:Ujcmccn cn ,^§bmUntiMab poor ^emmc^m'unknn ONTWAAKT. So. 1653. Zaterdag 30 September 1911. Binnenland. FEUILLETON. 20e Jaar# BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.625 en voor Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond by den uitgever C. DIELEÏIAN te Breskens. Mr S. van Houten handelt in zijn jong- sten staatkundigen brief over onze po sitie tegenover de omringende grooie mogendheden als het tot een werkelijk treffen mocht komen. Vroeger dreigde er slechts gevaar voor overschrijding onzer grenzen met het doel den vijand gemakkelijker te kunnen bereiken; thans geldt het minder de on zijdigheid van ons grondgebied dan die van onzen Staat. De toestand heeft meer overeenkomst met dien van een goede eeuw geleden, toen de beide mededingers ons land in den strijd betrokken, en, wegens onze afwisselende partijstelling, beurtelings het genoegen hadden ons te plukken, zoodat ten slotte niets overbleef en het Europeesche grondgebied door Frankrijk en het koloniale door Engeland was in- geslokt. Ofschoon onze Staat veel sterker en beter georganiseerd is dan de Bataaf- sche republiek, zoude onze militaire kracht evenzeer als toen ontoereikend zijn om te verhinderen ons weder op gelijke wijze tot speelbal te maken, in geval Duitscuiaüd en Engeland practisch gesproken zoo alleen op de wereld wa ren, als indertijd Rome en Carthago. Wat thans zulke plannen of zulk be loop van zaken zonder plan als in de Napoleontische periode, voorkomt, is inderdaad de voelzijdiger ontwikkeling der wereldbelangen en krachtiger orga nisatie van het internationaal recht. Duitschland is tegenover ons opper machtig te land, maar open rechtsbrenk en machtsmisbruik tegenover ons zou den tengevolge hebben, dat de geheele wereld zich er mee bemoeide en waar schijnlijk doen uitkomen, dat tegenover een vereeniging van alle overigen ter handhaving van den internationalen rechtstoestand Duitschland betrekkelijk even zwak is, als in isolement wij tegen over Duitschland. Desgelijks tegenover ons ter zee en op koloniaal gebied. De feitelijke macht verdeelt zich thans over een grooter aantal staten, die we gens de snelheid der vervoermiddelen ook tijdig die macht kunnen doen gel den. In dit opzicht verschilt de weder- keerig onderlinge toestand van eiken vroe- geren, zeer tot geruststelling van kleine staten, die goed georganiseerd zijn, hun internationale plichten trouw nakomen en zich tegenover het buitenland een geëerbiedigde stelling weten te verzeke ren. Daartoe behoort ook een zekere mate van militaire machtsontwikkeling. Een volk dat de mogelijkheid van een rechtsbreuk niet in 't oog houdt en zich uitsluitend op de hulp van anderen ver laat, vernedert zich en wordt het slacht offer van die helders. Wjj moeten, zoo- als de zaken liggen, onze verdedigende krachten t :dig en sterk in orde brengen. Maar ook uitsluitend verdedigend en ob jectief, zonder overhelling naar de eene of andere zijde. Ook onze militaire organisatie moet er het kenmerk van dragen dat wij niet willens zijn, ons op eenigerlei wijze tot een werkdadige rol te laten drijven in een conflict, dat tusschen anderen is ontstaan. En boven de versterking op militair gebied staat het behoud der goede we- derlandsche betrekkingen op handels gebied. Aan de ervaring van landen, die hun hulpbronnen niet outwikkeleu en niet goed genoeg geadministreerd worden, om die ontwikkeling door vre'-mden te be vorderen, Egypte, Tunis, nu weder Marokko, is zichtbaar, welken over wegenden invloed economische belangen thans op de internationale positie van zwakke landen uitoefenen. De groote protectionistische staten, die de natuur lijke bevordering van hun uitvoer door vrijen invoer missen, hebben een zieke lijk streven om door politieken invloed nieuw afzetgebied te verwerven en het bestaande te behouden. Wij komen hun te gemoet door vast te houden aan ons bestaand laag tarief. Daarbij is onze industrieele en commercieele positie zoowel voor ons zelf in hooge mate be vredigend als tevens voor allen met wie wij in handelsbetrekkingen en ruilver keer staan. In dit laatste ligt een der sterkste waarborgen voor onze zelfstan dige internationale stelling, en het is een grenzenloos roekeloos plan van de regeering, deze door tariefsverhooging in gevaar te Airengen. Versterking onzer nationaliteifmoor militaire maatregelen van Coliju kan niet opwegen tegen haar verzwakking door Kolkman's tariefplan nen. Nog een opmerking ten besluite. Zul ke onweerswolken als de huidige zijn dikwijls zoo voorbijgaand. Haar oor sprong is zoo toevallig. In Engeland weifelt de openbare meening in de ap preciatie van den Duitschen vlootbouw. Ia deze werkelijk zuiver defensief voor eigen belangen of ook offensief tegen Engeland In het laatste geval zou Engeland's traditie medebrengen, de eerste de beste gunstige gelegenheid te benutten zijn overwicht te doen gevoe len en niet af te wachten tot Duitsch land den strijd begon. Het naar Agadir gezonden scheepje raakte die gevoelige zenuw. Van daar het plotseling opbruischen van de Engel- sche regeering, tevens om te toonen dat de Britsche partijen er niet anders over denken. Een dergelijk idee bestond er ook tus schen Engeland en Frankrijk in de eer ste regeeringsjarcn van Napoleon III. Hem werd door Engeland de vraag voor gelegd of hij de algemeen overheerschen- de politiek van Napoleon I wenschte te hervatten, met de bedreiging er bij wij zijn klaar. Neen, was Napoleon's be scheid, en kort daarna gingen ze te za- men Rusland te lijf. En niet zoo lang geleden brachten Egypte en Fashoda groote spanning tus schen hen teweeg, terwijl zij thans vreedzaam Noord-Afrika verdoelen. Thans antwoordt Wilhelm op de En gelsche dreiging: ik wil mijn plaats in in de zon hebben, maar geen grond gebied in Marokko, geen haven aldaar, die het strijdpunt van een maritiem oor logstation zou kunnen wordenmaak u dus daarover niet ongerust. Zoo drijft het onweer voorbij en ook het kansje voor Frankrijks weerwraak. Ook de bezorgdheid voor onze onzij digheid verliest hiermede hare onmiddel lijke belangstelling. En als eenerzjjds Duitschland met woord en daad erkent, dat Engeland's vitaalste levensbelang vrij gebruik der zee eischt en zijn rjjk door gemis daar van uiteen zou vallen, terwijl dit vrij gebruik voor Duitschland slechts een economisch belang, hoe groot ook, ver tegenwoordigt, waarvan de tijdelijke onthouding het rijk intact zou laten, anderzijds Engeland zijn aanspraak op buitrech^ bij zeeoorlog opgeeft, wat geen van beiden tot de onmogelijkheden behoort, is het gevaar voor goed verdwenen. Breskens, 29 September 1911. Op Zaterdag 30 Sept. a s. zal in het lokaal van den heer H. Weijkman al hier de najaarsvergadering worden ge houden door de onderwijzersvereeniging in het arrondissement Vlissingen. De heer J. Vreekeu, hoofd eener school te Middelburg hoopt eene voor dracht te houden over „Handenarbeid". De heer W. J. Woittiez Pz. ver trokken naar Ned. Oost-Indië bij het Europeesch lager onderwijs is benoemd tot onderwijzer 2e klasse te Magelang. De heer dr B. Brand, ats te Sluis is benoemd tot assistent bij de chirur gische kliniek te Utrecht en heeft, in verband daarmede, tegen 10 October a.s. eervol ontslag aangevraagd als gemeente geneesheer. j— 103. Zij nam ze zonder aarzeling aan en hief haar groote donkere oogen tot mij op. Wat kostte het mjj veel moeite om haar niet aan mijn hart te drukken. Pauline kent ge mjj Zij sloeg hare oogen neder. Priscilla heeft zeer dikwijls van u gesproken. Zij zeide rnjj, dat gij mijn vriend zijt, en dat ik tot gij terugkwaamt tevreden moest wezen en niets mocht vragen. Maar herinnert gij u mij niet Ik verbeelde mij dat gij nu gewis zoudt kennen. Zij zuchtteIk heb u in droomen, vreemdsoortige droomen gezien. Terwijl zij dit zeide, overtoog een hooge blos baar beeldschoon gelaat. Zeg mij eens wat gij droomdet? vroeg ik. Dat kan ik niet. Ik ben lang en zwaar ziek geweest. Ik heb veel, alles wat met mij gebeurd is vergeten. Zal ik het u dan zeggen Thans niet, thans niet, riep zij op smeekenden toon wacht, en alles zal mij wel weder voor den geest komen. Waren die droomen, waarvan zij sprak, slechts de worstelingen van haar terugkeerond geheugen Deed die schit terende ring aan haren vinger haar vaag veronderstellen, wat er was voorgeval len Ja, ik wilde wachten en hopen 1 Wij wandelden tezamen terug, terwijl Priscilla ons op eenigen afstand volgde. Paulina scheen mijn gezelschap zeer na tuurlijk te vinden. Als het pad steil of hobbelig werd, reikte zij mij hare handen toe, alsof ik haar rechtmatige steun was. Toch spïak zjj gedurende langen tyd geen woord. Waar zijt gjj van daan gekomen? vroeg zij ten laatste. Van een lange, lange reis, wel duizenden mijlen ver. Jaals ik uw gelaat zag, waart gij altijd op reis. Vondt gij wat gij zocht? vroeg zjj opgewonden. Ja; ik vond de waarheid. Ik weet thans alles. Zeg mij waar hij is. Waar wie is. Anthony, mijn eenig geliefde broe der, de knaap dien zjj gedood heb ben. Waar is zijn graf? Naast dat zjjner moeder. God dank. Nu zal ik in staat wezen daar voor hem te bidden. Zij sprak, hoewel opgewonden, zeer ver standig maar het bevreemdde mij, dat zij niet om gerechtigheid vroeg voor de moordenaars. Verlangt gij dat hij op zjjn moor denaars gewroken worde? Wraak? Welk nut kan die heb ben? Hij zal mij er niet door worden teruggegeven. Het is reeds lang gele den. Wanneer, weet ik niet; maar thans schijnt het mij vele jaren geleden te zijn. God zal hem zeker reeds ge wroken hebben. Dat heeft Hij, en in groote mate. Eén stierf krankzinnig in de gevange nis een ander is in ketens geklonken en moet slaven arbeid verrichtenal leen de derde is nog ongestraft. Vroeger of later zal ook zjjn straf komen. Wie is het Macari. Toen ik dezen naam noemde, huiver de zij en zweeg. Op het oogenblik ech ter toen wij de woning bereikten waar zij logeerden, zeide zij op zachten, smee kenden toon: Zult#gemij naar Italië, op zjjn graf brengen? Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1911 | | pagina 1