tymm
'Mum* m M>utUnikU<xb
MttUxttt.
Binnenland.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco
per post 0.55, voor België 0.75 en 1 dollar
a 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bp
boekhandelaren en brievengaarders.
No 1966.
Zaterdag 9 November 1912.
22e Jaargang.
Advertentiën van 15 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
Rumor in Cassa.
BRESKENSCHE COURANT,
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEHAX te Breskens.
De strijd om den opengevallen zetel
der Tweede Kamer in Ommen door
het bedanken van dr Kuyper, kan
vrijwel worden beschouwd als een
klein voorspel van den grooten stem
busstrijd van 1913.
De afloop der herstemming op ver
leden week Maandag weet men.
Baron Mackay te 's Gravenhage,
behoorende tot 1e Chr. Hist, partij
werd er gekozen.
De groote ontstemming over het
feit dat de heer Mackay in herstem
ming kwam, werd verre overstemd
door het resultaat van zijne verkie
zing, die beschouwd werd als een in
breuk op de politieke afspraak in de
rechtsche coalitie dat de zetel van
een der verbonden partijen niet door
een ander partijgenoot mag worden
betwist.
De omstandigheid dat in Ommen
dit nogtans plaats vond, is oorzaak
der meest felle verbittering in het
antirevolutionaire kamp.
Hooren we echter het verloop dezer
zaak zooals baron Mackay dat geeft
in een uitvoerig schrijven in de N.
R. Crt., waaraan we het volgende ont-
leenen
16 September jl. ontving ik van
den secretaris van het Central comi
té der Christ. Hist. Unie in het di
strict Ommen een schrijven, waarin
hij zeide, te hopen, dat men meteen
Christ.-Hist. candidaat en dan
met mij zou uitkomen. Ik ant
woordde hem, dat een Kamerzetel
voor mij weinig bekoring had, maar,
dat ik mij wel vereenigen kon met
het denkbeeld, om het nu en dus
niet pas in 1913 uit te vechten
met de a.-r. broederen.
Later las ik in „De Nederlander"
het advies van het hoofdbestuur. Dat
dacht er dus anders over. Waarom,
dat wist ik niet. Evenwel legde dat
advies voor mij genoeg gewicht in de
schaal, om, toen ik na de Neder
lander" het bericht van mijne can-
didaatstelling kreeg, terstond aan den
secretaris, den heer Van Dorland, te
schrijven, dat ik voor de candidatuur
bedankte. Hiermede was, meende ik,
de zaak uit.
Daar ontving ik 2 October een schrij
ven van den heer v. D., mij melden
de mijne candidaatstelling. 3 Octo
ber een nader schrijven, waarin hij
verklaart, met groot leedwezen ver
nomen te hebben uit mijn antwoord,
d.d. 2 October, dat ik voor de candi
datuur had bedankt. Den ochtend
van den öden October ontvang ik
weer een brief van den heer Van
Dorland, gedateerd 4 October, waar
in hij mij bericht, dat mijn candida
tuur wordt gehandhaaft en dat men
niet meer terug zal treden. Tevens
meldde hij mij, dat hij dien 6en Oc
tober hoopte confereeren te Amster
dam met den secretaris der Chr.-Hist.
Unie. Ik besloot, daar ook heen te
gaan en dien secretaris der Unie, mr,
Verkouteren lichtte het advies toe, de
heer v. Dorland was niet bevredigd,
maar ik had gelegenheid, om in te
genwoordigheid van mr. Verkoutoren
mijne houding nader te verklaren en
bij mijn bedanken volhardde.
De heer Van D. en ik vertrokken,
liepen een eind samen op en scheid
den later op straat. Op zijn herhaald
aandringen ook toen nog, om op mijn
besluit terug te komen, herinnerde
ik v. D. aan mijne verklaring bij mr.
Verkouteren.
Ik dacht niet meer met den heer
v. D. te zullen correspondeeren, toen
ik 17 October opgescheld werd door
de telephoon en van een der Kamer
leden vernam, dat in de „Prov. Over.
en Zwolsche Courant" een adverten-
tentie stond, welke o.m. inhield, dat
ik de candidatuur had aanvaard. Ik
haastte mij naar de Kamer, zag de
advertentie en schreef onmiddellijk
een ingezonden stuk in dat blad.
Baron Mackay gaat dan verder het
gebeurde na, bespreekt o. m. het
strooibiljet.
Van dit voor mij zeer compromit-
teerend strooibiljet, dat juist onmid-
delijke tegenspraak noodig zou gehad
hebben, heb ik eerst veel later ken
nis gekregen, toen jhr mr de Savor-
nin Lohman het mij toezond.
Baron Mackay zet dan uitvoerig
uiteen, waarom z.i. den heer Van
Dorland, in verband met dit strooi
biljet, geen blaam kan treffen.
Het was mg na de candidaatstel
ling gebleken, dat Chr.-hist. kiezers
mijne weigering betreurden, niets lie
ver zagen, dan dat ik nog den strijd
aanvaardde, maar indien ik passief
bleef, den anti-revolutionaire candi
daat zouden steunen.
De zaak overwegende en met an
deren te 's-Gravenhage besprekende,
kwam ik er toe, mij af te vragen of
ik wel loyaal deed tegenover mijne
Chr.-hist. geestverwanten, door hen
in den steek te laten, nadat ze zg
het tegen mijns wensch in - mijne
candidatuur hadden gehandhaafd.
Voordat ik deze vraag beantwoor
den mocht, had ik nog een andere
eerst onder de oogen te zien, deze
nl.zijn wij, Chr.-hist. niet verplicht
tegenover onze anti-revolutieonairen
coalitie-broeders hun candidaat over
te nemen
Bij bevestigende beantwoording van
die vraag zou alle redeneering ophou
den. Maar die vraag mocht en moest
ik ontkennend beantwoorden. Daar
over echter zelfs geen verschil van
meening. Een eerlijke strijd bij de
stembus kwam den Chr. Historischen
dus toe.
Daarby Uet echter h6t hoofdbestuur
van de Unie (dier partij) hen in den
steek. Moet ik, zoo vroeg ik mg af,
mag ik dit voorbeeld volgen Nu de
candidatuur gehandhaafd was gewor
den (wat ik niet kon vermoeden, toen
ik bedankte), stond ik anders tegen
over het advies van het hoofdbestuur
dan vóórdat ik bedankt bad,
Naar aanleiding der bespreking van
het strooibiljet schrijft baron Mackay
dan nog
Gelijk ik reeds heb medegedeeld,
verlieten de heer van Dorland en ik
te zamen op 5 November de woning
van den heer Verkouteren. De heer
v. D. drong er bij mij op aan toch
de candidatuur aan te nemen. Te
vergeefs, gelijk ik boven reeds heb
gezegd.
Na eenigen tijd zeide hij„En als
u in herstemming komt waarop ik
terstond antwoordde„zeker, zeker,
dan kom ik, en ga met u den boer
op". Eene herstemmingdat was
het laatst waar ik aan dacht.
Ik rekende op eene overgroote min
derheid een belofte, als ik schert
send mgn begeleider toevoegde, was
niet te gewaagd. Zondag 20 Oct.,
den dag voor de eerste stemming,
schreef ik den heer v. D.„wanneer
deze brief u bereikt, zal de uitslag
bijna bekend zgn, en zal deze verkie
zing wat mij betreft uit zijn. Gij
moet 't u niet aantrekken, dat ik in
de minderheid zal gebleven zijn. Zoo
lang men kan zeggen„alles is ver
loren, behalve de eer", dan is 't nog
zoo erg niet. En nu zonder morren
op mr Van der Vegte gestemd".
Na de eerste stemming ben ik na
tuurlijk niet naar het district gegaan.
Daargelaten, dat het kwalijk aanging
zich op zoo'n schalksch gezegde te
beroepen, schreef ik den heer Van
Dorland, dat ik sr niet aan denken
kon.
Een dag verder schrijft baron Mac
kay
De beoordeeling van mijn houding
na de stemming en voor de herstem
ming, in 't bijzonder van van mijne
verklaring van 25 October die ik
achteraf ook afkeur en betreur
zal ik niet weerleggen, omdat ik mij
bepalen wil tot het meedeelen van
feiten en omdat mijne tegenstanders
iedere ter goeder trouw gedane ver
klaring mijnerzijds zullen verwerpen.
Ik wil evenwel van deze gelegen
heid gebruik maken om de honderden
die mg van hun belangstelling blijk
hebben gegeven, daarvoor hartelgk
dank te zeggen. Velen die mg heb
ben gegriefd door hun smalende woor
den, zullen, naar ik vertrouw, tot an
dere gedachten komen.
De mateloos felle aanval van „De
Standaard", noch het razen van „De
Maasbode", hebben die schrijnende
pijnen aangedaan, als de miskenning
en smaad van hen, die mij jaren ken
nen. Ik heb te lang aan den weg
getimmerd, dan dat men mijn karak
ter niet zou kunnen beoordeelen. En
voor die beoordeeling vrees ik geen
oogenblik. Indien ik heden van de
aarde moest scheiden, dan zou ik
mijnen kinderen een onbezoedelden
naam achterlaten. Doch niet meer
den den naam van coalitie-man.
De innerlijke strgd, door mij in de
afgeloopen week gestreden, heeft er
toe geleid mijne staatkundige inzich
ten nader te overwegen.
Na dien strijd ben ik wel o vertuigd
aanhanger van de Christ. Hist, rich
ting gebleven, maar het is mij duide
lijk geworden, dat met de coalitie
moet worden gebroken. Dat wil zeg
gen voor mij een staatkundige breuk
met mannen als jhr De Savornin Loh
man, dien ik vereer als weinigen, als
dr J. Th. de Visser, jhr mr D. J. de
Geer e. a., met wien ik door banden
van jarenlange vriendschap ben ver
bonden. Dat aarzeling niet ia uitge
bleven, zal niemand mogen verwon
deren. Maar die wijfelingen zijn over
wonnen, en ik de door de „Stan
daard" vogelvrij verklaarde, verklaar
mij als een vogel zoo vrij van de
banden der coalitie.
Het openbare leven zal zich nu
wellicht voor mij sluiten. Mijne man
daten voor Staten en voor Raad zal
ik ter beschikking stellen van de
Chr.-Hist. kiesvereeniging. De be
langwekkende wekkring in den ge
meenteraad zal ik noode missen, en
moeilijk zal het mij vallen wellicht
de vriendschap mg nor A.-R. en R.-K.
ambtgenooten te moeten derven.
Wat mg betreft geen persoonlijke
atagonisme.
Slechts de overtuiging, dat het we-
zenlgk heil van ons vaderland ver
breking der coalitie vordert, heeft mij
gebracht tot dezen, voor mg, en
ik ben er mg van bewust ook
voor ons volk zoo gewichtigen stap.
Het Nederlandsche „Roode Kruis"
heeft ook eene ambulance ofafdeeling
uitgezonden naar het oorlogsterrein
in den Balkan en wel naar Grieken
land.
Maandagnamiddag heeft deze Den
Haag verlaten om hare bestemming
te volgen. Aan het Staatspoorweg-
station viel zoo lezen we in „de
Telegr." den leider dr Bierens do
Haan en den verderen leden der am
bulance een recht hartelgk afscheid
ten deel.
Reeds geruimen tijd voor het ver
trek heerschte aan het station eene
buitengewone levendigheid en weldra
verzamelde zich in de groote eerste
klasse wachtzaal met de leden van
de ambulance een zeer talrgk gezel
schap dames en heeren, om van de
vertrekkenden afscheid te nemen.
Onder de belangstellenden bevon
den zich o.m. de burgemeester jhr
van Karnebeek, de plaatselijk com
mandant oversee Vigelius, onderschei
dene leden van het hoofdcomité van
het Roode Kruis, de eere-leden jhr
Laman Trip en Vervloet, vele leden
van het vrouwencomité, zusters uit
de Roode Kruis Kliniek en predikan
ten ds Gerritsen en dr Cramer en
tal van andere belangstellende familie
leden, vrienden en vriendinnen. Vel#
van deze laatsten hadden bloemen