tymm m ^buvUnüéUb ONTWAAKT. No. 1626. Woensdag 28 Juni 1911. 20® Jaarg Buitenland. FEUILLETON. BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele rijK 0.55, voor België ƒ0.625 en voor Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrydapavond b(j den uitgever C. DIEEEMAN te Breskcns. Het Belgische ministerie is vrij ipoedig op zijn beenen. Vorige week mft het zijn entxée in de Kamer gedaan. De verklaring van het programma ge- eek op dat van een zaken-kabinet. 3roote ontwerpen zullen wel niet wor- len afgedaan. Dat was trouwens te rerwachten. Ook was dit niet het glans- iunt der vergadering. De aandacht was n hoofdzaak gevestigd op de houding iie Woeste zou aannemen. Men herinnert zich dat hij bij de ichoolwet-debatten eene redevoering ïield, waarop men de val van het mi- bisterie-Schollaert schuift. Van dien smet wilde hij zich in deze sitting zuiveren. Met zijn hem eigene mijdende stem ontkende hij den val ran het ministerie te hebben bewerkt. Dat ontslag, zeide hij, was den Koning len Woensdagmorgen reeds aangeboden, ij;erwijl hij eerst dien middag zijne ge wraakte redevoering heeft uitgesproken, soodat hij in het ontslag niet tusschen- >eide is gekomen. Edoch, aan deze oppervlakkig beschouw de logische redeneering, wordt geen -landacht geschonken, een oordeel dat len ouden leeuw diep aangrijpt. Dat wil zeggen, niet die aandacht waarop hy had gerekend, nl. eene storm- ichtige toejuichiDg. In weerwil daar aan gaat de minister van staat Beernaert, sen erkende vijand van Woeste, naar de sank waar de oud-ministers zijn gezeten u >m te vernemen wat ze willen doen om aSVoeste geheel klein te maken. Na een korte tusschenruimte staat de sas afgetreden minister Schollaert op, >m, onder aanbieding van zijn steun tan het nieuwe kabinet, te verklaren, lat dien bewusten Woensdagochtend het ontslag niet was aangeboden, o De spanning werd allengs grooter. Een Kamer-lid deed een bewering nopens het oogenblik van de ontslag-aanvrage van de regeering, die door den oud-pre- - mier uit dat Kabinet wordt gelogenstraft. Wat zal Woeste doen? Hij speelt zijn laatsten troef uit. Hij houdt vol, dat het ontslag reeds des morgens was aan geboden, en voegde daaraan toe, dat de bron zijner inlichtingen niet kon worden verdacht. Een onheilspellende uitwerking heeft deze mededeeling, die er op berekend is den Koning als in 't geding te brengen. Woedend sprong de oud-minister De Lantsheere op en wijst Woeste met verontwaardiging op de ministers die deel uitmaakton van het vorige Kabinet en dus hunne verantwoordelijkheid be hielden „Laat zij getuigen, wie hier waarheid spreekt, wij of de heer Woeste. Dit. was de genadeslag van Woeste, een Waterloo waarin de grijze staats man de Napoleon was. De geleden ne derlaag lijkt onoverkomelijk. En terwijl België zijn nieuw ministe rie toejuichte, kegelde de Fransche Kamer het zijne voor do zooveelste maal omver. Het behoeft nauwelijks te worden herinnerd dat het Kabinet Monis verre van gelukkig was. Het had te kampen met de ernstige onlusten in het Champagne-gebied. Maar bovendien moest het op geweld dadige wijze een zijner beste leden mis sen in den persoon van den minister van oorlog, die door den val van een vliegmachine op treurige wijze om het leven kwam, terwyl de premier Monis voor het oogenblik nog niet geheel van do gevolgen van dien val is hersteld. De nieuwe minister van oorlog Gene raal Goiran, die als erg bespraakt wordt beschreven, en een groote rondborstig heid aan den dag legde, kwam in den Senaat voor de vraag te staan bij wie het opperbevelhebberschap zou berusten in geval van oorlog. En wat antwoordde Z.Ex. hierop? Wel, dat opperbevelheb berschap in geval van oorlog dat berust b(j den ministerraad. Ongetwijfeld heeft de minister ge meend hiermee iets goedmoedigs te zeg gen, zonder er over te hebben nagedacht of aan dat antwoord groot gewicht zou worden gehecht. In elk geval zal de minister van oordeel zijn geweest, dat in een deftige vergadering als de Senaat, waar de leden liefst niet al te veel mi- litairistische zaken hooren, dit burger lijk antwoord wel in goede aarde zou vallen. Misgerekend. Een storm van verba zing, van toorn, van hoongelach is op gegaan. Het opporbevelhebberschap in geval van oorlog zal dus berusten bij mannen, die aan den politieken hemel wel sterren zijn, maar wier militairisti- sche ervaring op niets anders berust dan op de rustende schutterij. Het was te dwaas. Een tweetal leden van de Kamer in terpelleerden den minister over deze uitspraak. De vrienden van het minis terie hechtten er weinig waarde aan. De radde tong van den minister zou er zich wel door heen slaan. Maar, jawel, de interpellatie liep niet zoo goed af. Een ingediende motie om eenvoudig over te gaan tot de orde van den dag, die door het ministerie niet kon worden aanvaard, zoolang niet het vertrouwen in de mededeeling van den minister daarin was opgenomen, werd door de Kamer aangenomen en gaf aan de regeering den genadeslag. De president wenscht, in verband met zijne aanstaande reis naar Nederland een zeer spoedige oplossing van deze onverwachte crisis. Mond- en Klauwzeer. Door den heer A. van Leeuwen, di- stricts-veearts te Utrecht zijn in de Veldbode een reeks artikelen geplaatst, aan bovenstaand onderwerp gewijd. Men ziet voor zijn oogen dus zegt by thans, als men niet willens blind is, hoe het vee in de weide aan tong- blaad sterft als muizen. Volgens hem verstrekte opgaven schat hij het verlies in de provincie Utrecht aan koeien alleen op zeker 1000 stuks. Hij hoopt dat er later eens een sta tistiek openbaar gemaakt kan worden aangaande het aantal gestorven dieren. In de eerste plaats om eens voor goed de meening te logenstraffen, dat mond en klauwzeer zoo'n onschuldige ziekte is. En in de tweede plaats om aan te toonen, dat de groote verliezen altijd in den weidetijd vallen. Niet voor de kal veren, die op stal evengoed sterven als in de weide. Maar voor de koeien. Ik wil hier een sterke bewering doen, maar ik aanvaard er de volle verantwoorde lijkheid voor, wijl zij berust op voldoen de ondervinding en waarneming, en dat is deze De duizend koeien hadden in de pro vincie Utrecht gespaard kunnen blijven, (uitzonderingen daargelaten), als men ze op stal had gezet, zoodra zij ziek wer den. Thans begint men van die waarheid langzamerhand hier en daar overtuigd te raken, en men vaart er wel bij. Tal van voordeelen zouden hiervan zijn aan te halen. Een staaltje wil ik toch niet achter wege laten te vertellen. Een landbouwer in zekere gemeente werd genoodzaakt zijn zieke vee op te stallen. De groote stal, waarin de kaas lag, behoefde niet te worden gebruikt, want er was een groote schuur, waarin wel 20 koeien konden worden geplaatst. Voeder kon voor 's Rijks rekening wor den aangeschaft, terwijl er voldoende gras te maaien was en nog een flinke voorraad hooi in den berg. Hij was de eerste in die gemeente en dus moest hy voor zijn buren wat over hebben. Maar daar stond je wat van inZijn koeien liepen zoo lekker frisch in de weide en waren aan het gras gewend, en moesten die nu in die schuur? Dat nooit zei van Speijck. De vrouw kwam er aan te pas, en niet zoo zuinig. Dat was nu toch zoo tegenstrijdig als je 't maar bedenken kon. 't Vee 's zomers op stal? Onzin! Een paar groote zoons droegen ook het hunne by door hoongelach en min vrien delijke uitdrukkingen. ai 16(72. W(j worden met ons voertuig de bree ds geelachtige rivier de Irtush overgezet, aan welker oostelyken oever het eigen lijke Siberië begint. Eindelijk dan te Tobolsk I Het lezen van mijne papieren doet den Gouverneur de beleefdheid zelve worden. Hij noo- digde my ten eten, en onthaalde mjj op Waarlijk vorstelijke wijze. Zyn register stelde mij van alles in kennis wat ik omtrent Ceneri wenschte te weten. Hij was naar de uiterste grens van de Keizerlijke domeinen gezonden ge- Worden, daar men hem volkomen on schadelijk wilde maken. Het was ech ter niet bepaald waar hy zijn tocht toude eindigen, doch dit deed voor my Weinig ter zake. Daar hy het grootste gedeelte van den weg te voet zoude moeten afleggen en er slechts éen weg bestond, moest ik hem noodzakelijk inhalen, hoewel hy reeds maanden geleden Tobolsk verla ten had. Het escorte dat dezen troep gevangenen begeleidde, stond onder be vel van kapitein Varlamoff, aan wien Zijne Excellentie eenige regels zoude schrijven, die ik mede zoude nemen, waarbij hij tevens nog een bizonder paspoort door hem zelf onderteekend, zoude voegen. Waar denkt u dat ik den troep zal inhalen vroeg ik. In den omtrek van Irkutsk, meen de hij. Bij Irkutsk, omstreeks twee duizend mijlen van Tobolsk I Ik zei den Gouverneur vaarwel en toog verder met zulken spoed, dat zelfs de goedgeluimde Ivan begon te grommen. H\j zei dat zelfs Russen niet meer dan menschen waren en ik geen Arabische dravers kon verwachten onder de gou- vernements-postpaarden, die de post meesters tegen een dubbeltje per paard en per mijl moesten leveren. Ik liet den yemschik en hem zelfs geen tijd om de een of andere verversching te gebruiken. Hun thee (en het is verbazend hoeveel thee een Rus op elk uur van den dag verzwelgen kan I) was nog niet genoeg afgekoeld om opgeslurpt te worüen, of ik drong er reeds weder op aan, om weg te rijden, om niet van de noodige nachtrust te spreken. De zeer vele indrukken die ik van deze lange reis bewaarde, waren niet zeer belangrijk. Immers ik trok het land niet door om een reisbeschrijving te maken, of de gebruiken en gewoon ten der bewoners te bestudeeren. Mijn eenig doel was zoo spoedig mogelijk Ce neri in te halen, en daartoe als het ware van het eene poststation naar het an dere te vliegen. Wij spoedden ons dus voort over uitgestrekte steppen, woeste moerassen, door wouden van berken, dennen, eiken en andere boomen, of werden over breede rivieren gezet. Maar wij snelden onze bestemming te gemoet zoo snel de weg ons zulks veroorloofde. Als ons lichaam ons noodzaakte eenige rust te nemen, moesten wy ons op de armzaligste wijze behelpen. In de meeste plaatsen kende men geen herbergen, en werd ik er ten laatste aan gewoon om zoo veel slaap te vinden in de tarantass, als ik voor het behoud mijner krachten noodig had. Het was een zeer eentonige reis. Bij elk posthuis las ik op het houten bord, dat er voor stond het aantal mijlen dat ik van St. Petersburg verwyderd was, totdat ik, toen de dagen en weken ver liepen, mij begon te verontrusten, we gens den afstand dien ik had afgelegd en weer terug moest doen. (Vervolgt.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1911 | | pagina 1