er ONTWAAKT. No. 1624. Woensdag 21 Juni 19 LI uit in. !k ii en fuWüb poor FEUILLETON. 20® Jaarg leden ilens 1)6' mlHtl en c.) OURAN Abonnement per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele rijK 0.55, voor België ƒ0.625 en voor Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling. Ahonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. U# Ssöftfl K'":> Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naai' plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. Itit blad verschijnt rik en Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. D1ELEMAM te Bresktns. r o's. ns. IS. de. Xe tal al- t. Gevaar? Mon weot dat de Tweede Kamer een roorstel van dr Nolens, de kath. afge- raardigde voor Vonlo, hoeft aangenomen, im de Militiewet gedurende dezen zo- ner niet te behandelen, op grond er 'an dat een zoo belangrijk ontwerp niet naar op een-twee-drie kan worden af ;edaan. Zoo oordeelt de meerderheid van de lanwezige Kamei leden. En naar aanleiding van dit besluit vordt in de bladen van rechts gediscus liëerd over kleine bijzonderheden, met lame over de vraag of er geen overleg rad moeten zijn gepleegd van de zijde ran de katholieke Kamer-club met die Ier anti-revolutionaire, ook over de or.- ijdigheid van het voorstel des heeren lolens. Maar verder gaat men niet. De hoofdzaak waar het om loopt, al- hans om dient te loopen, laat men rus- Hen. Zoo van vtege de anti-rev. pers, als |ran wege de regeering. Het huidig Kabinet, voortgekomen uit ien militair votum, had op zijn program le oplossing van het defensie-vraagstuk. Maar voor het daar aan toe was, zijn ir twee ministers van oorlog opgeofferd, ninister Sabron, voor wien de taak, uit loofde van zijn gezondheidstoestand te iwaar was, en minister Cool, die door lijn eigen geestverwanten werd in den steek gelaten. De regeering, blijkbaar eens met den Raad van Defensie dat ons leger geheel ontredderd, de toestand desolaat en de kust onbeschermd is, zoodat er dringend gevaar bestaat, annexeert voor de por tefeuille van oorlog een krachtvolle fi guur in den persoon van minister Colijn, die den reuzenarbeid verricht om in kor ten tijd een militiewet in elkaar te zet ten, waardoor die ontredderde toestand dient te worden opgeheven. De regeering gaat accoord met het diepe plichtbesef om het ontwerp zoo Bpoedig mogelijk te doen behandelen. Tot zoover is alles prijzenswaardig. De zaak der landsverdediging is niet een .d partijzaak, maar een algemeen landsbe lang. We beschouwen haar dus verder uit het oogpunt van oen onpartijdig staats burger. En is het dan niet vreemd, dat de regeering, die zoo overtuigd is van de dringende eisch tot afhandeling, dat ze zelfs de verantwoordelijkheid voor den toestand niet zou kunnen dragen, zich échec, waarbij toch volgens eigen ver klaring het landsbelang is gemoeid, zon der blikken of blozen laat aanleunen. De toestand is dus niet zoo desolaat, of ze kan nog wel een onbepaalde tijd meegaan. Het leger is dus niet zoo ontredderd of de regeering kan er nog best tot in een ver verschiet mee handelen. Maar dan rijst toch de vraag of die verklaringen nopens onze nationale ver dediging en ons leger slechts holle phra- sen zijn. Immers, bij een uitstel als door de Kamer genomen, zou het nationaal ge vallend ministerie, dat voor de huidige toestand de verantwoordelijkheid niet kan dragen, een maatregel hebben moe ten treffen, die van dit diepzelfbewust- yyn een uitvloeisel was. Het had namelijk die verantwoorde lijkheid van zich moeten afschudden, door ontslag te nemen. Het is waar, dat het kabinet misschien zoo diep doordrongen was van die ver antwoordelijkheid, dat het geen ander ministerie daar voor wenschte te plaat sen, overtuigd dat in do gegeven om standigheden anderen evenmin als zij, de verantwoordelijkheid kunnen aanvaar den voor zulk desolate toestand. Nu het evenwel een zaak des lands betreft, was het de meest ratioueele oplossing ook het land uitspraak te la ten doen. Niet waar, destijds, toen onder het ministerie-Kuyper de Hooger-onderwijs- wet, die met het landsbelang in de ver ste verte niet te maken had, in die ma te als de militiewet, was men er al zeer spoedig bij, om, zij 't ook ongemotiveerd, te adviseeren de Eerste Kamer te ont binden. Er was weliswaar winst te be halen, zeifs een politieke winst voor on- afzienbaren tijd, maar met zoo'n neven bedoeling mag toch geenszins een wets ontwerp worden ingediend, wil 't niet op een staatsgreep gaan gelijken. Het gevaar, waarin men alzoo onze defensie hult, is inderdaad zoo groot als men 't wil doen voorkomen, maar dan strookt de koele houding van de regeering niet met haar ontplooid diep- bewust verantwoordelijkheidsgevoel, of het periculum ia mora (dringend gevaar) waarvan men den mond zoo vol heeft is enkel van toepassing op de coalitie, en offert men blijkbaar de dringende lands-defensie-kwestie op aan politieke belangen. Gevaar is er dus wel 1 In een Haagsche brief in de VI. Crt. lezen we de volgende duistere geschie denis Menigeen vraagt zich af of er soms een diep betreurenswaardige rechterlijke dwaling heeft plaats gehad. Een onderwijzer aan een der Haagsche gemeentescholen is door B. en W. den gemeenteraad voorgedragen tot onge vraagd ontslag, hoewel niet oneervol. De reden van dat ontslag is een ont- eerend vonnis, hem door het Hof opge legd. De onderwijzer heeft zich nu tot den gemeenteraad gewend met het ver zoek eeu beschikking op die voordracht van B. en W. op te schorten totdat op zijn verzoek om revisie van het in kracht van gewijsde gegane vonnis zal zijn be schikt. Inmiddels is de tenuitvoerlegging van dat vonnis (een maand gevangenisstraf wegens het voortgezet misdrijf van schen nis der eerbaarheid waar een ander haar ondanks bij tegenwoordig was) op adres- sants verzoek geschorst. Bij zijn verzoek aan den gemeente raad heeft de adressant een uitvoerige memorie van toelichting gevoegd, waar in hij omstandig verhaalt hoe de ver volging tegen hem ingesteld berust op buurpraatjes en hij het slachtoffer is van het gerecht, dat zich heeft laten gebruiken als een wapen in de hand van babbelzieke, lasterende buurvrouwen. De zaak komt, volgens de voorstelling in die toelichting gegeven, hierop neer, dat bedoelden onderwijzer door zijn huisarts als gezondheidsmaatregel koude afwasschingen waren voorgeschreven dat hij, bij bet verrichten daarvan in de keuken zijner woning, van uit de straat schuin achter hem door een buurvrouw zou gezien zijn. die deswege een aanklacht tegen hem heeft inge diend dat echter die buurvrouw van uit die woning onmogelijk meer van adressant heeft kunnen zien dan zijn hoofd dat hij aan het Hof foto's van de situatie zijner woning en van die der belasterende buurvrouw heeft over gelegd, waardoor zijn verklaringen be vestigd worden dat adressant derhalve meent het slachtoffer te zijn, behalve van babbelzieke, lasterende buurvrouwen, van een gerechterlijke dwaling. Tot de bijlagen behoort o. a. een schrij ven van mr. J. Wolterbeek Muller, den verdediger van den adressant waarin deze verklaart hem voor niet schuldig te houden aan hetgeen waarvoor hij ver oordeeld is. Dr Soesman geeft als zjjn meening te kennen dat adressant het slachtoffer is geweest van op schandalen beluste juffrouwen. Verder zijn er onder de bijlagen twee brieven van het Kamerlid jhr mr De Savornin Lohman. Deze verklaart o.a. de houding van 't O. M. beneden critiek te achtenz. i. had het Hof, na de toe dracht der zaak vernomen te hebben, in goede iustitie alsnog een onderzoek in loco moeten doen instellen. In zijn tweede schrijven zegt de heer Lohman, na lezing van het arrest en procesverbaal, niet te kunnen begrijpen lo. dat men niet heeft onderzocht een feit, dat geconstateerd kon worden z. i. is de rechter zedelijk daartoe verplicht 2o. dat men afgegaan is op het getui genis van comméres die, om er het beste van te zeggen, al zeer onvast in haar getuigenissen zijn en ondanks haar eer gevoel, al heel veel belang schijnen te stellen in dingen, die het haar hindert te 70. Nadat hij verscheiden maanden in de vesting van St. Peter en Paul had door gebracht, werd hij tot twintigjarigen dwangarbeid in Siberië veroordeeld. Voor eenige maanden geleden was hij naar de plaats zijner bestemming over gebracht. Waar was hjj nu? Dat kop men mij niet met zekerheid zeggen. Hij kon in de goud-wasscherijen van Kara, bij de zoutwerken van Irtkutsk, te Troitsk, te Nertschinsk zijn. Alle ballingen werden eerst naar Tobolsk gezonden, dat een soort algemeen punt van samenkomst was-; van daar werden zij, naar het goedvinden van den gouverneur-generaal, naar de verschillende plaatsen vervoerd en hunne werkzaamheden bepaald. Nadat ik alle mogelijke inlichtingen verkregen had, voltooide ik de toebereid selen voor mijn reis, die ik op den volgenden dag bepaaldeeene reis die eenige duizenden mijlen korter of lan ger zou kunnen zijn, naar gelang van de streek waarheen men den ellendigen Ceneri gebannen had. Voor mijn vertrek ontving ik een brief van Priscilla. Daaruit vernam ik dat Pauline zich wel bevond, dat zij er in toestemde om met Priscilla te blij ven samenwonen tot dat haar onbeken de nabestaande of vriend zou terugkee- ren. Maar Mister Gilbert, zoo luidde de brief verderhet spijt mij te moeten zeggen dat ik geloof dat zij van tijd tot tijd niet wel bij het hoofd is. De arme lady spreekt gestadig over een verschrik kelijke misdaadmaar zjj zegt dat zy wil wachten ora er het gerecht van in kennis te stellen, omdat iemand, dien zij gedurende hare ziekte in hare droo- men heeft gezien, voor haar werkzaam is. Zij weet wel niet wie dat is, maar het is een persoon die de gehoele ge schiedenis kent. Deze mededeeling bemoedigde mjj ten zeerste, omdat ik er uit begreep, dat het verleden voor haren guest begon op te doemen. Het slot van Priscilla's schrijven vervulde mijn liart met biijde hoop. Heden namiddag, Mister Gilbert, scheen zij voor de eerste maal tot de ontdekking te komen, dat zij een trouw ring aan haren vinger had. Zij vroeg mij hoe die daar kwam. Ik antwoordde dat ik dat niet zeggen kon. Daarop zat zij uren achtereen in gedachten verdiept, terwijl zij den ring onophoudelijk om haren vinger draaide. Ik vroeg haar ten laatste waarover zij dacht. Ik tracht mijn droomen te herinneren, antwoordde zij met den u wel bekende lieven, kal- men glimlach. Ik kon mij bijna niet weerhouden om de dierbare lady te zeg gen dat zij de wettige vrouw van mijn meestor is. Ik vreesde dat zij den ring zou verwijderen, maar God dank, dat deed zij niet. Ja, zeker. God dank 1 Toen ik Priscilla's brief gelezen had, stond ik op het punt zoo spoedig mo gelijk naar huis tot mijn beminde vrouw terug te keeren. Ik overwon echter mijn verlangen. Pauline 1 riep ik mijn dierbare vrouw, wij zullen elkander volkomen gelukkig wederzien. Den volgenden dag ving ik mijn reis naar Siberië aau. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1911 | | pagina 1