\%mm vTiciin^- m ^bmfmiïëhb mtMmmc^Wkanhmn ONTWAAKT. No. 1685. Zaterdag 29 Juli 1911. 20" Jaarg. Buitenland. FEUILLETON. BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per maanden 0.50, franco per post door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.625 en voor Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. Uit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bi) den uitgever C. DIELEMAN te Breskens. De M a r o k k o-kwestie heeft inder daad op eens een zeer ernstig karakter gekregen. Onder de namen der verschil lende mogendheden in verband mot Ma rokko hebben we tot dusver dien van Engeland niet opgemerkt. Maar nu op eens duikt de Britsche regeering op, dat de üuitsche inmenging ongegrond is en de eischen van Duitsch- land om eene vergoeding voor de zen ding van den kruiser naar Agadir van dien aard zijn dat Engeland daar een woordje in dient mee te praten. Als een uiting in de pers over dezen loop van zaken, lezen we o. a Engeland speelt een gevaarlijk spel met den wereldvrede, want geen volk, dat niet wil ondergaan, kan zich de grenzen van zijn gebied van werkzaam heid laten voorschrijven door afgunstige naburen. En de gewonnen overtuiging, dat in Marokko niet Franki ijk, waarmee wij in Marokko in de eerste plaats te doen hebben, maar Engeland zich tot onzen tegenstander opgeworpen heeft, zal by het. Duitsche volk blijven han gen. En ten slotte Wat wij eischen is ons recht. Ook wij staan op het standpunt van Lloyd George, dat een met verne dering gekochte vrede onduldbaar zou zijn. Het Berliner Tageblatt schrijft Lloyd George's woorden ten deele toe aan don gang van de omstandigheden in de bin- nenlandsche politiek, maar toch, zoo zegt het, al verklaart dit veel, zoo ver andert dit toch niets aan de feiten, en men kan zich niet aan den indruk ont trekken, dat er in de laatste dagen iets gebeurd is, waarvan het publiek niet weet. Het blad neemt wel aan, dat de Duitsche regeering Engelands houding vooruit weer niet juist heeft beoordeeld, maar zoo besluit het, dergelijke over wegingen mogen bij den tegenwoordigen stand van zaken niemand ervan afhou den te verklaren, dat de wijze, waarop 85. Ceneri staarde mij zenuwachtig aan. Giste hij wat ik hem te vragen had Zeg mij, sprak ik den naam van den jongeling die door Macan te Londen vermoord werd in tegenwoordigheid van Pauline, en ookom welke reden hij vermoord werd Zijn gelaat werd asch-grauw. Hij scheen te bezwijken, en viel achter over in zijn stoel, ais een hulpeloos li chaam, zonder de kracht om te spre ken of zich te bewegen, ja zelfs zonder het vermogen om zij no oogen van mijn gelaat af te wenden. Zeg het mij, herhaalde ik, doch neen, wachtik zal u het tooneel we der voor den geest brengep, en dan zult de Engelsche regeering openlijk en niet slechts in diplomatieke gedachtenwisse- ling de heide onderhandelende mogend heden haar wil tracht voor te schrijven, in Duitschland niet meer als eeD recht matige behartiging van de Engtdsche belangen beschouwt, maar als bewijs van een betreurenswaardige slechte ge zindheid. Intusschen trekt de aflasting van de tocht van een deel der Engelsche viool aan de Noorsche wateren, zeer de aan dacht. Men brengt haar in verband met de Marokko kwestie. Toch moet men met dergelijke berichten wel wat voorzichtig zijn. Zou Duitschland er desondanks die aandacht aan schenken en haar als 't ware beantwoorden met de oproeping van eenige honderdduizenden reservis ten Hei Kon. bezoek aan Brussel. Met een onbeschrijfelijk enthousiasme is Koningin Wilhelmina en Prins Hen drik Woensdagmiddag te Brussel ver welkomd. Dit luisterrijke bezoek vervult heel de Belgische hoo'dstad. De arbeid, het drukke verkeer stond ganschelijk stop, al wel reeds een uur. Heel Brussel verbeidde den intocht van Wilhelmina als een gebeurtenis van weerzijds zoo gaarne geziene vriend schappelijke beteekenis. En een ieder ziet daarin het symbool van waarheen zijn idealen uitgaan. Den Vlamingen lachte eeu glans van vergenoegdheid over de gezichten. Uit heel het land zijn zij opgekomen in dezen vacantiotijd, te zamen met drommen stamverwante zusters en broe ders van over den Moerdijk, die wat uitdrukkelijker dan anders met oranje dassen en groote strikken, kwasten, cein turen de nationale kleuren manifestee- ren. Langs de boulevards werden de portretten gevent van de beide Konink lijke gezinnen, het kleine Juliaantje steeds tusschen haar ouders in. En uit de bloemenweelde, die al mee het aan zien van de Brusselsche straten steeds zoo fleurig maakt, hebben tal van ma gazijnen en de aanzienlijke bewoners der heerenhuizingen het rood-wit-en- blauw gelezen, om er uitstallingen en gevels smaakvol te tooien. Een troepje padvinders per flets over- gepeddeld, doet hier opgang als van ondernemend Hollandschen aard. Enke le Nederlandsce officieren in groot teDue krijgen hier en daar een ovatie. En dan over de volle lengte van de straat aan weerskanten de gelederen der grenadiers, de groene uniformen met geel afgezet, de wuivende hanen- veeren op de hoeden. Hun officieren zitten hoog te paard, de zon fietst er hun blanke degens. Daarachter als exotisch opgebloeide reuzenbloemen, de felle parasols over de modieuse zomer- toiletten van de Brusselsche dames heen, die zich zoo ongemeen sjiek weten te kleeden. En als een goudgele looper, gespreid van station naar paleis, de on verbiddelijk strakke zonnebaan. Nog maar enkele minuten, dan rolt het„Geeft achtlangs de gelederen. Een zephir van juichen zweeft aan door de stad. De paarden van de lan- ciers huppelen ongeduldig door de slag orde van dit zoo plastische korps, de stoere kerels fier in 't zaal, de gebruin de facies martiaal onder de kolbakken met de panaches. En toen opeens, in dat prachtig stoere kader van de bereden gidsen, zwaar van kleur met het overheerschende paars „OhLa gracieuse souveraine 1" riepen 6ven ontroerd de journalisten uit, toen daar, door het schateren van het Wilhelmus heen, de ruode statiekoets was genaderd, waarin Holland's Konin gin in een boesemend wit zomerkleed haar innemenden lach gaf, haar vrien delijk buigen naar alle kanten voor de symphatieke ontvangst in de Belgische hoofdstad. De voorname verschijning van koning Albert, rijzig in de generaalsuniform, het welbesneden, intelligente gelaat blijkbaar zeer ingenomen mot de geest drift, hield zich hoffelijk naast zijn doorluchtige gast als wat op den ach tergrond om Haar het volle deel van de warme hulde te laten. Doch zeker even hartelijk, ja mindor ingehouden en gansch vertrouwelijk schalde dan aan stonds weer het hoezee voor Koningin Elizabeth, de lieve landsvrouw, die im mer door haar goedheid en haar bemin nelijkheid hot hart van het volk heeft! Prins Hendrik in admiraalsuniform onderhield zich opgewekt met België's elegante Majesteit. lu snellen draf was zoo de stoet aan stonds voorbij, een indruk latend van zeer voornaam decoratieven stijl, van waarlijk vorstelijke praal met al dat rood en al dat goud en 't glansen langs de flanken der vurige paarden. Zeer verheugd kwam het volk toen weer uit de opgedrongen rijen los en vervulde de stad met blijde feestelijkheid. Na de aankomst ten Paleize heeft de Koning aan de Koningin der Nederlan den en Prins Hendrik de ministers voor gesteld, de voorzitters van Kamer en Senaat en andere hoogwaardigbeidsbe- kleeders. Een intiem ontbijt heeftom half twee de twee Koninginnen, den Koning en den Prins vereenigd, terwijl de gevolgen aan een maarschalkstafel aanzaten. Koningin Wilhelmina heeft koning Albert als geschenk aangeboden een zeer schoone origineel-oude Hollandsche arreslede in Lodewijk XV stijl met licht groene bebloemde paneelen, afgezet door verguld ornament met donker groene vullingen. Het is een buitengewoon fraai type van onze nationale sleden uit dien tijd. Verscheidene Belgische bladen bevat ten, welkomstartikelen aan Koningin Wilhelmina en den Prins gericht. De Vlaamsche Gazet van Brussel schrijft o. m. Welkom 1 Dit Nederlandsch woord klinke blijmoedig ter eere van Koningin Wilhelmina. De vorstin onzer Noorder buren weze welkom in de hoofdstad gij zien, dat ik volledig ben ingelicht. Hier is de tafeldaar staat Macari in gebogen houding over den jongeling dien hij doorstokon heeftdaar zijt gij, en achter u staat een man met een littee- ken over zijn wang. In het achter ver trek aan de piano zit Pauline. Zij zingt, doch als de vermoorde ter aarde stort, houdt haar gezang op. Is de beschrij ving goed Ik had met nadruk gesproken, en de noodige gebaren bij mijne woorden ge voegd. Ceneri had elke beweging met klimmende aandacht gevolgd. Toen ik de veronderstelde zitplaats van Pauline aanwees, wierp hij een snellen, angsti- gen blik in de richting, als verwachtte hy haar te zullen zien binnentreden. Hij deed geen. enkele poging om de nauwkeurigheid mijner voorstelling te loochenen. Ik wachtte tot hij zich hersteld zoude hebben. H\j zag er uit als een geest. Hy snakte naar adem. Een oogenblik vreesde ik hem op de plaats te zien dood blyven. Ik schonk een glas wijn in hij nam het met bevende handen aan, en dronk het in een teug ledig. Zeg mij zijn naam herhaalde ik, zeg mij wat hij met Pauline te maken had Toen herkreeg hij zijn stem. Waarom komt gij hier heen om mij dit te vra gen Pauline zou het u hebben kunnen zeggen. Zij moet gewis hersteld zijn, anders zoudt gij dit niet vernomen heb ben. Zij heeft mij niets gezegd. Gij vergist u. Zij moet het u verhaald hebben. Geen ander sterveling zag de misdaad, den moordwant een moord was het. Er was behalve de daders nog een ander persoon tegenwoordig. Ceneri deinsde ontzet achteruit en keek mij doordringend aan. Jaer was toevallig nog een an der. Een man die wel hooren, doch niet zien kon. Eon man om wiens le ven ik smeekte, alsof het het mijne was. Dan dank ik u dat gij mij gered hebt. Gij dankt mij daarvoor? Waarom zoudt gij mij daar dank voor verschul digd zijn Indien gij toen iemands leven hebt gered, dan was het het mijne, want ik was die man. Gij die man Hij beschouwde mijn gelaat met de grootste opmerkzaamheid Jathans komen mij uwe trekken we der voor den geest. Het verwonderde mij altijd dat uw gelaat mij zoo bekend scheen. Jathans begrijp ik het, ik ben geneesheer zyn uwe oogen niet geopereerd Jamet het beste gevolg. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1911 | | pagina 1