No. 1649. Zaterdag 16 September 1911 20e -J aart* Ujcmccn ^Tt euros- en ^HxUuüMdbpoor Buitenland. FEUILLETON. ONTWAAKT. p. BRESKENSCHE COU Abonnement per 8 maanden 0.50, franco per post door het geheele rijK 0.55, voor België ƒ0.62' en voor Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. Dit blad verschijnt elkeu Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELE.WA.\ te Breskens. In verband met de opvraging van de ingelegde gelden in de Duitsche spaar- bankeu, njet name in Koningsbergen, vermaant „de Arbeidsmarkt-Correspon dent" de Duitsche spaarders, om hun hoofd toch niet kwijt te raken, en voert daarbij overtuigende redenen aan. Men vraagt zich onwillekeurig af, zegt het blad, wat er wel zou gebeuren, indien de toestand werkelijk een ernstigen keer nam en de opgewondenheid van de me nigte gegrond zou zijn. Dan zou ver moedelijk overal een stormloop op de spaarbanken beginnen, en deze zouden eenvoudig niet in staat zijn, aan het verlangen van het publiek om uitbeta ling van de spaarpenningen te voldoen. Zeker zouden de spaarbanken eischen, dat men zich aan den opzeggingstermijn hield, maar wat zou dat beteekenen tegenover de sommen, die de spaarban ken in korten tijd vlottend zouden moe ten maken Bij de spaarbanken is het geld zoo goed en zeker belegd, dat zelfs in tijden van politieke verwikkelingen groote verliezen van kapitaal nauwelijks mogelijk zijn. Indien de spaarders ech ter hun hoofd kwijt raken en in menig te hun geld terugvragen, kunnen wel sommige instellingen met de krachtige hulp van banken zulk een storm door- itaan, maar de meeste spaarbanken [ouden niet bij machte zijn zooveel :ontanten te krijgen, als ter voldoening san de eischen noodig zouden zijn. Wat er te Stettin, Koningsbergen enz. gebeurd is, maakt dat indereen, zonder ekening te houden met de gevolgen van len terugvraag van geld op groote schaal ir op uit is te redden wat hij kan, zon- ler te bedenken dat hij voor korter of anger tijd zijn geld toch weer zal moe ion beleggen, als hij het niet uit wil ge ren of wegstoppen. Dit laatste zou in len tijd waarin het crediet zich zoo iterk heeft ontwikkeld, niet meer mo- lelijk zijn, daar alle schuldenaarr te za- men niet meer in staat zijn alleschuld- eischers te zamen met contant geld te bevredigen. Mocht een groot deel van het contant geld weggestopt worden dan zou men voor een toestand komen te staan, die werkelijk beangstigend zou zijn. Wat van de spaarbanken geldt, gaat ook op voor de banken. Alle fraaie be rekeningen over de grootere of kleinere vlotbaarheid van de middelen dier in stellingen zijn voor het geval dat het ernst mocht worden, tamelijk waarde loos. Een enkele bank kan met behulp van bevriende instellingen aan een stormloop van het publiek het hoofd bieden, maar de toestand wordt waarlijk hachelijk, zoodra de stormloop over de heele linie tegen alle credietinstellingen tegelijk be gint. Dan moeten de banken dadelijk ver klaren, dat hun bezit onmogelijk vlot tend gemaakt kan worden. Het zou heelemaal niet ondienstig zijn, indien zaakkundige mannen zich eens nader bezig hielden met de vraag wat er zou moeten gebeuren, indien zulk een stormloop begon. Het is bijna onmogelijk in zulke tijden het publiek snel te kalmeeren. Met baar geld is echter het heirleger van schuldeischers niet te bevredigen, zelfs indien men al het geld aan den omloop onttrok. Wat zal men in zulk een tijd moeten begin nen, om het publiek te bevredigen, zon der dat bij de bestormde instellingen een katastrofe intreedt De Engelsche „Standard" acht de op gewondenheid in Duitschland ernstig ge noeg om een uiteenzetting van den toe stand noodig te maken. Men kan wel iswaar in een paar dagen geen regeling van alle onderdeelen verwachten, maar het is mogelijk dat de hoofdkwesties snel worden afgehandeld. Het hoopt dat de flnanciëele opgewondenheid in de om streken van Berlijn aan Duitschland de voordeeleu van een volledige, spoedige regeling duidelijk zal maken, daar zij een voorproef is van datgene wat wer kelijke oorlogsvoorteekens zouden moe ten brengen. Deze zouden het sein vormen voor een krak, die beide wereld halfronden omvatten zou. Een herstel daarvan na den vrede zou niet gemak kelijk zijn, zooals Engeland's ervaring na den Zuid-Afrikaanschen oorlog ge leerd heeft. Dinsdag zijn de houtstapels en maga zijnen in den Ferdinanduspolde te Ant werpen over een uitgestrektheid van 6 hectaren, in vlammen opgegaan. Honderden hooge stapels hout, toebe- hoorende aan voorname Antwerpsche huizen, liggen als hoopen houtskool, een verstikkenden rook verspreidende, waar hier en daar nog vlammen uit optongen. Een sterke Zuidwesterwind blaasde en joeg dien blauwen rook naar een groep armzalige huizen in de buurt, waar het vuur deerlijk huis gehouden heeft. Het zijn meest alle kleine estamineetjes. In die buurt komt de De Clercksteeg uit, waarvan eenerzijds de kroonlijsten der huizen verkoold zijn, en anderzijds een achttal huizen staan die mede een prooi der vlammen werden. In ieder daarvan hokken vier huis houdens, samen 32 huisgezinnen 1 Deze brave menschen werden omstreeks tien uur door den nachtwaker uit hun bed geblazen en door het gegil der locomo tieven en der stoomschepen op iets bij zonders opmerkzaam gemaakt. Toen zij uit hun raam keken zag de hemel bo ven hun hoofd bloedrood van de vlam men, zoodat de schrik hen om het hart sloeg. Uit de straat klonken hen de uit roepen tegen„Menschen, komt alle maal naar buiten, eerst de kinderen!" Begrijpelijkerwijze ontstond opeens een algeheels verwarring en een gehuil van vrouwen en kinderen. De uitweg naar een der zijstraten was spoedig versperd wijl de vlammen reeds van daar uitsloe gen. Immers, al de huizen in die straat brandden al, en de ongelukkige bewo ners liepen in hun nachtkleederen rond zonder iets te kunnen redden. In een half uur stond alles in lichterlaaie. Toen besloten drie mannen in de muur, die de straat aan de andere zijde afsluit, een gat te slaan. Zoo kwamen ze te recht op de binnenplaats van een zagery, en daar kropen nu al deze lieden, vrou wen, kinderen en mannen, allen roepen de en tierende door elkaar, beladen met het eerste huisraad, dat zij onder de hand kregen. Dit alles werd een eind verder opgestapeld en terwijl de gloed al maar grooter werd, een regen van vonken meer én meer nederdalende, za ten die sukkels beduusd en half slape rig dat schouwspel na te turen. Een meisje van zes jaren kreeg een aanval van stuipen en moest naar het gasthuis worden vervoerd. In een an der huisje woonde een oud vrouwtje van 64 jaar. De sukkel bleek behouden te zijn gebleven, doch ze bezat aan goed en have niets meer dan de japon die ze aan had. Roerend was 't om te zien hoe al deze orme lieden elkaar hartelijk bijstaan. Ze zaten in een heel klein ka mertje met hun zestienen bijeen; 'tou de moedertje aan de tafel, bij een glaas je bier en al de anderen met vermoeide gezichten er rond een ziekelijke groote jongen in een groote leunstoeleen meis je kwam binnen geloopen zeggende dat het op den hoek nu weer begon te bran den. Dat maakte echter heelemaal geen indruk meer, „och, de pompiers zijn er nu toch, laat inaar branden Ze hadden de weerkracht rniet meer na dezen hangen nacht, om zich nog voor den brand wann te maken. De bestrijding v»n het vuur moet, als men de menschen gelonven mag, niet geheel voldoende zijn geweest. Te half twaalf stond er éen pompier in de De Clercksteeg en zonder de bres in den muur zou er, moest de wind ge diend hebben, van heel de omgeving geen teen zijn blijven staan. Het ergste is, dat vele der ongelukkigen geen ver zekeringsmaatschappij bereid is gevon den om hen te verzekeren na 1907. Ik hoop het niet. Ik verzamelde «rtjjds vele gegevens omtrent Siberi- ehe ballingen, en om u de waarheid te eggen, verdroot mij de onjuistheid der ilgemeene opinie ten zeerste. Thans iteunt mij de eenige hoop dat mijn na- iporingen mij de waarheid aantoonden. Is de behandeling daar dan niet too slecht? Slecht genoeg, omdat men nog iteeds aan de willekeur van een arm- aligen tyran is overgelaten. Het lijdt leen twijfel dat ik gedurende een jaar >f twee zal moeten zwoegen in de mij len. Indien ik dit overleef, iet3 'at hoogst onwaarschijnlijk is, zal misschien door mij de gunst van den stadhouder te verwerven, van het wer ken in de mijnen ontheven worden, en mij zelfs worden toegestaan in de een of andere stad te gaan wonen en zelf in mijn levensonderhoud te voorzien. Ik heb zeer veel hoop dat mijn genees kundige bekwaamheid mij daarbij van groot nut zal kunnen zijn. Dokters zijn zeer schaarsch in Aziatisch Rusland. Hoe weinig hij het ook verdiende, stemde mijn hart met zijn wensch in, maar toen ik hem beschouwde hield ik mij overtuigd, dat er weinig kans be stond, dat hij zelfs éen jaar mijn-arbeid zou kunnen doorstaan. De deur werd geopend en de kapitein keek nu met onmiskenbaar ongeduld naar binnen. Daar ik geen aanleiding had om het onderhoud te rekken, zeide ik hem, dat ik na een oogenblik tot zijn dienst zou zijn. Hij knikte toestemmend en trok zich weder terug. Indien er nog iets meer is dat ik voor u doen kan, deel het mij dan mede, zeide ik, mij tot Ceneri wendende. Niets Doch ja, wacht 1 één zaak. Macari, de ellendeling, zal vroeg of laat <5ok zijn deel krijgen. Ik heb geleden, dat zal ook hij 1 Als die tijd zal komen, wilt ge het mij dan be richten? Het moge wel bezwaarlijk zijn, en ik heb het recht niet, u om een gunst te verzoeken. Maar, gij hebt veel invloed, en zoudt het mij kunnen doen mededeelen. Indien ik dan nog niet dood ben, zal het mij golukkiger maken. Zonder mijn antwoord af te wachten liep hij haastig naar de deur, en werd door den schilbwacht naar de gevangenis teruggebracht. Ik volgde hem. Toen het reusachtig slot geopend was, bleef hij staan. Vaarwel, Mr Vaughan, zeide hij, indien ik u kwaad heb gedaan, vraag ik vergiffenis. Wij zullen elkander nimmer wederzien. Zoo ver ik er bij betrokken ben, vergeef ik u van ganscher harte. Hij aarzelde een oogenblik, en strekte toen zijn hand uit. De deur stond nu open. Ik kon de opeengedrongen af- stootende, gemeene tronies zijner mede gevangenen zien. Ik rook weder den afschuwelijken stank, waarin hij zou moeten ademen. En op een soortgelijke plaats, en in zoodanige omgeving was een welopgevoed, wetenschappelijk man gedoemd zijne laatste levensdagen door te brengen. Het was een vreeselijke straf 1 En töch was zij verdiend. Dat ge voelde ik, toen hij daar met uitgestrekte hand op den drempel stond. Uit welk oogpunt men het ook beschouwde, was die man toch een moordenaar. En hoe bewogen ik ook was met zijn lot, kon ik het niet van mij verkrijgen zyn hand te grypen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1911 | | pagina 1