tytmttt in ^bmttiniuUnbuw
ONTWAAKT.
No. 1595.
Zaterdag 4 Maart 1911.
Jaarg
FEUILLETON.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijk 0.55, voor Bolgie ƒ0.625 en voor
Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren
en brievengaarders.
Advertentiön van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiön worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- rn Vrijdagavond by deu uitgever C. DIELEHAN te Breskens.
:nd
UI
pp]
«cli
rt,
ligi
v
sen
it-1
Militie-wat.
Ingediend is het wetsontwerp tot re
geling van de verplichtingen ten aan
zien van de militie.
Het wetsontwerp, bevat 113 artikelen.
De regeering stelt voorop, dat do aan
bieding van het wetsontwerp voortspruit
uit het besef, dat aan herziening van
onze militiewet dringend behoefte be
staat, een besef, zooals zij zegt, dat in
breede kringen valt waar te nemen,
maar waarvan vooral de regeering diep
jj doordrongen is.
Voor zoover de defensieplannen der
rac regeering betrekking hebben op do land-
iscl weer, zijn zy belichaamd in een ont
werp van wet tot wijziging van de
Landweerwet, dat dit ontwerp zooveel
mogeljjk op den voet zal volger
Contingent en diensttijd. Voorgesteld
wordt een diensttijd van 6 jaar bij een
contingent van 23.000 man, waardoor
een militiesterkte wordt verkregen van
23,000 X 5.20 of 121.670 man, alzoo
een sterkte ongeveer gelijk aan die van
tbans. Uitbreiding van het contingent
- zegt de reg. biedt het middel tot
inkorting van den dieustduur, en heeft
verder nog een lichtzyde, hierin gelegen
dat de vredessterkte der oude deelcn
bij het wapen der infanterie met nage
noeg een dorde kan worden verhoogd.
Vooronderricht. De regeering is er
van doordrongen, dat de lichamelijke
volksontwikkeling krachtig moet wor
den ter hand genomon want naar hare
overtuiging is hierin het eenige middel
gelegen, om op goeden grond op den
duur te kunnen komen tot een algemeens
verkorting van den oefentijd. De samen
werking in deze van de departementen
van binnenlandsche zaken en van oorlog
ff
heeft reeds mogen leiden tot maatrege
len van uitvoering, die aanvankelijk niet
zonder goed gevolg zijn gebleven. Met
beleid zal in dien geest worden voort
gegaan, teneinde geleidolijk, met mede
werking van het onderwijzerspersoneel,
de geheele jongelingschap, ook in de
kleine gemeenten, in de voorbereidende
lichaamsoefeningen te doen deelen. In
verband met een en ander zal bij de
totstandkoming van het ontwerp het
thans van wege het departement van
oorlog gegeven voorbereidend militair
onderricht worden afgeschaft.
Eerste oefening. De regeering kan
voorhands aan een nieuwe algemeene
verkorting van de eerste oefening niet
denken. Integendeel er zijn teekenen
te over, die er op wijzen, dat bij de be
staande wet in dit opzicht te ver is ge
gaan. Begrijpelijk is het, zegt de reg.,
dat dit bij sommigen teleurstelling zal
wekken.
Hoewel echter de regeering in begin
sel niet tegen verkorting van oefentijd
is, meent zij toch te moeten voorstellen
afschaffing van het stelsel van vier-maan-
ders, welk stelsel aan verschillende ge
breken lijdt.
De regeering merkt voorts op dat ten
einde het geheele jaar door een voldoend
aantal geoefende manschappen beschik
baar te houden, zoowel met het oog op
buiten- en binnenlandsche verwikkeling
als om te kunnen voorzien in de eischen
van de opleiding en vorming van het
kader, dat noodig is de miliciens in
twee gedeelten onder de wapenen te
doen komen. Handhaaft dus het aan
hangige wetsontwerp de opkomst der
militie in twee gedeelten, deze gaat
merkt de reg. op gepaard met een
regeling, welke de nadeelen van thans
bedoelt te ondervangen. Het ligt na
melijk in de bedoeling om de twee ploe
gen bij de infanterie van ongelijke sterk
te te maken en wel het grootste deel,
ongoveer vier vijfde, te doen opkomen
op 16 Januari, waardoor de eerste oefen
tijd omstreeks 1 October, na afloop van
de regiments- of grootere veldoefeniu-
gen eindigthet kleinste doel (ongeveer
een vijfde) op 16 Juli.
De vei deeling in twee ploegen, gelijk
die hierboven voor de infanterie is om
schreven, zal ook in toepassing komen
bij de onbereden korpsen der artillerie,
met dit onderscheid, dat in verband met
de eischen van den dienst de sterkte
verhouding der beide ploegen opeenfgs-
zins andere wijze zal moeten worden
geregeld en de opkomst van beide ploe
gen gesteld zal moeten worden in de
tijdvakken van 16 20 Maart en van 16
20 Sept.
Voorts behoort by de torpedisten on
bij de pantserfort-artillerie de eerste
oefeningstijd te worden gesteld op 15
maanden. Tegenover dit langer verblijf
onder de wapenen voor de pantserfort-
artilleristen staat slechts éen en voor
de torpedisten zelfs geen enkele herha
lingsoefening en daarnevens voor beide
categorieën algeheele vrijdom van land-
weerdienst.
Bij het regiment genietroepen brengt
het belang der opleiping mede, dat het
de voorkeur verdient de opkomst te doen
geschieden voor allen te gelijk in het
voorjaar.
By de bereden korpsen zal, zegt de
regeering, voorshands met niet minder
dan twee jaar eerste-oefening kunnen
worden volstaan.
Het ligt in de bedoeling om bij tot
standkoming van het ontwerp het regi
ment in den tijd van vrede te doen
bestaan ook uit 5 bataljons van vier
compagnieën, en het 5e bataljon te re-
cruteeren uit de zomerploeg. In tyd
van oorlog zullen de 5e bataljons al
naar gelang van de omstandigheden voor
de bezetting van forten dan wel tot
versterking van het veldleger, worden
aangewezen. De bataljons samengesteld
uit de vooijaarsploeg zijn uitsluitend
bestemd voor het veldleger.
Kaderopleiding en kaderplicht. Ten
aanzien van dit vraagstuk merkt de re
geering o.a. op dat de behoefte aan veel
en goedgeschoold kader zich zoo drin
gend doet gevoelen dat om nieuwe te
leurstelling te voorkomen, niet mag
worden nagelaten het middel aan te
grijpen dat voor de voorziening in die
behoefte een onmisbaren waarborg biedt.
Dit middel, zegt de regeering, is gele
gen in verscherping van den kaderplicht.
Het is, merkt de regeering in verband
hiermede op, dat het niet te ontgaan
dat het verblijf onder de wapenen voor
hen, die de officiersopleiding zullen vol
gen met zes, en voor hen, die de onder
officiersopleiding zullen volgen, met vier
maanden wordt vermeerderd.
Evenwel koestert de regeering de
hoop dat de toepassing van kaderplicht
niet noodig zal blijken. De wetenschap
reeds alleen dat de bevoegdheid tot dwin
gend optreden bestaat, zal, naar ver
trouwd wordt, voor de minder bereid-
willigen, de spoorslag zyn, die tot vrij
willige beschikbaarstelling dryft.
(Slot volgt.)
ii.
Maar, ik zou hem zoo gemakkelyk
niet loslaten.
Ik verhaastte mjjn tred en voegde mij
wsder bij hem. Ik moet u dringend
verzoeken mij te zeggen waar ik hem
kan vinden. Ik moet hem omtrent een
belangryke aangelegenheid spreken. Het
is onnoodig te loochenen dat hij tot uwe
vrienden behoort. Eerst aarzelde hij,
doch ten laatste bleef nij staan.
- Gij zyt zeer lastig, sir. Wellicht
wilt ge mij wel de reden zeggen voor
uwe bewering, dat de man dien gij zoekt,
mijn vriend is?
- Ik zag u eens gearmd met hem
- Mag ik ook vragen waar dat was
Te Turyn, laatstleden voorjaar.
In den omtrek van de San Giovanni.
Hij beschouwde mij aandachtig. Thans
herinner ik my uw gelaat. Gij zyt een
der twee jonge lieden die daar een da
me beleedigden, en die ik zwoer deswe
ge te kastijden.
Er werd niet de minste beleediging
bedoeld, maar al ware dit ook het geval
geweest, dan zou dit tbans voorbij zyn.
Geen beleediging? Ik heb wel
iemand gedood voor minder dan uw
vriend tot my zeide.
Herinner u als gij wilt dat ik geen
woord gesproken heb. Doch, dat doet
niets ter zake. Het is juist met betrek
king tot zijne nicht Pauline, dat ik Dr.
Ceneri wensch te spreken.
Zijn gelaat drukte plotseling de groot
ste verbazing uit. Wat hebt gij met
zijne nicht te maken vroeg hij op ru
wen toon.
Dat is een zaak tusschen hem en
my. Zeg my nu, waar ik hem kan
vinden.
Hoe is uw naam vroeg hij kortaf-
Gilbert Vaughan.
Wat zyt gy
Engelsch edelman niets meer.
Hij dacht eenige oogenblikken na. Ik
kan u bij Ceneri brengen, zeide hy, maar
eerst moet ik weten wat gy met hem
hebt uittestaan, en om welke reden gy
Pauline's naam noemt? De straat is
geen geschikte plaats om over zaken te
spreken laat ons ergens binnengaan.
Ik bracht hem naar myn hotel,ineen
kamer waar wij ongestoord konden spre
ken.
Welnu, Mr Vaughan, zeide hy
beantwoord mijn vraag, en ik zal u zien
te helpen. Wat heeft Pauline March
met de zaak te maken
Zij is mijn vrouw; dat is alles.
Hy sprong overeindeen heftige Ita-
liaansche vloek siste van zijn lippen.
Zyn gelaat was wit van woede.
Uwe vrouw 1 schreeuwde hij gij
liegt 1 Ik zeg u dat gij liegt.
Ik richtte mij even driftig als hij,
doch met meer zelf beheersching overeind.
Ik zeide u, sir, dat ik Engelsch
edelman ben. Ik verzoek uwe woorden
terug te nemen, of ik zal u dit vertrek
uitwerpen.
Hij bedwong met de grootsse moeite
zyn toorn. Ik neem ze terug, zeide hij
weet Ceneri het? vroeg hij na eenige
oogenblikken.
Zekerhij was by ons huwelijk
tegenwoordig.
Hij scheen wederom op het punt te
staan in woede uit te barsten. Tradito-
re 1 hoorde ik hem prevelen. Ingannato-
re 1
Daarop wendde hij zich met eenigs-
zins spottend kalm gelaat tot mij.
(Wordt vervolgd.)