m JlBwtotficBïaB wr Woensdag 26 Juli 19LI. 20" Jaarg, JflljjmWtt Buitenland. Binnenland. FEUILLETOiS. ONTWAAKT. iNo. 1634. BRESKENSCHE COURANT. JL Abonnement per maanden 0.50, franco per post door het geheele rijk ƒ0.55, voor Belgis ƒ0.625 en voor Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiên van 1 tot. en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents, tiroote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentien worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. I>it liluil verschijnt «lk«H Riiisdair- en Vrijdagavond hij den uitrever O. IJlKMiJI l.\ te Rreskens. Het incident in zake den Franschen consulairen agent in Marokko, waar over we in ons vorig nummer schreven, is nog niet opgelost ot een nieuw heet zich voorgedaan, dat do ingewikki 1de kwestie hoe langer zoo moeilijker maakt. liet nieuwe incident moet zich als volgt hebben toegedragen De Fransche luitenant Thirier, een van de militaire instructeurs van den Sultan, begaf zich naar Alkassar om 't weekloon voor zijn Mahallah te halen. Plotseling verscheen hij in Spahi uni form met het kruis van het Legioen van Eer op de borst in de hoogste opwinding in de woning van den consul Boisset en riep: „Zooeven ben ik ler lanwerm o I aan dun dood ontkomen". Daarna ver luide hij aan den consul, lil tegenwoor- beid vau een Fransch correspondent en twee kaids het volgende ik kwam bij mijn aankomst in de stad weer deser teurs van mahallah tegen, die nog in uniform van de Magzen-troepeu Spaan- sclie paarden naar de weg geleidden. Toen zij my in het voorbijgaan belee- digden, nep ik er een bij zijn naam en daar hy niet antwoordde, nam ik hem zijn hoofddeksel af om naar zijn num mer te zien. Blijde een dezer deserteurs op heeterdaad betrapt te hebben, ging ik verder, toen ik plotseling van achte ren door den deserteur werd aangevallen doch gelijkertyd kwamen drie Spaan- sche infanteristen uit een uabyzijude wacht en vielen mij, hunne geweren ladend, aan. Een zette zijn bajonet op mijn borst, terwijl een deserteur my bij de kiaag pakte, ik rukte mij los maar de ande ren vielen mij in den rug aan en trach ten mij uit het zadel te trekken. Ik hoorde achter mij roepen Schiet jon gens, schiet. Zij hitsten elkaar ouder ling aan om mij te vermoorden. Ik achtte mij verloren, ofschoon ik mijn kalmte behield. Plotseling kwam een tioep Spuansche ruiters aanrijden en omringden mij met de sabels in de vuist, dreigend. Ik riep den officier toe Zorg toch, dat uw lieden mij res pecteeren, doch hij was niet, in staat iets tegen de beledigingen van de sol daten te doen. Ondanks mijn protest werd ik in het Spaansche kamp gesleept waar overste Sylvestre zich op banale wijze verontschuldigde en mij partijdig heid tegen Spanje verweet. Toen nam hij den officier van de Spaansche afdee- ling in verhoor en stelde voor mij door zyn bataljon-commandant te laten be geleiden, wat ik weigerde. Hit Madrid wordt het verslag van overste Sylvestre geseind over deze zaak, waai over rneu nog de volgende bijzon derheden ontleend Luitenant Thirier volgde de sporen op den weg, die hem tot een persoon voer de, die hij, naar zijn uniform te oordee- len, voor een deserteur uit de Hehalla hield. Toen Thirier een troep bereden aska lis op zich afzag komen, trok hij zijn revolver en beval de troep halt te hou den. De ko'poraal wilde Thirier arres teeren, om hem te vragen wat er aan de hand was. Zonder eenige verdere verklaring gaf Thirier deu korporaal een oorvijg. Een Spaansche wachipost, die het voorval aangezien had, beval Thirier te blyven staau. Zelf ging hij echit-r weg. Juist toen de wachtpost hem te gen wou houden verscheen een afdeeling ruitery. De officier hiervan noodigde den Eranscheu luitenant beleefd uit overste Sylvestre op te zoeken om hem de zaak te verklaren. Toen hy mijn tent binneutrad, zegt Sylvestre, waren zijn bewegingen en zyu luid geroep, dat door mijn officieren gehooid werd, aauleidiug om hem te verzoeken, om daarmee op te houden en my de toedrucht uiteen te zetten. Verder zegt Sylvestre nog: De houding van dezeii ollicior, die de schildwacht van een bevriende natie Zi,o slecht be handeld heeft, toont aan, dal deze aan gelegenheid buitengewoon ernstig is. Overste Sylvestre beklaagt zich voor bet overige ook nog over andere geval len, waarin deze Fransche officier on behoorlijk optrad. Verder wordt nog geseiud, dat iu de geheele Spaansche pers de opvatting algemeen is, dat Frankrijk, nu het zijn woede niet durft uiten tegeuóvei Duilsch- laud, deze op het arme, zwakke Spanje koelt. Zelfs het consei vatieve blad Epo ca, dat steeds door dik en dun met de Frauschen medeging, spreekt nu van onbeschaamde beleedigingen van de Fransche pers. De liberale pers verklaart liet voor volkomen onbegrijpelijk hoe men over zoo'u onbeduidend geval als dat van Buisset zuik een geschreeuw heeft kuu- nen maken. De Heraldo te Madrid schryft, dat de Fransche koloniale par tij de vernedering van Sylvestre wilde, omdat deze flinke officier, die Arabisch keni, deu Frarischen in Alkassar een doorn in het oog was. De staking. De stakiug van de voerlieden te Am sterdam is opgeheven en de karren rijden nu weer zonder bewaking van militairen of politie. Ook tegen de beëindiging van die dei- schuitvoerders zal men zich niet langer verzetten, maar de zeelieden en boot werkers zullen den aangebonden strijd voortzetten. Behalve de schade in het bedrijf kla gen ook de winkeliers. Een hunner schrijft in „de Winkelier": artikelen welke ik reeds voor 3 Weken uit Engeland moest ontvangen, waren eerst daar te lande door „de staking" opgehuuden, daarna verscheept en mochten, hier aangekomen niet ver voerd worden. Deze artikelen hoofd zakelijk bestemd voor menscheu die veel belasting betalen, en die half Juli op reis gaan zijn nu zoo goed als waardeloos voor mij. Mijn klanten die het bij mij zouden koopoii, ben ik kwijt geraakt, door slechte bediening. Schade dus, veroorzaakt door de stakers, welke mij nimmer vergoed zal worden. Nu kwam juist et-n deputatie van winkeliois bij mij (omdat ik reeds zoo lang in mijn buuit gevestigd ben, en die menscheu uuk mot buurtbelangen, als: versieringen op Nationale feestda gen, bij mij komen), om mij te vragen of er niels aan te doen zou zijn, dat de stakers hen die kleiue winkeliers de dupe laten werden van al die el lende. Jawel, de hoeren stakers namen het besluit, waarbij du winkeliers met boy cot en do hemel weet, met wat nog meer gedreigd worden, als zij de stakers niet beleefd behandelen en op cre- diet de waren leveren. Maar bovendien worden de winkeliers verzocht, zeker omdat zij toch g-en geld voor hun koop waar van die heeieu krijgen, aan de stakers kosteloos verschillende koopwa ren te leveren. Kan liet nog erger? Als de heeren stakers geld verdienen, koopen zij bij hun arbeiders coöperatie alles wat los on vast is. Zij zijn dan hun eigen bakker, grutter, vleeschhou- wer, sciioe maker, kruidenier kort om, zij kunnen tiet buiten den winkelier stellen', daar liuu Coöperatie het veel goedkooper doet. En zoodra staken de beuren het werk en verdienen niets, of de rollen woiuen omgek -t rd en mag neen, moet de arme anders miskende winkelier, tien waren levela opcrediet, of zelfs kosteloos afstaan. Breskens, 25 Juli 1911. Tengevolge van tiet slechte weder is op 2 Juli II. een reddmgsloep van het jacht „Butterfly" aan deu ingang van de Schelde verloren gegaan. De sloep, lang ongeveer 3.50 M., is van gevernist sparrenhout, aan de bin nenzijde wit geverfd en draagt aan de achterzijde, van biuiien, een plaat met opschrift„van Hove, constructeur, Bruxelles". 84. Die schurk. Waarom niet liever mij alléén gedood? Waarom anderen met mij in het verderf g-.stort. Anthony MarchMyn God die man is een el lendeling 1 Zyt gij er wel zeker van, dut Ma- cari u verried Zeer zeker. Ik werd er van over tuigd toen de man in de cel naast de mijne het op den muur tikte. Hij kou het weten. Ik begrijp u niet. Gevangenen kunnen somwijlen met elkander spreken door middel van het tikken op de muren van hunne celleu. De man naast mij was een der onzen. Lang voor dat hy krankzinnig werd door de maandenlange eenzame opslui ting, gaf hij mij voortdurend deze woor den te kennen. Verraden door Maccari. En ik geloofde hein. Die man was te vertrouwd om zonder bewijs een dus danige beschuldiging uit te spreken. Maar, tot nu toe kon ik het doel vau het verraad met gissen. Het makkelijkst gedeelte van mijn taak was volbracht. Macari's beweerde betrekking tot Pauline was gelogen straft. Maar, nu moest ik, indien Ceneri het mij wilde zeggen, verne men wie het slachtoffer was van die voor jaren gepleegde misdaad, en welke de aanleiding was tot de laaghartige daad. Ik moest zien te vernemen dat Macari's verklaring een ellendige, val sche en kwaadwillige logen was, anders zou mijn reis my niet het minst gebaat hebben. Is het dan wonder dat mijne lippen beefden toen ik trachtte op dat onderwerp te komen. En nu Mr. Ceueri, zeide ik, heb ik u een veel gewichtiger vraag te doen. Had Pauline een minnaar voor ik haar huwde Hij trok zyne wenkbrauwen op. „Gij zijt gewis niet hierheen gekomen om deze vraag te doen, ten einde genezen te worden van een aanval van jaloezie? Neen, antwoordde ik, straks zult gij mijne bedoeling vernemen. Doch antwoord mij eerst. Zij had een minnaarwant Maca- ri bekende haar te beminnen, en zwoer dat zij zijne vrouw zoude worden. Maar ik kan met de meeste zekerheid zeggen, dat zij nimmer zijne in fde beantwoordde. En ook geen ander beminde Met mijn welen, niet. Maar uwe woorden klinken zeer vreemd. Waarom vraagt gij dit? ik moge u slecht be handeld hebben, Mr. Vaughan, uiaar, behalve die eene zaak, hare geestver mogens, was Pauline volkomen waardig uwe vrouw te zyn. Gij weet. dat gy mij slecht be handeld hebt. Welk recht had gij om uil) eene vrouw te laten huwen wier zinnen verstoord waren Dat was eene wreedheid tegen beiden. Ik was toornig en sprak ook als zoo danig. Ceneri schoof onrustig op zijn stoel heen en weer. Indien ik naar wraak gezocht had, dan had ik die thans voor my. Op dezen gebroken en vernietigden man te staren moest het meest wraak zuchtige hart bevredigd hebben. Ik voor mij dorstte niet naar wraak. Zijn voor komen zeide mij, dat hij de waarheid sprak toen hij loochende, dat Pauline ooit een minnaar had gehad. Mijne Pau line was onschuldig en rein als een en gel. Maar, ik moest weten wie de man geweest was, wiens dood haar zoo lang van hare rede had beroofd. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1911 | | pagina 1