\a,mm fpêiws- m ^bntünüëkbvm -it ONTWAAKT. FEUILLETON. No. 1650. Woensdag 20 September 1911, 20* Jaarg BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per maanden 0.50, franco per post door het geheele rijK 0.55, voor Belgis ƒ0.625 en voor Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. AdvertentiSn van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. AdvertentiSn worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag-- en Vrijdagavond b(j den uitgever C. DIELftllV te Breskens. Anti-oorlogsuitingen. Oo'iog of geen oorlog is de groote vraag die thans op veler lippen zweeft en door het lid van den Raad van State generaal den Beer Poortugaal in de N. Crt. ontvouwd wordt. Bestemds is er niets van te zeggen. Hoop en vrees wisselen elkander af. Zoolang de onderhandelingen tussehen den Duitschen minister van buitenland- sche zaken en de gezant van Frankrijk tussehen de heide landen niet tot. een bevredigend einde zijn gebracht, kan men steeds plotseling voor verrassingen ko men te staan. Ook in 1870 was op een tijd van span ning een periode van groote ontspanning gevolgd. l)e Hohenzollern pretendent had reeds van den Spaanschen troon afge zien. Daarmee dacht ieder toen den vre de verzekerd, toen de oorlog toch plot seling uitbarstte. Duitschland had een nieuwe eisch gesteld, welke Frankrijks eer te na kwam. Bismarck stuurde toen op een oorlog aan. Hij had dien noodig om Duitsch- d te maken tot het machtige rijk, hetwelk 't nu is. 'Thans beleven wij gelukkig een tijd, waarin noch Duitschland noch Frank rijk een oorlog willen, ja, waarin de regeeringen en de kern der bevolkingen van beide landen dien zelfs, te recht, een ramp achten. Toch is de toestand verre van roos kleurig. Iets is er echter wat tot het behoud van den vrede kan medewerken. Daar- ep wil ik wijzen. Het is de droogte, de buitengewone droogte en hitte, die, in Amerika be gonnen, dit jaar geheerscht en nog niet heoft opgehouden de droogte, die de meeste weilanden verschroeit, de beken, Bronnen en waterputten doet opdrogen en de oogsten doet mislukken. Voeg daarbij de vee-ziekte, welke zich over Duitschland, België en Nederland heeft verspreid, en de stijgende en on rustbarende duurte der levensmiddelen voor menscheu en voor dieren, zoodanig dat zij in België en in Frankrijk reeds tot oproerige bewegingen aanleiding heeft gegeven, dan zijn dat omstandigheden van zoodanig hoog ernstigen aard, dat regeeringen, als zij de oorlogskansen overwegen, verplicht zijn daarmede duch tig rekening te houden. In 1870 ging Bismarck, toen hij met Von Rhoon en Von Moltke den politie- ken toestand besprak, niet over tot het weordenschrappeu in de bekende dépê che, waardoor hij het uitbreken van den oorlog bevorderde, voor hij, op zijn vraag aan Von Rhoon of alles bij het leger zoodanig in orde was, dat er met volle gerustheid op kon worden gere kend, een bevestigend antwoord had ontvangen. De legers van beide Staten kunnen en zullen waarschijnlijk in de beste or de verkeeren, maar er is nog een ande re macht, die ook een woordje heeft mee te zeggen. De Natuur treedt thans op als goede fee, als vrede-beschermster. Wanneer 500.000 man Duitsche troe pen met 10 000 paarden in den kortst mogelijken tijd moeten worden aange voerd tegen even zooveel Fransehe man schappen met eeti gelijk aantal paarden op een beperkt operatie terrein waar de droogte de velden verdord heeft en een waternood heeft doen ontstaan, dan kan dit, gevoegd bij de schaarschte van vee en van andere levensmiddelen, voor de legerverpleging zulke ernstige bezwaren opleveren, dat de gevolgen ervan op de oorlogs-operatiën bezwaarlijk zijn te over zien. Maar niet alleen de legers, ook de be volkingen zouden er ontzaglijk onder lij den. Thans vooral zou de oorlog on vermijdelijk achter zich aanvoeren de vreeselijke en afzichtelijke Megaera, in de gedaanten van hongersnood en pes tilentie. De cholera nadert. In de land streken waar de oorlog woedt, en ge brek en ellende heeft gezaaid, zou zij een vruchtbaren bodem vinden om rus tig en lustig voort te woekeren en ge heel West Europa te doen besmetten. De oorlog is altijd en onder alle om standigheden een rampen een diep treu rig rechtsmiddel, maar ontzettend zou thans de verantwoordelijkheid van de machthebbers en van de onderhande laars zijn, waar het ten slotte niet om een recht, maar slechts om een betrek kelijk nietig belang te doen is, nl. het wat of minder verkrijgen van handels belangen in Marokko. Dè verantwoordelijkheid van een oor log onder de vermelde omstandigheden zou zóo ontzettend groot zijn, dat het niet aan te nemen is, dat men 't tot een oorlog zal doen komen, een oorlog die zoo lichtelijk kan overslaan op an dere landen en die geweldig zal zijn als al de vernielkrachten waarover men te genwoordig beschikt, worden ontketend en waarvan do fatale terugslag de gan- sche wereld jaren lang zal doen lijden. Zulk een oorlog zou niet alleen een misslag, maar een misdaad, een mis daad jegens de inenschheid zijn. Keizer Wilhelm en Fallières staan daartoe beiden te hoog. De droogte kan er toe meewerken om het oorlogsgevaar te bezweren. Bebel, de groote leider der sociaal democraten in Duitschland, heeft op het partijcongres te Jena ten opzichte van de onderhandelingen een zeer belang wekkende rede gehouden. Hij deelde de meening van hen, die hadden beweerd, dat Bismarck een zoo domme streek ais het zenden van een oorlogschip naar Agadir nooit zou heb ben begaan. Wat zou er gebeuren als Duitschland zich in Agadir bleef vesti gen Er zouden groote havenwerken moeten worden aangelegd, die millioenen zouden kosten. Er zou daar een leger op de been moeten worden gehouden en opstanden der inboorlingen zouden er 't gevolg van zijn. Hoe nu, zouden ver standige lieden zulk een politiek kunnen steunen Hij vroeg of men over Marokko of over een stukje daarvan de ontzettingen van een oorlog moe t dragen. Hij is overtuigd, dat de ommekeer in de Marokko-politiek te danken aan den terugkeer van den keizer van zijn Noor- sche reis. Alleen het onhandig optreden der En- geische regeering verscherpte voor een oogenblik den toestand, daar het als 't ware op een ultimatum leek. Er zijn nu intusschen onderhandelin gen met Frankrijk gevoerd. Dat men deze niet in haar geheel publiceert, is te begrijpen. Maar de zwijgende poli tiek, zooals men haar sedert maanden prijst, moeten wij met overtuiging ver- oordeolen I Hoe zal de situatie in een oorlogsgeval zijn? Een revolutie van onze gezamelijke sociale instellingen zal er door te voorschijn geroepen worden. Millioenen arbeiders zouden van hun gezinnen, die niets te eten hebben, weg geroepen worden. Honderdduizenden uit den kleinen middelstand zouden failliet gaan. De koersen zouden sterker vallen dan men vorige week zag en tienduizenden welgestelde families zouden bedelaars worden. Wat zou verder door de situ atie ontstaan De massa vraagt in zoo'n oogenblik naar geen politieke werkstaking, doch schreeuwen eerder om arbeid en brood. Iedere dag van de mobilisatie kost 45 tot 50 millioen mark. In éen maand zouden dus 1800 tot 1500 millioen mark verbruikt worden. Is het wonder dat Bismarck voor een tweede botsing met Frankrijk gevreesd en alles gedaan heeft wat in zijn macht was om een tweeden oorlog te vermijden. Vele lieden praten zoo gemakkelijk over een oorlog met Frankrijk en meenen, dat wij het daar mee gauw klaar zouden spelen. Mili tairen, die op de hoogte zijn, hebben hem echter gezegd, dat het zoo gemak kelijk als in 1870 niet zal gelukken. Daarop werd eene door hem ingedien de motie tot verwerping van den oorlog, met algemeens stemmen aangenomen. t-a-i- 100. Mjjne weigering moge hardvochtig ge weest zijn, doch ik kon het niet doen Hij zag dit, en een blos van schaam te kwam over zijn gelaat; hij liet zijn hoofd op de borst zinken, en keerde zich om. De soldaat greep hem op ru we wijze bij den arm, en duwde hem naar binnen. Toen wendde hij zich nog eenmaal om, en zijne oogen ontmoetten de mijne met eene uitdrukking van wanhoop, die mij nog dagen lang voor den geest stond. Zoo staarde hij nog, toen de zware deur achter hem dicht viel en hem voor eeuwig aan mijn ge zicht onttrok 1 Ik keerde mij, diep getroffen om, en verwéet mij dat ik wellicht door mijne laatste weigering, zijn schande en straf nog verzwaard had. Ik zocht den wel- willenden kapitein weder op, en ont ving zijn woord van eer dat, welk be drag ik ook mocht achterlaten, dit ten behoeve van den balling zou worden besteed. Ik stelde hem een aanzienlijke som ter hand, en kan slechts hopen, dat een gedeelte er van hare bestemming bereikte. Daarop gelastte ik mijn gids onmid dellijk paarden te bestellen en de ta- rantass te doen voorkomen. Ik wilde nu zonder éen oogenblik te verliezen naar Engeland, naar Pauline terug keeren Na verloop van een half uur was alles gereed. Ivan en ik, wij stapten in het voertuig, de yemschik klapte met zijn zweep, de paarden sprongen voorwaarts, de schellen rinkelden vrooiijk, en voort vlogen wij door de duisternis, de terug reis van duizenden mylen tegemoet. Eerst thans, nu ik zoo zeer brandde van verlangen om thuis te komen, be greep ik den onmeteljjken afstand die tussehen mij en mijne geliefde lag. Een kromming van den weg onttrok reeds spoedig de spookachtige ostrog aan mijn gezicht, doch eerst toen wij reeds vele mijlen ei van verwijderd wa ren, begon mijn gemoed eenigszins rus tiger te worden, en eerst verscheiden dagen later kon ik ook aan iets anders denken dan aan de verschrikkelijke plaats waar ik Ceneri gevonden had, en waarbinnen ik hem, nadat mijne zaken met hem waren afgeloopen, weder had zien opsluiten. Daar dit boek geene reisbeschrijving is, wil ik de reis niet in bijzonderheden weergeven. Het weder bleef bijna on afgebroken gunstig en de wegen waren in goeden staat. Mijn ongeduld nood zaakte mij om bijna dag en nacht door te reizen. Ik spaarde geene kosten mijn buitengewoon paspoort verschafte mij versche paarden, zelfs wanneer an dere reizigers genoodzaakt waren te wachten. In vijf-en dertig dagen hielden wij voor het hotel Russia te Nisjnei Novgorod stil, met de tarantass in zulk een beklagenswaardigen staat, dat zij waarschijnlijk geen dienst meer zou kun nen doen. Ik gaf haar mijn gids ten geschenke, die haar onmiddellijk aan den waard voor drie roebels verkocht. Op mijne terugreis naar Irkutsk vond ik te Tomsk, Tobolsk, Perm en het laat ste te St. Petersburg een brief van Priscilla. Alle luiden even guDStig. Pris- cilla had zich met haar „pleegkind" naar Devonshire begeven. Daar zij in deze landstreek geboren was, stelde de oude vrouw het grootst vertrouwen in hare gezonde ligging. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1911 | | pagina 1