mw buxkwïxéUb. Era ïeriaal lit Rassiscü-Polen. No. 1552. Woensdag 5 October 1910. 20e Jaarg 1 11 Buitenland. FEUILLETON. BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.625 en voor Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIF.LEMAN te Itreskens. Het is na Dinsdag nog zeer onrustig geweest in de Berlijnsche voor stad Moabit. Een politiemacht van ongeveer 1000 man was Woensdagavond op het tooneel tan den opstand bijeengetrokken en in de wachtposten lagen nog reserves ge reed om op het eerste sein uit te ruk ken. Tegen zeven uur was reeds een groote, dreigende menigte in Moabit bijeenge komen en dus rukte de politie uit om de verschillende toegangen af te zetten. Het zag er op dat oogenblik vooral op den hoek van de Beussel- en de Sic- kingenstrasse, dus op dezelfde plaats, waar den vorigen avond de strijd had gewoed, weder zeer dreigend uit. Het werd 8 uur. Steeds dichter werd de menschenmassa, hare houding uit tartender en voortdurend klonken hoon- kreten tegen de politie. Op de sommatie van den politie-offlcier om uiteen te gaan, word geantwoord met gejoel eu met steenworpen. Toen werd het sein tot den algemeenen aan val gegeven en hakte de politie er op in. De betoogers sloegen op de vlucht, bij honderden vlogen zij het station binnen, waar zij een juist binnengekomen tram beklommen. Zij dachten nu in veilig heid te zijn, maar hadden buiten den waard gerekend, want allen, die geen biljet konden vertoonen, werden door de politie meedoogenloos vei dreven. Intusschen had er ook weder een bot sing plaats aan de Reformatiekerk. De bewoners van de daar in de buurt ge legen huizen openden een bombardement van steenen, flesschen en andere projec tielen op de politieagenten. Twintig bereden politiemannen reden de straat in en dreven de menigte voor zich uit. Een dezer bereden agenten kwam daarbij leelijk in het gedrang. Het gepeupel wilde hem van het paard sleuren en de agenten te voet moesten hem met de blanke sabels uit de handen van het woedende gepeupel bevrijden. Daarna richtten een SOtal agenten hunne pistolen op de vensters en gelast ten de menschen, die daarvoor stonden, zich onmiddellijk te verwijderen en de vensters te sluiten. Het dreigend ge zicht van de pistolen miste de verwach te uitwerking niet, het bevel werd op gevolgd. Twintig minuten later weder een bot sing in de Beusselstrasse. Een troep van ongeveer 30 man vluchtte daar een huis binnen, en onmiddellijk daarop vloog de deur toe. Een politieofficier liet echter de deur openbreken en snelde met 12 man het huis in. Hun zoeken was echter tevergeefs, de vluchtelingen hadden zich in verschillende vertrekken van de groote huurkazerne verborgen. En terwijl het troepje agenten in het huis nog aan het speuren was, werden op den zijvleugel de vensters geopend en vlogen projectielen naar de hoofden van de agenten die beneden stonden. Langzamerhand zijn door het hard handig optreden der politie de onlusten doodgebloed. Maar niet dan nadat door een onbe kookte aanval op vreemde dagbladcor respondenten haar prestige vrijwat heeft geleden. Zoo hadden de vertegenwoordigers van het correspondentiebureau Reuter en die van een groot Amerikaansch en Lon- densch blad met de Berlijnsche corres pondent van een ander Engelsch blad een auto gehuurd en reden daarmee rond in het gebied van de onlusten, om toe te zien. Op den hoek van een straat hield een luitenant van de politie de auto aan. Zij legitimeerden zich met hunne kaarten van de vereeniging voor de bui- tenlandsche pers. Deze heer was uiterst voorkomend en gaf hen op hunne vra gen zeer bereidwillig inlichtingen. Hij liet hen door. Zij kwamen aan den Kleinen Dierentuin en hielden met het voertuig stil voor het ziekenhuis, waar zij goed konden zien, dat agenten de menigte door den Kleinen Tuin dreven. Op hetzelfde oogenblik riep een burger vlak naast de auto een groep van zes agenten aan en gelastte„Inhakken op de kerels in die auto daar 1" Zij haalden dadelijk de legitimatie-kaarten te voor schijn en trachtten zich te legitimeeren, maar zij kwamen zoo ver niet, want in een oogwenk regende het slagen met de sabel. De oerstgenoemde vertegen woordiger die zijne hand op het portier had gelegd, kreeg een paar slagen over zijn arm, waarvan twee de hand kruise lings raakten, zoodat het bloed er dade lijk uit te voorschijn sprong. Ze doken in de auto neer en werden allen aan hoofd en schouders getroffen. De bestuurder, die den beambten ook duidelijk wilde maken, dat zij zich al bij een ander man van de politie gele gitimeerd hadden, werd daarna eveneens op slagen onthaald. Hij zette dadelijk den motor met volle kracht aan en reed er zoo snel mogelijk van door, om de auto buiten het bereik van de agenten te brengen. Nu pas zagen ze, dat Law rence vreeselijk bloedde. Op het ver- bandstation werd hij onderzocht, en het bleek, dat zijne wonden tamelijk ernstig zijn en dat de middelste vinger misschien verloren is. De eene houw heeft de middenhandsbeenderen ten deele stuk geslagen. Bij de anderen werden geen uitwendige kwetsuren gevonden. De Duitsche pers dringt aan op een streng onderzoek naar den schuldige. Hoe dit ten naaste bij zal uitvallen, kan men opmaken uit de houding van den Pruisischen minister van Binnenlandsche zaken. Deze heeft den volgenden avond een bezoek op de meest bedreigde pun ten van Moabit gebracht. Bij de Re formatie-kerk zag hij een groepje jour nalisten staan. Hij sprak hen aan en verzocht hen, bij hunne Engelsche col lega's aan te dringen dat zij het gebeur de van Woensdagavond niet al te erg zouden opvatten. Schertsend voegde hij er aau toe, dat het wonden waren, die zij op het slagveld hadden opgeloopen. Sedert het begin van de onlusten tot Donderdagmiddag hadden zich in het «-t— 234. Het vertrek der dochter en de terug keer der moeder was bespied door een man, die van uit zijn welgekozen schuilhoek nauwkeurig acht geslagen had op het doen en laten der beide vrouwen. Het was een man, bij wien iedere zenuw trilde wanneer de herinnering aan Nimovitch bjj hem levendig werd, of wanneer hij dacht aan de heerlijke dagen van Sorrento en het meesterstuk van zelfbedwang, aan het ziekbed te Bucharest. Eon vertrouwd bediende van gravin Marguerite had den generaal, want hij was het inderdaad, door een be schaduwd pad geleid naar den oever van het kabbelend meer. lederen avond komt Madame Maz- zana hier, om den ondergang der zon te genieten, gaf de Italiaan te verstaan, terwijl hij de goudstukken in zijn zak liet glijden, die de bezoeker hem had aangeboden. Geen geluid weerklonk over het slui merende watervlak. De rozen luisterden toe, in het avondbriesje, of de nachte gaal zijn gezang weldra zou doen hooren. Cecile Wizocka's oogen waren gericht op een aardig klein bootje, dat van uit de verte naderde. Wie weet, wellicht bergt dat broo- ze vaartuigje gelukkige harten, die een vroolijke ontmoeting tegemoet stevenen. Een paradjjs van schoonheid is alles wat mijn oog aanschouwt, maar geen blanke zeilen kunnen mijn verloren liefde uit den nevel van vervlogen jaren tot mij terugvoeren. Begraven en bedolven zijn de schoono dagen van woloor onder do koude aseli van zorg en vordriet. Nooit, nooit mag ik hem wederzien. De klank van een enkel woord voerde haar in een ondeelbaar oogenblik terug naar de bergen van Sorrento. Cecile 1 fluisterde Vassili Milutin, toen hij met gebogen hoofd aan haar voeten nederknielde. Haar bevende handen lagen in de zijne. Verstoot mij niet opnieuw, Cecile smeekte hij. Mijn leven is een aaneen schakeling van boete en straf geweest. Eén weg ter verzoening staat ons open. Weiger niet die te volgen. Terwille van het vlekkeloos schild van uw kind, ter- wille van uw eigen geluk en den vrede van mijn hart I Laat ons goed maken, wat goed te maken is, Cecile. Het pad der eere ligt voor u. In den naam van God, wiens straffende hand zwaar op ons heeft gerust, vraag ik uvergeef mij 1 Ik ben de laatste van mijn geslacht. O, ik bid u, Cecile, weiger mijn smeeken niot, en neem mijn hand, mijn naam aan. De stem van den gestrengen, ouden soldaat beefde van aandoening. Zijn lief de en trouw hadden hem nogmaals aan haar voeten gebracht. Er trilde iets in haar hart, dat aan geen aardsche harts tocht het aanzijn dankte, toen zij, die gedurende al de lange, lange jaren ba rer eenzaamheid onwrikbaar haar eed gestand gedaan had, die welbeminde oogen wederzag. De band, die hen een maal bond, was verbroken en bedolven onder de rozen van een tijd van kort en schuldig genieten. Doch zjj zag hem aan en hij las haar antwoord in haar oogen. Ter wille van Boris 1 fluisterde zy, terwijl zij vertrouwend tot hem opzag en haar hand in de zijne legde. Eén van hart, één van zin wandelden zij te zamen terug naar de villa, waar een maal de arm eener liefhebbende dochter een tot wanhoop gedreven moeder had behoed. (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1910 | | pagina 1