'fymm
en JpwrfettfieBlaÊ»
wt
pe^elijK
Scherpe contrasten.
BRESKENSCHE COURANT
^<JWWWw
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco
per post 0.55, voor Belgie 0.75 en 1 dollar
3 kwartalen by vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bp
boekhandelaren en brievengaarders.
Mo 1962.
Zaterdag 26 October 1912.
22e Jaargang.
Advertentien van 15 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar
plaatsruimte. By abonnement lager tarief.
Advertentien worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrydagmiddag te twee ure.
Dit blad verschijnt elkeu Dinsdag;- en Vrijdagavond bü den uitgever C. IIIELEHAN te Breskens.
Het klinkt als een bittere ironie
Terwijl in Neerlands residentie, het
middelpunt van de internationale be
weging ten gunste van den algemee-
nen vrede, de hoofdstad als het ware
van den wereldvrede, alle krachten
worden ingespannen ten einde toch
maar tijdig gereed te komen met de
voltooiing van het vredespaleis, dat
hoogoprijzend symbool van internatio
nale verbroedering, het trotsche bouw
werk, bestemd als hoegeschool voor
de diepgaande studie van het volken
recht, als tempel voor de prediking
van naastenliefde en volkeueendracht,
als rechtzaal waar wijze mannen zul
len zetelen om op onbloedige wjjze
in geschillen tusschen volken te be
slissen Terwijl in Deo Haag nij
vere handen zich reppen om dat ge
bouw der Volken te sieren met ie
geschenken door alle natiën met groote
bereidvaardigheid en in broederlijke
harmonie daartoe bestemd, opdat nog
in het volgende jaar de gansche we
reld zal kunnen worden uitgenoodigd
tot viering van het algemeens ver
broederingsfeest bij de inwijding van
het paleis waar de vorst des vredes
hof zal houden en de vredes-palmen
zal uitreikenTerwjjl de gansche
menBchheid zich verblijdt over zulke
verheugende teekenen van vooruit
gang der vredesidée terwyl het
een Vrede op aarde 1 lykt, wordt
daar in Europa's zuidoosthoek de
Dorlogafakkel ontstoken en hebben op
het Balkan-schiereiland reeds bloedige
botsingen plaats tusschen de vijande
lijke legers.
De lang gevreesde Balkanoorlog is
gekomen. De felle krijg is aange
vangen aan alle kanten en over de ge-
heele liniehet gansche gebied van
de Balkan staat in vuur en vlam en
een schrikkelijk pleit voor dwang en
voor vrijheid staat te wachten.
De oorzaken? Ze zijn velel
Misschien had Turkije door het tij
dig aanbrengen in Macedonië van de
hervormingen, waartoe het verplicht
vas, den oorlog kunnen voorkomen.
Visschien ook niet. De begeerte naar
sachtsuitbreiding zou wellicht de
lalkanstaten dan een ander voor
wendsel hebben doen vinden. Mis-
Khien zouden zij zelfs zonder reden
den oorlogsband in het land van den
üieken Man hebben ontstoken. Wel
licht is dan ook rassenhaat en gods
dienstverschil de hoofdoorzaak van
deze botsing.
Zooveel staat echter wel vast dat
l>i) de oorlogsbegeerte der Bulgaren,
Itontenngrijnen, Serviërs en Grieken,
niet weinig geprikkeld door het hulp
geroep der geplaagde Christenen op
Turkseh Gebied, het ook van de
handigste en werkzaamste diplomatie
ten vrijwel hopelooze taak zou ge
weest zijn het oorlogsgedrocht in zijn
kracht terug te drijven.
£n ditmaal was de Europeesche di
plomatie niet op haar handigst en
niet zoo werkzaam als zij wel had
kunnen zijn want er klonken valsche
noten van onderlingen naijver en wan
trouwe* in het concert der Europee
sche grootmachten.
Wie zal het winnen? Wie zal in
't eind zegevierend uit den verbitter
den kamp te voorschijn treden
We weten het niet en wagen ons
dienaangaande ook aan geen voorspel
lingen, met uitzondering, helaas van
deze eenewe verwachten, dat de
strijd bloedig en langdurig zal z^n,
wanneer de mogendheden, mits éen
van zin en alleen bezield met het
verlangen om aan de onzalige men-
schenslachting een einde te maken,
niet spoedig de. strijdende partijen
van elkander scheiden en zoodoende
voorkomen, dat handel en vorkeer nog
langer lijden tengevolge van den oor
logstoestand, dat de honderden men-
schen levens, die reeds verloren gin
gen, aanwassen tot duizenden, dat
nog meer wreedheden zullen worden
gepleegd, nog meer tranen worden
geschreid.
„Mits één van zin schreven we
boven. En we schreven dat meteeni-
ge schroom. Want inderdaad de groot
machten moeten zich, als ze eerljjk
willen zijn, wel ietwat linksch en on
beholpen en wellicht beschaamd ge
voelen, in de rol van zede- en tucht
meester over de kleinen.
Met de overige groote mogendheden
zal mogen toezien en zorgen, dat in
de kaart van den Balkan geen wijzi
ging worde gebracht, Italië dat
den buit binnen heeft in den vorm
van het aan Turkije ontrukte Tripo
lis.
Mede toegezien wordt door Oosten
rijk, dat, alleen steunende op de scherp
te van zjjn zwaard en de toestem
ming van zijn Duitschen buurman,
nog twee geheele Turksche provinciën
Bosnië en Herzegowine, bij zijn ge
bied inljjfde, door Engeland, dat in
Egypte thans méér te zeggen heeft
dan de Turk, die er souverein was
door Frankrijk, Duitschland en vooral
Rusland, die met wantrouwig loeren
de oogen speuren of door een dei
„vrienden" ook een beweging wordt
gemaakt, welke getuigt van lust naar
machtsuitbreiding.
Inderdaad, als het „één van zin"
ontbreken mocht bij een eventueel in
grijpen der Grooten, dat zjj dan maar
liever niet ingrijpen en de strijden
den rustig laten plukharen. Dan toch
blijft de oorlogsbrand beperkt tot den
haard van oorsprongterwijl in het
andere geval de kleinste overwaaien
de vonk het vuur kan doen oplaaien
over half Europa.
De diplomatie, en dan denkt men
onwillekeurig aan iets groots, aan iets
verhevens, aan een schakel in den
samenhang van volken, die er op be
rekend is om op de raee.st oui/.tohtige
wijze het evenwicht der v.lkuu te
bewaren,
Zij vormt een stand die hoog bo
ven het alledaagsch gedoe moet zijn
verheven, en wier conversatie-mate
riaal allerminst mag bestaan in het
uitspuwen van venijn over anderen.
Dat moge het twijfelachtig genoe
gen zjjn van dusgenaamde vrienden-
kransjes, waar men uit gebrek aan
beter den voor talloozen zoo kost
baren tjjd doodt, bij diplomaten, men-
schen die een hooge positie innemen
en met een bijzonderen smaak zijn
opgevoed, moet men zulke kruipende
handelwijzen vreemd achten.
En toch, toch leveren de gezanten
van Griekenland en Turkije het spre
kende evenbeeld van het plebsche ge
harrewar. De Grieksche gezant bij
het Engelsche Hof beschuldigde zijn
Turkschen collega te Londen dat ee-
nige Turksche officieren van gezond
heid naar Griekenland gingen met
verzegelde glazen buisjes vol typhus-
en cholera bacillen om te trachten die
onder het Grieksche leger te versprei
den.
Is het wonder, dat, al is men dan
ook Turk, zich van den Ottomaan-
schen gezant een hevige verontwaar
diging heeft meester gemaakt?
Er zijn in zijne positie twee voor-
deelen ten zijnen gunste. Eerstens
is de zware beschuldiging niet juist
en privé geuit zoodat de Grieksche
gezant, wiens betrouwbaarheid meer
malen is in twijfel getrokken, onmo
gelijk de geuite woorden kan looche
nen, en ten anderen is de Turksche
gezant ruimschoots in de gelegenheid
het vrijwel belachelijke van de ner
veuss grootdoenerij, drijvend op laster
en logen, te weerspreken. „La mort
sans phrase" is in elk geval hierop
niet van toepassing.
Toen den Griokschen gezant op het
onwaarschijnlijke van deze daad werd
gewezen, verklaarde hij niettemin
„Zulk een barbaarsche daad mag
onaannemelijk schijnen, voor wie nim
mer onder de Turksche heerschappij
heeft geleefd, maar mjj verbaast zjj
volstrekt niet. Laat men maar eens
navraag doen bjj iemand, die de ge
heele geschiedenis der Turken sinds
hun komst in Europa kent, of hij ge
looft, dat de Turken voor een derge
lijke barbaarschheid zouden terug
schrikken. Zij durven wetenschappe
lijke ontdekkingen zeer zeker op een
dergelijke wijze aanwenden."
Och kom toch. Zouden de Turken
nu wezenlijk zóo snood en dom
wezen? Het zou hun slecht te pas
komen, want eén moedwillige ver
breiding van die vreeselyke ziekten
in Europa zou heel dit werelddeel
tegen hen in het harnas jagen, zelfs
in het geweer roepen. Het is meer
dan erg, dat een gezant zoo'n onzin
nig praatje in de wereld durft sturen.
D* Turksche gezant te Londen is er
verontwaardigd tegen opgekomen.
Eerstens vroeg hjj, hoe Turksche
otfi -ieren van gezondheid thans onge
merkt in Griekenland eu onder 't le
ger aldaar souden kuunen komen,
Tweedons veronderstelde hij, dat
de Grieksche troepen wel door Turksch
gebied zouden trekken. Werden dus
die soldaten besmet met typhus en
cholera, dan zouden zjj die ziekte
naar Turkije overbrengen. Ergo, de
Turken zouden ook zelf het slachtof
fer worden van die verondeistelde
snoode daad. Het geheele praatje
noemde hij uit den duim gezogen, een
infame en belachelijke leugen. En hjj
weersprak het enkel maar om er op
te wjjzen, met welke leugens het En
gelsche publiek tegen Turkije wordt
opgezet.
Onze natie staat aan den vooravond
van het honderdjarig jubileum zjjner
onafhankelijkheid.
Men zal die herdenking gepaard
doen gaan van luisterjjke festoenen
en het zal niet ontbreken aan loftui
tingen op den zegen door ons volk in
de eeuw onzer onafhankelijkheid ge
noten.
Toch is daar een groote vrees dat
onze onafhankelijkheid eenigszins ge
vaar loopt.
Het Vlissingsche fort steekt weer
de horens op.
In een ingezonden-stuk in „de Te
legraaf' schrijft iemand, oud-strijder
voor de Transvaal zaak dat, hoewel
zeker de overgroots meerderheid van
het belastingbetalende Nederlandsche
volk den duren Vlissingschen fort-
bouw als geldverspilling beschouwt,
in weerwil dat het vanzelf spreekt,
dat er ook een vrij groot aantal per
sonen is, dat financieel belang heeft
bjj dezen fortbouw en hetgeen daar
na ondernomen zal worden een
desbetreffend artikel van den heer
Obreen de oogen van velen bovendien
reeds geopend zal hebben voor het
uiterst gevaarlijke spelletje, dat hier
gespeeld wordt door ministers, die
graag groot doen, toch een antwoord
op dat artikel niet geheel overbodig,
was om nog eens goed te doen zien
waar men eigenlijk heen wil.
Duitschland, de Duitsche regeering,
zit achter de schermen. De belasting
betalende Nederlander moet nog zwaar
der worden gedrukt, invoering van
tarieven is noodig, om Duitsche be
langen te dienen, en een zekere par-
ty wil aansturen op een verbond met
Duitschland, met het gevolg van .in
voering van algemeenen dienstplicht
en steeds nieuwe militaire lasten.
Men spreekt met groote woorden van
den onvermjjdelijken Duitsch-Engel-
schen oorlog en durft Nederland aan
raden niet onzjjdig te bljjven. Dit
gaat toch wel wat heel ver. Indien
die partjj meent dat het Nederland
sche volk zich zóo gemakkelijk om
den tuin laat leiden en zich tegen het
bevriende Engeland laat ophitsen, ver
gist zy zich deerlijk. Ieder ontwik
keld Nederlander weet, dat de mis
daad van Chamberlain niet die was
van het Engelsche volk. Maar wie
was de trouwelooze ridder en povere
staatsman, die eerst den grooten Kru-