tymm in 3§bmUnüéhb Mmm^WhnnUxtn
No. 1613.
Woensdag 10 Mei 1011.
20e Jaarg
ONTWAAKT.
FEUILLETON.
BRESKENSCHE COURANT.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele ryic 0.55, voor België /0.62f' en voor
Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren
en brievengaarders.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag-en Vrijdag
middag te twee ure.
Uit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bjj den uitgever C. DIELEMAK te Breskens.
Da Bakkerswet.
I.
Het. verschenen afdeelings-verslag over
het gewijzigd ontwerp tot beperking van
Zondagsarbeid en nachtarbeid in de
brood bakkerijen en van den arbeidsduur
van bakkersgezellen vertoont nog zeer
gewichtige bezwaren tegen deze regeling.
Behalve de bakkersraden, waarbij de
minister aan de bedenkingen is te ge-
moet gekomen, vertoont dit ontwerp
weinig veranderingen met het eerste
alleen is 't in zjjn eenzijdig karakter,
als beoogende bescherming der arbeiders,
zonder dat gelijktijdig in voldoende ma
te op de belangen van het bedrijf is
gelet, verscherpt. Zoo kan het ontwerp
alleen aan diogenen, die op nog verder
gaande inmenging van den staat in de
arbeider8rerhoudingen aandrongen, kan
hét ontwerp voldoening schenkenop
de stemmen welke bij de eerste behan
deling op meer vrijheid in het bedrijf
pleitten is weinig aandacht geschonken.
Er werd dan ook twijfel uitgesproken
of, in verband met de aan het licht ge
treden zienswijzen om nadere wijziging
van het wetsontwerp te overwegen, door
den minister wel juist is opgevat.
Immers waren er toen stemmen op
gegaan om den nachtarbeid te regelen,
in tegenstelling met het wetsontwerp
dat deze arbeid geheel wil afschaffen.
Verschillende leden waren van oor
deel dat het ontwerp ingewikkelder is
geworden daar thans in plaats van twee,
drie onderwerpen naar voren treden, nl.
afschaffing van den Zondagsarbeid, id.
van den nachtarbeid en beperking van
den arbeidsduur.
Gewezen werd er op, dat de bezwa
ren, welke, zoolang het alleen de afschaf
fing van Zondags- en nachtarbeid betrof,
van eenige bepaalde groepen van bak
kers uitginging, thans van alle zijde
komen opdagen. Het platteland blijft
niet langer achter en de kleine patroons
gevoelen zich evenzeer bedreigd als tot
dusverre de fabrikanten. De kennisne
ming van de ingekomen adressón had
by verscheidene leden de overtuiging
gevestigd dat aan de voorgestelde rege
ling inderdaad ernstige bezwaren kle
ven. In dat verband werd betoogd dat
de belangen der gezellen goed in het
oog mogen zijn gehouden, maar dat het
te eenzijdig schijnt te zijn geschied.
In het bijzonder achtte men het on
geraden ten deze voor het platteland
dezelfde regelen te stelen als voor de
steden.
Dat zoo gewichtige bezwaren tegen
de voorgestelde regeling van den arbeids
duur zijn gerezen, verklaarden verschil
lende leden te meer te betreuren, wijl
zij vreesden, dat het tot stand komen
van de afschaffing van Zondags- en
nachtarbeid daardoor ernstig in gevaar
zou worden gebracht en zij daarvoor in
het bijzonder groote sympathie gevoel
den. Sommigen aarzelden daarom niet
den minister te verzoeken om de rege
ling van den arbeidsduur weder uit het
wetsontwerp te lichten om met afzon
derlijke voorstellen, dat punt betreffen
de, later terug te komen.
Van andere zijde verklaarde men, zich
thans nog stellende op het standpunt in
de motie Troelstra de Klerk ingenomen,
met voldoening te hebben gezien dat de
minister vrijheid heeft gevonden aan het
in die motie vervatte verzoek te vol
doen en een regeling van den arbeids
duur in het wetsontwerp heeft inge
voegd. Redelijkerwijze mag men ver
wachten dat de kansen van aanneming
der voorstellen betreffende Zondags- en
nachtarbeid door deze tegemoetkomende
houding des ministers zijn verhoogd.
Dat te meer omdat, in het algemeen
gesproken, de voorgestelde regeling van
den arbeidsduur niet ongelukkig is ge
slaagd.
Het aantal bezwaarschriften kan niet
als maatstaf worden beschouwd van het
gewicht der deskundigen en men ver
trouwde dat het den minister niet moei
lijk zal vallen de aangewende bedenkin
gen te weerleggen.
Sommige leden stelden met nadruk
vast dat de houding, aangenomen tegen
over de moties-Aalberse (van 1909 be-
r
treffende den 10-uren dag) en Troelstra
de Klerk geen Kamerlid ook maar in
het minst kan binden in zijn beoordee
ling van de thans voorgestelde regeling
betreffende den arbeidsduur. Het geldt
thans een stel concrete voorschriften,
die behooren te worden bezien in ver
band met de feitelijke toestanden en
verhoudingen en het is geenszins uitge
sloten, dat dan onuitvoerbaar blijkt wat
in algemeenen zin wenschelijk en uit
voerbaar is genoemd.
Een groep van andere leden verklaar
de zich eveneens ingenomen met de
verruiming van de strekking van het
wetsontwerp, doch waren in zooverre
teleurgesteld als daarin nog te veel
ruimte overblijft voor een regeling van
den arbeidstijd die niet toelaatbaar be
hoorde te zijn. In dit verband werd er
op gewezen, dat volgens art. 12 van het
ontwerp in niet zeldzame gevallen een
arbeidsduur van 16 achtereenvolgende
uren „zonder éen afgesloten rustperiode
daarin", mogelijk zal wezen. Voorts
en dat stond hier nog meer tegen
dat de regeling een arbeidsdag zal toe
laten die wat aantal uren betreft ge
matigd uit een oogpunt van dagin-
deeling veel ongunstiger is voor den
bakkersgezel dan een arbeidsdag van
meer uren of met eenige nachturen,
maar zich overigens meer aansluitende
aan de behoeften van het normale le
ven. Men wensichte daarom een bepa
ling, verbiedende, dat het tijdstip van
begin en dat van einde van den arbeids
tijd, langer dan 12 uur van elkaar ver
wijderd zijn. Een arbeidsdag van 5 uar
's morgens tot 5 uur 's avonds meteen
rustperiode v.in 2 uur, oordeelde men
het meest verkieslijk. Ook voor de klei
ne bedrjjven met 2 of 1 knecht is zulk
een regeling zeer wel aannemelijk. Voor
die bedrijven- waarin de patroon alleen
werkzaam ift, ware de arbeid van 5—9
uur geoorloof d te verklaren. Tegenover
deze beschouwingen werd aangevoerd,
dat men, de inmenging der overheid
zoover uitstr ekkende als hier wordt ver
langd, tot oaihoudbare toestanden zoude
u n meent) lussB nee mkMUI .nenteJ ei
komen.
Vooral met het oog op de toestanden
in het kleinbedrijf en ten plattelande
verklaarden voorts verschillende leden
zich ten sterkste tegen de verplichting
het einde van den arbeidsdag niet later
te stellen dan 12 uur na het begin.
Intusschen vond de eisch dat de voor
geschreven rusttijd moet zijn een onaf
gebroken rusttijd, ook bedenking bij
vele van deze laatste groepen van leden,
en die niet kondon inzien welk bezwaar
er tegen bestaat den voorgeschreven
rusttijd in twee of drie gedeelten te
splitsen.
Sommige leden oordeelden, dat eene
bevredigende regeling voor den arbeids
duur alleen kan worden verkregen door,
in plaats van het aantal werkuren per
dag, dat per week aan zekere grenzen
te binden, waardoor het bedrijf de noo-
dige vrijheid van beweging behoudt.
Tegen de onderscheiding van de be
drijven in twee categorieën werden ver
schillende bedenkingen geopperd. Ver
schillende leden ontkenden daarbij dat
bij de fabriekmatige broodboreiding ih
het algemeen zwaarder arbeid van den
gezel wordt gevorderd dan in het klein
bedrijf.
De onderscheiding door don minister
gemaakt, is een kunstmatige, don stem
pel dragende van niet uit het bedrijfs
leven zelve afkomstig te zijn, maar uit
de bureau's van ambtenaren.
Wat de invoering dezer onderscheiding
in het wetsontwerp echtor bovenal be
denkelijk maakt, is, dat de vraag of
een zeker bedrijf tot de eerste dan wel
tot de tweede behoort, niet door bepaal
de omstandigheden zal worden beslist,
maar door het persoonlijk inzicht van 't
districtshoofd der arbeidsinspectie.
Verscheidene leden oordeelden dit on
duldbaar. De vraag of de werkzaam
heden in een bepaalde bakkerij al of
niet door voldoende rusttijden worden
afgewisseld, is voor zoodanige beant
woording vatbaar, dat inmenging der
ambtenaren daarin niet mag worden ge
legd. Willekeur is dan, hoe hoog het
59.
Wat onbegrijpelijke macht zij ook
mocht bézeten hebben om mij hare ge
dachten mede te deelen, zoodra wij ons
huiten dat noodlottig huis bevonden,
hield die onmiddellijk op.. Toen en in
het vervolg kon ik zoolang ik wilde
hare hand in de mijne houden, doch er
volgde nimmer weder eeii droom, visi
oen of hallucinatie op.
Dit ie het eenige wat mjj altijd on
verklaarbaar gebleven is, - de geheim
zinnige zaak waarop ik bij den aanvang
van mijn verhaal heb gesproken.
Ik heb u vermeld wat er gebeurde
en indien mijn enkel woord onvoldoen
de is om geloofd te worden* dan moet
ik mij tevreden stellen desbetreffende
ongeloofwaardig te zijn,
IX.
Nadat ik het arme meisje aan de zorg
van Priscilla had toevertrouwd, haalde
ik den bekwaamsten geneesheer, dien
ik rnjj herinnerde, en werden er onmid
dellijk pogingen in het werk gesteld om
haar tot bewustzijn te brengen. Het
duurde zeer lang eer er eenig toeken
van terugkeerend leven zichtbaar was,
maar ten laatste ontwaakte z(j. Behoef
ik u wel te zeggen wat indrukwekkend
ooganblik dit voor mij was.
Evenmin is het noodig de bizonder-
heden ervan te beschrijven, want ten
slotte was het slechts een half bewust
zijn waartoe zij terugkeerde, en het
bracht nieuwe angsten met zich. Toen
de morgen aanbrak, lag Pauline in een
toestand, die ik hoopte dat slechts een
ijlende koorts mocht wezen.
De geneesheer deelde mij echter me
de, dat haar toestand hoogst bedenke
lijk was. Er bestond wel hoop op haar
leven, doch liij kon mij niet verzekeren
dat het ge.red kon worden. Juist in
deze dagen vol angst ontwaarde ik hoe
ik mijn ongelukkig meisje beminde. Hoe
dankbaar zoude ik zijn, indien zij mij
zou worden teruggegeven, al ware het
ook in den staat waarin ik haar ge
kend had. Hare onsamenhangende,
koortsachtige woorden sneden mij door
het hart. Nu eens in het Engelsch en
dan eens in het Italiaansch riep zij om
zeker iemand, of sprak zij woorden van
innige liefde en deernis. Daarop volg
den kreten van vreeselijken angst en
voer een rilling door hare leden.
Yoor mij geen woord, zelfs geen be
wijs dat zij my herkende 1 Ik, die vol
gaarne al wat ik bezit zoude gegeven
hebben, om haar slechts éen enkele
maal mijn naam te hooren uitspreken
met eena uitdrukking van liefde, ik zat
daar als een vreemdelipg aan haar bed.
Wie was het om wien zij zoo voort
durend riep en jammerde? Wie was de
man, dien zij had zien verslaan V Ik be
greep het spoedig, en indien hij, die
m\j inlichtte de waarheid sprak, dan
had hij mij daardoor een slag toegebracht,
waarvan ik nimmer zoude herstellen.
Het was Macari die het deed. Hij liet
zich bij mij aandienen op den dag na
dat Pauline met mij dat huis bezocht
hadik wilde hem echter niet ontvan
gen. Mijne plannen waren nog niet ge
regeld. Op dit oogenblik kon ik aan
niets donken dan aan het gevaar, waar
in mijne vrouw verkeerde. Maar, twee
dagen later, toon hij zich weder aan
meldde, gaf ik last hem toe te laten.
Ik huiverde toen ik zijne hand aan
raakte, maar durfde toch niet te wei
geren, hoewel ik er in mijn geest van
overtuigd was, dat hot de vingers van
een moordenaar waren, die zich om de
mijne sloten. (Wordt vervolgd.)