vw
fCictiu'ë' cit ^{wrfcitficBUio
De laatste eer!!
:ccu
BRESKENS
'"<7'
6
CU.
Abonnement per maanden 0.50, franco
per post 0.55, voor België ƒ0.75 en 1 dollar
a 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Xo 1757.
Woensdag 9 October IfM'J
22e Jaargang.
Advertentiën van 15 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
Dit hlaO verschijnt elkru Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEMAX te Breskens.
Naar den aani des lands en over
eenkomstig de zeden en gewoonten
van deszelfs bevolking, wordt aan ie
der afgestorvene de laatste eer be
wezen.
Dat moge er voor het stoffelijk,
zielloos overschot niets aan af of toe
doen, het hoogere in den monsoh
nobpt daar instinctmatig toe.
Alen wil aan den betreurden doode
als iets van de liefde, die men in dit
leven hem toedroeg, mede geven in
het kille, donkere graf.
Bij dit gevoel moet alle koud ma
terialisme zwijgen en is er geen plaats
voor zijn vaak dorre, leêge logica.
Naar mate men de overledene beeft
gekend of in betrekking staat tot de
nabestaanden, neemt men deel in het
verlies dat is getroffen, ja somwijlen
bewijst men mede de laatste eer aan
de beweende, door zijn tegenwoordig
heid bij de teraardebestelling.
Maar ook, al is men vreemd van
de familie, die den droevigeu stoet
vormt om de dierbare naar de laatste
rustplaats te brengen en de laatste
eer to bewijzen, die mon op aaide
bewijzen kan, dan grijpt toch voor
een oogenblik de majesteit des dood i
den stillen toeschouwer aan en doet
hem even het hoofd ontblooten bij
deze prediking van de vergankelijk
heid en de aanschouwing der godde
lijke beschikking van den mensch
stof zijt gij en tot het stof der aarde
zult gij wederkeeren.
Maar het is niet altijd mogelijk dat
bloedverwanten of vrienden de laat
ste eer kunnen bewijzen en dat men
volstaan moet met in den geest eon
laatste groet te brengen als daar de
aan boord gestorven man of vader of
zoon in den diepen oceaan wordt
neergelaten van af het dek van het
schip waarop hij de zeeën doorkliefde,
en de bemanning op de bekende wij
ze de laatste eer bewijst aan den be
weenden kameraad.
En hoevelen zijn er bovendien niet,
die hun graf in de golven vinden zon
der dat ooit meer iets van hen verno
men wordt, en die door schipbreuk,
als anderzints voor immer van de
hunnen gescheiden blijven.
Aan dezulken kan niet de laatste
eer bewezen worden zoo als men dat
zoo zielsgraag had willen doen.
De treurende weduwen, de bedroef
de vaders en moeders, de schreiende
kinderen, z\j zenden den beweenden
verlorene een stille groet uit het ge
prangde harte na naar de gewesten
van waar zij nimmer wederkeeren,
en met een traan in het oog en den
opwaarts geslagen blik willen zij op
deze wijze in den geest den dierba
ren doode de laatste eer bewijzen.
En zoo komt als van zelf in onze
herinnering op, de noodlottige 29ste
Juni des jaars 1906.
Een plotseling opgekomen vliegende
storm vervult de harten van vele on
zer vrouwen in de gemeente met
groote bezorgdheid over het mogelijke
lot dat hunne mannen en zonen zou
kunnen treffen, die op de woeste ba
ren in hunne ranke scheepkens mee-
doogenloos heen en weer goslingerd
worden.
Zij spoeddeu zich angstig naar het
strand, waar de hooge golven met
witte kuiven wild en toomeloos ko
men aanrollen om beukend en grom
mend wijd uiteen te spatten.
Zij turen en turen of niet een tipje
van hot zeil der vaartuigen van onze
visschersvloot, die des morgens was
uitg varen, in het verschiet komt.
Maar niets is aan den gezichts-ein-
der te bespeuren.
En ze weten niet of dit aanleiding
geven moet tot nieuwe bezorgdheid
dan wel tot hoop op behoud.
De angstwekkende onzekerheid
wordt dra verbroken door de tijding
dat de vloot veilig en wel is gebor
gen, maardat een der vaartui
gen den strijd tegen het woedend
(dement had verloren en dat twee
dor hunnen, echtgenooten en va-
dors van gezinnen, een prooi van de
verraderlijke, wilde zee en een offer
van huil dagelijkschen plicht wareu
geworden.
Het is onnoodig, de algemeene
verslagenhoid, die zich van ieder mees
ter maakte, te beschrijven.
Het is overbodig de deelneming in
de herinnering terug to roepen, die
zich algemeen met de zwaar beproef
den openbaarde.
En in de harten der stoere visschers
was rouw over het lot hunner mak
kers het had dan ook hun deel kun
nen zijn.
In algemeen o/6rleg werj getracht
op of omstreeks de plaats des onheils
de lijken dor verdronkenen op te spo
ren, ten einde deze aan het ontrouwe
element te ontrukken en door middel
eener behoorlijke begrafenis de laat
ste eer te bewijzen.
Het mocht niet zoo wezen. Al het
zoeken was vruchtel >os, tot dat men
ten langen leste de aangewende po
gingen moest opgeven.
En men wachtte, en wachtte
tot dat enkele dagan daarna de me-
dedeeling kwam dat vermoedelijk de
drenkelingen op het strand te Osten-
de en Breedene aan de Belgische
kust waren aangespoeld.
Men toog er heen en het vermoe
den werd juistheid.
De lijken waren, na de vinding van
de zware visscherskloeding en het
oliegoed ontdaan, gewasschen en ge
reinigd en daai na door liefdezusters
in een doodskleed gehuld en in een
lijkkist nedergelegd.
Zoo trof do zwaarbeproefde familie
hunne geliefden aan, in eene vreem
de omgeving, onder gansch vreemde
menschen, in het huis desgebeds van
de roomsch-katholieke gemeenten.
Zoo'n liefdevolle verzorging aan ver
dronken lichamen van vreemde zee
lieden, het getuigde van menschen-
initi en christenzin, en het was als
balsem voor de geslagen wonden in
de harten der treurenden.
De laatste eer die tot troost der
achterblijvenden aan hunne mannen
en vaders en broeder kon worden be
wezen, geschiedde in dit vreemde land
op eene wijze boven allen lof ver
heven.
De laatste eer
En we denken aan den man die op
vrijwel gelijke wijze het leven zal
hebben gelaten en eene kleine maand
geleden aan de kust onder onze ge
meente is aangespoeld.
De vinder brengt de tijding bij de
plaatselijke autoriteiten aan en van
wege deze wordt de ge neente-secre-
taris, bij ontstentenis van den burge
meester, naar de plaats der vinding
afgevaa digd.
Het was zeer waarschijnlijk het lijk
van een visscher, te oordeelen naar
het tamelijk lange touw voorzien van
kurken, hetwelk in hoofdzaak alleen
op visschersvaartuigen voorkomt.
Ooggetuigen beweren dat het nog
een frisch lijk was, waaraan niet de
minste lucht was te bespeuren.
Den vinder werd bevolen een kuil
te graven aan den voet der duinen.
De schop werd onder het doode li
chaam geschoven, even opgetild om
met een doffe, gedempte plomp in
zijn plaats de. ruste neder te plof
fen.
De laatste eer was ook hier bewe
zen.
Maar welk een eer Eene, waar
mede men een doode hond in den
grond stopt.
Het gemoed komt in opstand bij
zulk een koude handeling, hoezeer zy
ook door de wet mocht worden ge
steund. Als een stuk hout of ander
voorworp van waarde komt aange
spoeld, dan wordt alles in het werk
gesteld om den rechtmatigen eigenaar
op het gevondene opmerkzaam te ma
ken. En al kan nu een lijk, dat aan
ontbinding onderhevig is, niet zoolang
boven aarde blijven staan totdat mo
gelijk de nabestaande zijn opgespoord,
of in kennis zijn gesteld van de vin
ding, zoo had het toch in elk geval
op de begraafplaats kunnen zijn ter
aarde besteld.
Geen enkele landbouwer uit de
buurt zou zoo onmenschelijk zijn om
niet een wagen inet paard ter be
schikking te stellen om het stoffelijk
overschot, nedergelegd in een kist,
naar zijn laatste rustplaats te brengen.
De laatste eer!
En voor onzen geest doemt het
droevige ongeluk van voor korte ja
ren geleden op, waarbij een jeugdig
varensgezel, even buiten onze haven
over boord slaat en jammerlijk ver
dronk, zonder dat eenige redding mo
gelijk was geweest.
Een achtenswaardige visschers-fa-
milie werd er door in diep-» rouw ge
dompeld en het bcuiijneude van de
smart werd nog verhoogd door de
onzekerheid of ooit, en zoo ja, waar
het lijk is gevonden.
Van wege die beproefde familie is
nooit de laatste eer aan hun geliefd
kind kunnen worden bewezen.
Is het wonder, dat eene vergelij
king is gemaakt met de laatste eer,
die bewezen is aan den drenkeling
van laatst, en de mogelijkheid dat
ook aan hun dierbaar pand in vreem
de gewesten eén gelijke laatste eer
zou kunnen bewezen zijn?
Is hot wonder, dat onder onze vis-
schersbevolking de vraag is opgeko
men, dat ook hen, indien het nood
lot eveneens zoo jammerlijk hun le
vensdraad mocht afsnijdon, in den
vreemde een gelijke laatste eer zou
kunnen bewezen worden
Neen, zoo'n vraag is geenzins onge
rijmd.
En 't in bijzonder in naam van hen,
die dagelijks bloot staan hun leven
te laten op de wateren waar zij het
brood voor zich en de hunnen trach
ten te verdienen, en in dien der huma-
mtiet in het algemeen vragen wij,
of het mogelijk is en zoo ja, dan
twijfelen we geenszins aan de goed
hartigheid van onzen burgervader om
daartoe zijne volle medewerking te
verleenen deze moreele fout te
herstellen en het stoffelijk omhulsel
van den man, over wiens uitblijven
een weduwe kan treuren, en kinde
ren angstig kunnen vagen: „waar
blijft vader?" alsnog een plaats te
bezorgen op den akker der dooden,
opdat nog op eenigerlei wijze worde
vergo d, wat is nagelaten om hem te
kunnen bewijzen de laatste eer 1
Een zonderlinge maatregel.
Met ingang van gisteren is op de
openbare school in de kom der ge
meente een maatregel in werking ge
treden, die we, gelijk boven gezegd,
zonderling noemen.
Wat is het geval.
Voor ettelijke jaren terug voerde
het toenmalig hoofd dier school een
gewijzigde schoolgang in, die werke
lijk in goede aarde viel.
Gedurende de zomermaanden van
April rot October ving de morgen
schooltijd aan te half negen en ein
digde voor de hoogste klassen te elf
uur, terwijl des middags geene ver-
andoring werd aangebracht.
Ook in de afgeloopen zomermaan
den werd in die goede regeling geen
verandering gebracht.
En nu is die maatreg 1 definitief
bestendigd, althans ten deele.
De schooltijden zijn nu voor goed
geregeld, dat wil zeggen het heele
jaar door des morgens van half negen
tot half twaalf en des middags van
een tot drie uur.
Ket minimum schooluren is bepaald
gebleven op vijf en het eindigen van
den middagschooltijd te drie uur, staat
in verband' met het handweiksonder-
wys.