Totnutoe heeft ook de Servische regeering geen bepaald geformuleer de voorwaarden gesteld, daar Pasjits, als voorzichtig staatsman eerst den loop van de dingen af wil wachten voor hij zijn voorwaarden formuleert, die overigens bij de regeering bekend zijn. Daartegenover trachten, zoo verze kert men, de Oostenrijksche en Ita- liaansche diplomatie door de bemid deling van Petersburg op Servië in vloed te oefenen en het meer geneigd te maken tot een compromis. Deal- gemeene toestand kan naar de mee ning van diplomatieke kringen pas dan slechter worden, als de groote mogendheden bij de beraamde confe rentie of op een congres de vredes voorwaarden zullen registreeren. Het gevaar ligt in dit geval alleen in de atmosfeer van wederzijdsch wantrouwen, die in de Oostenrijksche en Russische pers aan den dag komt en die gevoed wordt door zekere voorzorgsmaatregelen, die in de te genwoordige* omstandigheden onver mijdelijke zijn. Dit zielkundige oogenblik moet men bij het beoordeelen van den toe stand ten zeerste in het oog houden en ook de diplomaten van Oostenrijk en Rusland houden er wel degelijk rekening mede. Men kan ook te dezen opzichte de dag niet prijzen voor het avond is, en voor de volledige afwikkeling van de Balkan-nazaken, kan men niet zeg gen, dat ze volkomen zijn opgelost. Alsof de Fransche regeering op al le mogelijke gebeurlijkheden wil voor bereid zijn, tenzij men haar ver keerde bedoelingen wil toeschrijven wordt uit Parijs aan de Voss. Zei- tung gemeld, dat de regeering in al le stilte haar door de voorzichtigheid geboden militaire voorbereidingen voor het geval van oorlog voortzet. Ze heeft in den laatsten tijd alle beschikbare steenkolen op de markt aangekocht, zoodat er een formeele kolennood in de grootindustrie en bij de spoorwegen heerscht. De kolen handelaren deelen reeds aan de par ticuliere afnemers mede, dat de prij zen der brandstoffen binnenkort 4 tot 5 francs per ton zullen worden ver hoogd. De proefmobilisaties worden thsns in verschillende deelen van het land afzonderlek voortgezet. In verbane met bovenstaand tele gram verdient een artikel in de „Ma- tin" van Zaterdag de aandacht, het welk zich bezighoudt met de duurte der steenkool en waaraan wij de vol gende passages oDtleenen, die er dui delijk op wijzeD, dat de „Voss. Zeit." mistast, waar zij de duurte hoofdza kelijk toeschrijft aan de militaire maatregelen De Parjjsche groothandelaren heb ben hun afnemers gewaarschuwd, dat de steenkoolprijzen van December af zullen moeten worden opgeslagen wegens den algemeenen steenkolen- nood. Aan den anderen kant hebben de industrieelen de grootste moeite, om zich voorraad te verschaffen. Ziehier een karakteristiek voorbeeld de admistuatie der Staatsspoorwe gen had in het begin dezer maand het leveren van 360.000 ton steenkool aanbesteed. Ondanks al haar pogingen, kon zij maar 100.000 ton machtig worden, door zich tot de Fransche en Engel- sche mijnondernemingen te wenden. Bovendien moest zjj zich een verhoo ging van 4 tot 5 francs per ton op den koers van verleden jaar laten welgevallen. Naar aanleiding van de gangbare bewering, dat de gespannen Europee- sche toestand de eenige oorzaak is van dezen nood, daar de groote mo gendheden ontzaglijke hoeveelheden steenkool voor hare vloten zouden hebben ingeslagen, heeft de „Matin" zich om nadere inlichtingen gewend tot het hoofd-comité der Fransche steenkolenmijnen, waar het blad het volgende te hooren kreeg: yHut is niet onmogelijk, dat de voorzorgsmaatregelen der groote mo gendheden een tijdelijke schaarschte aan steenkool hebben teweeggebracht. Het is bijv. voor niemand een geheim, dat de Engelsche admiraliteit aan zienlijke inkoopen heeft gedaan. De huidige crisis heeft echter een dieper oorzaak, van economischen en socia len aard. Om te beginnen wordt zij teweeggebracht door de toenemende wanverhouding tusschen vraag en productie, en dat in alle landen. In 1912 bedroeg het verbruik 44.800.000, terwijl het in 1911 tot 59.362.000 ton was gestegen. De productie echter steeg in dat zelfde tijdsverloop slechts van 30 tot 39 millioen ton. Deze vertraging in de productie is aan de sociale wetgeving te wijten, die den arbeidsduur in de mijnen heeft beperkt, terwijl de loonsverhoo- gingen de mijnondernemingen minder deden opbrengen. Zoo is in het noor den, volgens de officieele statistieken, de dagelyksche opbrengst der mijn werkers van 1020 kilo in 1821 ge daald tot 958 kilo in 1905 en 915 ki lo in 1910 Bovendien zijn er geen werkkrach ten genoeg. Alle mijnopzichters con- stateeren eenparig, dat zij 10 pCt. te weinig personeel hebben. Gedurende de Sardinen-crisis hebben zij getracht de Bretonsche visschers aan het werk te zetten, maar geen hunner is in de mijnen gebleven. In Engeland is de toestand hetzelf de. De productie neemt geregeld af door de dubbele uitwerking van de reglementeering van den arbeid en het gebrek aan handen. In België zijn de industrieele behoeften zoo groot, dat dit kleine land, dat nog kort geleden steenkool uitvoerde, zich thans genoodzaakt ziet, by zjjn bu ren aan te kloppen. Duitschland ten slotte, dat de op brengt zijner mijnen uitnemend weet te benutten, exporteert alleen dan, wanneer het aan de vraag zjjner ei gen fabrieken voldaan heeft. Ten gevolge van den samenhang der in dustrieele behoeften kan het voorko men, dat Duitschland steenkolen ter onzer beschikking stelt als wij er het minst behoefte aan hebben, en omgekeerd. De wet van de vraag en aanbod zou dus voldoende zijn, om de hause op peil te houden, al steeg de kost prijs der koopwaar niet door het toe nemen der sociale en fiscale lasten. In 1891 kwam de werkman op 6.09 francs per ton; in 1911 op 7.46 frcs, dat is 22 pCt. meer. Ook dit zijn officieele cijfers. Dit zijn de voornaamste redenen der huidige duurte, waarbij nog ge voegd moeten worden, oorzaken van ondergeschikt belang, als de staking der Engelsche mijnwerkers, de ver hooging van den vrachtprijs in En geland, de oorlog in het Oosten. Aldus verkrijgt men de verklaring van een economisch verschijnsel,

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1912 | | pagina 1