i verbaal uit Russi
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT.
No. 1427.
Zaterdag 17 Juli 1909.
18e Jaarg.
Ten halve gelezen.
FEUILLETON.
r
It K E S k K S 11E COURANT.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.625 en voor
Amerika 0.825 bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven
gaarders aangenomen.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
I)lt blad verschijnt eiken Dinsdag;- en Vrijdagavond by den uitgever C. DIELEMAft' te Breskens.
>1
MM
De Zeeuw" toornt over de troebelen,
zich te dezer plaatse hebben voor-
daan, en mede over het feit dat in
blad artikelen verschenen, die den
est nog meer verduisterden, zonder
lt onzerzijds éen woord vau protest is
hoord, ol zonder dat we met éen
)oró van lof gewaagden over de kalme
ze waarop de politie is opgetreden
waardoor erger werd voorkomen.
Beginnen we niet de verklaring, dat
t blad niet van ons zal kunnen ver-
ichteu hare veelvuldige bedenkingen
den voet te volgen, omdat eenerzijds
grondslag van hare bespiegelingen
rust op onbekendheid met de toestan
en anderzijds hare critiek er van
tuigt, dat zy ons blad niet goed of
it een zeer partijdig oog heeft gele-
ii. We moeten haar dus in overwe-
geven een en ander nog eens rus-
over te lezen.
Ze biedt ons evenwel ongevraagd de
tegenheid eenige algemeene punten
hare beschouwingen van naderbij
zien.
We stellen dan voorop dat in som-
ige bladen boven de rubriek „ingezon
n stukken" vermeld staat, dat deze
jrden opgenomen buiten verantwoor-
lijkheid der redactie. Anderen gaan
verder, door daaraan toe te voegen,
,t de opname geenszins eene instem
ing van de redactie bedoelt.
Ju ons blad komt boven deze rubriek
noch het een, noch hot ander voor, om
dat ook zonder vermelding van deze
bepalingen de redactie als instinctief
buiten deszelfs inhoud staat.
Onwillekeurig zou men meenen dat
deze toevoeging voor groote bladen en
in groote plaatsen stellig overbodig was,
wijl men daar elke verdenking dat de
redactie de hand zou kunnen hebben in
zulke artikelen, als uitgesloten kon ver
onderstellen.
In kleine plaatsen daarentegen ver
eenzelvigt men niet zelden, zelfs gaarne,
den redacteur van een Courant met
den schrijver van een ingezonden stuk.
Hoezeer ten onrechte, ondervinden
ook wij meermalen het onaangename
van dien waan en het gebeurt niet zel
den als er in dagen van spanning, ge
lijk we nu hebben gehad, of bij verkie
zingen, iets in druk verschijnt, men
den redacteur van dit blad den stillen
naam geelt van te zijn de auteur dier
persvruchten. Alsof er niemand anders
zou kunnen zijn, die de pen kan voeren.
Dat we ons over die kortzichtigheid
al heel spoedig heenzetten, is begrijpe
lijk.
Evengoed als men er van verzekerd
kan zijn, dat de redactie, wanneer ze
wat tot het publiek te zeggen heeft,
geenszins de toevlucht behoeft te nemen
tot een ingezonden stuk in haar eigen
blad.
Het bedenkelijke van deze onrecht
vaardige onderstellingen is, dat ie aan
leiding zouden kunnen geven tot den
krassen maatregel geen ingezonden stuk
ken op te nemen, mits onderteekend.
Maar dat zou de uiting der gedachte
te zeer belemmeren.
We betwijfelen of er wel één blad
bestaat met zoo'n absolutisme als uit
gangspunt.
Op z'n beurt neemt elk blad onge-
teekende stukken op, onder voorbehoud
dat de perken der welvoegelijkheid niet
worden te buitun gegaan.
Nu is 't misschien daaraan dat de
Zeeuw zich heeft gestooten, d.w.z. aan
het vermeend te buiten gaan dier per
ken. Of mogelijk ook, omdat de critiek
een anti rev. burgemeester gold.
Onzerzijds kunnen we met gerustheid
de verklaring geven dat de politieke
kleur allerminst de reden was, dat we
plaatsing verleenden aan de ingezonden
stukken. We stonden evenzeer plaats
ruimte toe aan iemand, die den maat
regel van den burgemeester verdedigde
en hoewel daarin meer voorkwam dan
kon beschouwd worden als weerslag op
het stuk waarop het doelde, huldigden
we, naar onze bescheiden meening, zoo
danig de onpartijdigheid in dezen, dat
het stuk ongewijzigd werd opgenomen.
Intusschen, de toestanden in de in
gezonden stukken beschreven en waar
over de Zeeuw ons kapittelt, waren
geenszins overdreven. Ieder beaamt dat.
Maar wel overdreven is 't, als men
zegt, gelijk de Zeeuw schrijft, dat door
den burgemeester te beleedigen, zooals,
volgens dat blad, een deel van Bres
kens' ingezetenen zou hebben gedaan,
men ook de Koningin heeft beleedigd,
in wiens naam de burgemeester te de
zer plaatse regeert.
Dat is precies als de dwaze stelling
die dr Kuyper verkondigde, nl. dat de
Koningin den kiezers ter stembus riep
omdat wel de burgemeester elk kiesbe-
voegde ter stemming oproept, doch dat
deze de gemeente in naam der Konin
gin bestuurt.
Als de Zeeuw deze stelling inderdaad
wil handhaven, dan moet hare partij de
Koningin al aardig wat neergehaald
hebben, want geen verkiezing vond er
plaats toen de vrijzinnigen aan de regee
ring waren of ze werd afgetakeld, dat
er. geen stuk aan heel bleef. In weer
wil daarvan waren toch de ministers
de raadslieden der kroon, die het be
wind voerden in naam der Koningin.
De afbrekende critiek hen aangedaan
moet dan ook, in de lijn van de Zeeuw,
Hare Majesteit betroffen hebben.
Niet minder moesten tal van wetten
onder vrijzinnig bestuur tot stand ge
komen, het op onbarmhartige wijze
ontgelden.
Men dacht er dan zeker niet aan, dat
daarboven de naam onzer Koningin staat
en dat ze door Haar zijn bekrachtigd.
Becritiseert men nu deze wetten, en
met haar de regeering wiens contraseign
ze dragen, dan doet men dat tevens,
altijd weer volgens de Zeeuw, ook' de
Koningin, die deze bewindslieden als
Hare raadslieden koos.
Het zal niet noodig zijn op dit thema
verder voort te borduren om het onhoud
bare van zoo'n stelling te bevestigen.
Het moet een nobel man zijn, een
oot man, uw vriend Milutin 1 En een
voel van onschuldige jaloezie drong
ar hart binnen, wanneer zij het la-
ende gravinnetje in de sprekende
gen zag. Toen was zij zich nog niet
wust, het eenzaam kind, dat de schalk-
hé boogvoerder Cupido een zijner nim-
er missende pylen over den tuinmuur
d geschoten.
In een der oudste en vuilste straat-
s van Montmartre, te Parijs, is een
Bine, onaanzienlijke herberg te vinden,
larvan het knarsend uithangbord, een
kroonden witten adelaar, op blauwen
ond, te zien geeft. Het Poolsche on-
irschrift, dat naast het Fransche prijkt,
I volkomen overbodig, want zoowel de
politie als do bewoners dezer buurt we
ten maar al te goed, dat in dat onaan
zienlijk kroegje het hoofdkwartier ge
vestigd is van de Poolsche revolutionai
re club, te Parijs. Voor den voorbij
ganger levert het lokaaltje weinig aan
trekkelijks op. Een stuk of wat kreu
pele tafeltjes in de eetzaal, een onooge-
lijk bulletje in een der hoeken, en een
lustelooze, langharige bediende, die den
ganschen dag scheen te slapen, lokten
de gewone bezoekers van soortgelijke
inrichtingen al zeer weinig aan. Maar
tal van mannen, in wier voorkomen en
uiterlijk men aanstonds vreemdelingen
herkende, bezochten hot morsige her
bergje geregeld en beklommen dan de
krakende treden van den trap, die naar
een zaaltje op de tweede verdieping
voerde. Het waren de zonen der So-
bieski's en Kosciusko's, die hier te za-
men kwamen, zonder door de Parijsche
mouchards te worden verontrust. De
waggelende stoelen, morsige tafels en
armoedige inrichting van de carabat
hadden weinig bizonders te vertellen
aan de speurhonden der politie en het
holle vertrek op de bovenverdieping had
hun, bij hun herhaaldelijk beproefde
invallen" nooit iets anders te zien ge
geven, dan een troostelooze ledigheid.
Een verborgen gang, naar een naburig
huis, verschafte echter den bezoekers
gelegenheid, om zich op het sein van
hun wachters ongezien te verwijderen.
Op den avond, waarop Marguerito
Waldberg tot haar vader sprak, over de
moeder, die zij nooit gekend had, kon
zij weinig vermoeden, dat de vrijwillige
boodschapper, die zoo ijlings naar Parijs
was vertrokken, zou spreken, over za
ken die haar evenzoo na aan het hart
lagen, en wel in de kleine vergaderzaal
van de herberg.
In allerijl had hij zich, na zijn aan
komst te Parys, gespoed naar het wel
bekende vergaderlokaal, en daar had hij
gewacht, alleen en ten prooi aan de
sombere gedachten, die zijn brein be
volkten, totdat een in allerijl bijeenge
roepen vergadering van patriotten hem
in de gelegenheid zou stellen te zeggen
wat hem op het hart lag. Mannen in
den uniform van het Fransche Vreemden
legioen, Pauselijke Zouaven, muziek-on-
derwijzers, schermmeesters, armoedig
uitziende studenten en magere taal
meesters, gidsen en zelfs gepasporteerde
vrijwilligers van het Amerikaansche
bondsleger, dwaalden door de morsige
straatjes der oude wijk, of zochten hun
heil in de vuile kroegjes der buurt om
zich, totdat het uur der samenkomst
zou hebben geslagen, te bewegen te
midden van het schuim der wereldstad.
De politie vermeed deze wijkplaatsen
der ongerechtigheid zooveel mogelijk,
tenzij zij een offer had op te eischen
voor Madame la Guillotine. (Vervolg.)