ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT.
Eu verbaal uit MsM-Pin.
No. 1405.
Woensdag 28 April 1909.
I8e Jaarg.
Buitenland.
Binnen land.
FEUILLETON.
IIR E 8 k E 8 IIE COURANT.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.62 en voor
Amerika 0.82'' bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven
gaarders aangenomen.
Advertentiön van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiön worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdas- en Vrijdagavond bij den nitsever C. te Breskens.
Weder scheen het zeker dat de Sul
tan van Turkije zou afstand doen en
weder meldt een telegram, dat de be
velhebbers te Konstantinopel en Saloni-
ki den Sultan nog talrijke aanhangers
heeft en wellicht is het een voorzichti
ge tactiek van de zijde van de troepen
om geweld te voorkomen. Misschien
hoort men onverwachts van een gevan
genneming van Abdoöl-Hamid.
Als de houding van den Sultan even
wankelend als indertijd van Louis XVI
de loop van zaken is thani nog niet
geheel te vergelijken met de Fransche
omwenteling, maar het gaat er naar
toe. Zoo vindt men een telegram, dat
de minister van Bnitenlandsche Zaken
in de Nationale vergadering heeft tegen
gesproken het gerucht dat de Sultan
zich tot Oostenrijk heeft gewend met
voorstellen. Men ziet het element lands-
verraad is reeds voorhanden voor de
vijanden van Abdel-Hamid. Het gerucht
komt hierop neer
De Sultan zou hebben voorgesteld aan
markies Palavicine, den Oostenrijkschen
gezant, in ruil voor de Oostenrijksclie
bescherming Macedonië te laten verove
ren door de troepen van Frans Jozef.
De gezant meldde dit voorstel naar
Weenen maar de Turksche regeering
vernam niets hierover van en liet bij
het Oostenrijksch ministerie inlichtin
gen vragen. Hier erkende men de juist
heid ervan. In het leger veroorzaakte
dit bericht heftige verontwaardiging en
deed den haat der troepen tegen den
Sultan ten top stijgen.
Als werkelijk het bericht juist is, en
mogelijk is het ondanks de offleieele
tegenspraak, dan is de positie van den
Sultan tegenover binnen- en buitenland
niet benijdenswaardig. En wellicht is
het gelukkig voor hem dat er sprake is
van hersenstoring, althans het geduld
en de lankmoedigheid van het volk niet
reeds te Zeer op de proef zijn gesteld.
Du gebeurtenissen die elkaar zoo snel
opvolgen, dragen er niet toe bij de rus
tige stemming te wekken, die het best
onheil en bloedvergieten kan voorkomen.
Overal heerscht blijkbaar angst en
wantrouwen. Men hoort van vele prin
sen en prinsessen, die reeds gevlucht
zijn, o.a. prins Boorhanodin, die in het
paleis van een zijner zusters werd op
genomen en van daar op een schip moet
zijn ontkomen. Prins Selim, de oudste
zoon, is bij zijn vader.
Het paleis van den Sultan is Vrijdag
aangevallen.
Te 5 uur werd hevig geweervuur en
kanongebulder gehoord van de hoogten
die om het paleis liggen.
De Jong-Turksche troepen uit Saloni-
ki zijn slaags geweest met het garni
zoen van Vildiz.
Het vuren duurde tot 7 uur door. De
troepen uit Saloniki vielen de kazerne
ten zuiden van Yildiz aan, waar hard
nekkig weerstand wordt goboden.
De stad is in brand gestoken.
Onder de troopen uit Saloniki heerscht
uitstekende orde en onder aanvoering
van de officieren worden de buitenland-
sche gezantschappen beschermd.
Bij de gevechten in het centrum van
de stad zijn veel dooden gevallen. Een
kanon werd in stelling gebracht en
werden de verdedigers van het laatste
wachthuis overmand, waarna zij zich
overgaven.
Donderdag om 10 uur werd men in
het noord-oosten van Parijs een dichte
zwarte wolk gewaar, die tegen de hel
dere blauwe lucht en de helle zonne
schijn scherp afstak. Eerst wist niemand
eene verklaring van het verschijnsel te
geven, doch ten slotte werd bekend, dat
een petroleum-magazijn van den Noord
oosterspoorweg in de vlakte van St. De-
nis gelegen, in brand was geraakt. Acht
a negen duizend tonnen petroleum en
benzine zijn in de magazijnen bij St.
Denis opgeborgen. De oorzaak van den
brand is nog niet met zekerheid hekend,
men vermoedt echter, dat door vonken
uit eeD locomotief de met olie doorweek
te bodem in brand is geraakt en de
vlammen zich van hier uit spoedig naar
de magazijnen voortplantten. Binnen
korten tijd stonden verscheidene gebou
wen in vlammen, terwijl voortdurend
petroleumvaten met een hevigen knal
barstten. De politie, de brandweer en
de in de stations aanwezige werklieden
deden wat ze konden om het vuur
meester te worden, doch de dichte rook
belemmerde hen zeer. Eerst toen een
compagnie infanterie uit St. Denis en
een korps Parijsche politieagenten te
hulp kwam, slaagde men er in, het vuur
te stuiten.
Gelukkig staan de magazijnen vrijwol
geïsoleerd. Van deze was echter geen
enkel meer te redden, doch wel gelakte
het de stationsgebouwen te behouden.
De geheele vlakte van St. Denis, die
zich over een gebied van bijna 50.000
meter omtrek uitstrekt, stond in volle
vlam. Duizenden toeschouwers kwamen
uit den omtrek om het schouwspel gade
te slaan. Wonder boven wonder is
geen enkel menschenleven te betreuren,
slechts een arbeider, die van een dak
sprong, brak den arm. Te vijf uur 's
avonds was men het vuur geheel mees
ter.
ÓRESKENS, 27 April 1909.
Met ingang van 1 Mei a.s. is de heer
A. Salomé, tijdelijk alhier, benoemd tot
Opzichter van den Provincialen Water
staat in Zeeland, standplaats Breskens.
Blijkens achterstaande advertentie
is het destijds ingestelde verbod om van
de' eerste tram die van Breskens via
Sluis naar Maldeghem kosteloos gebruik
te maken voor wat betreft het traject
Draaibrug—Sluis indien de reizigers naar
Aardenburg of verderop moeten, met
ingang van 24 dezer ingetrokken.
Als men bijv. naar Aardenburg moet
en men treft goed weer dan is dat van
Draaibrug een niet onaardige wandeling
F6-I—4
96.
De Russische consul te Dresden kon
haar echter geenerlei inlichting ver
strekken omtrent de bewoners van het
huis, en de huishoudelijke zaken aldaar
werden alle zonder onderscheid verricht
door vertrouwde mannelijke bedienden,
die zoo gesloten bleken te zijn als het
graf. Een straal van licht wierp ech
ter een woord van generaal Dournof, in
de duisternis van zooveel jaren. Er was
een kind, had de generaal geschreven,
maar ik weet niet met zekerheid, of
het een meisje was. Ik geloef het ech
ter wel.
Evenwel, het koninkrijk Saksen was
overstroomd van ballingen uit het Pool-
sche land. Het gelaatstype van het
meisje, practisch en teeder tevens,
was niet ongemeen bij de hooggebo
ren dochters der Piasten en Jagellonen.
Ik mag niet wanhopenhad de
gravin bij zich zelf gesproken. Met tact
verborg zij evenwel het doel van haar
tochten naar Dresden voor den onerg-
denkenden Boris en do vroolijke Vera,
wier overvloeiende levenslust iederen
dag tot een feestdag voor haar maakte.
Maar het was niet noodig geweest de
oogen van kolonel Boris Milutin te blind
doeken. Het scheen, dat hij de toover-
macht bezat, om door muren en geslo
ten vensters heen te zien en dat ruim
te noch afstand voor hem bestonden,
want Boris glimlachte vaak en Boris
zuchtte nog vaker en eiken dag strek
ten zich zijn wandelingen verder uit en
kwam hij nader bij den lioogen steenen
muur, met de vazen en beelden.
VIII.
Er ging een maand voorbij, waarin
gravin Xenia de Berg al haar krachten
inspande, om den draad, dien zij meen
de te hebben gevonden, te vervolgen
doch alles was te vergeefs. Haar War-
schausche bekenden stonden haar, bij
dit werk van vriendschap, van ganscher
harte ter zijde, doch het mocht geen
hunner gelukken, een straal van licht
te werpen in de duisternis rondom haar.
Niemand had ooit meer iets vernomen
van de sehoone Poolsche, sedert het
jaar van den opstand.
Misschien, dacht de gravin, dat
het Boris gelukt, om de tongen los te
maken van de oude bedienden van graaf
Wizocki, die ook thans nog verblijf hou
den op zijn landgoed. Ik zal hem zien
te bewegen aan Nimovitch een bezoek
te brengen. Graaf de Berg's oude bot
telier, die langer dan vijf en twintig
jaar zijn major-domo is geweest, ware
een zorgzame en vertrouwbare geleider.
Ivan Avanoff zou ik met hem kunnen
laten medegaan. Met wat geld en veel
vodki zou wellicht het zegel kunnen
worden geslaakt, dat op het verleden
rust. Miju oude bottelier is een Riche
lieu in de bediendenvertrekken en zou
al heel spoedig uit de domme Russische
bedienden, die daar nu te vergeefs waetf-
ten op de terugkomst van hun meester,
gehaald hebben, wat er uit te halen
valt.
Een nieuwe teleurstelling wachtte de
gravin echter, toen kolonel Boris Milu
tin ten laatste in zoover hersteld was,
dat hij op reis zou kunnen gaan. En
inderdaad begon hij toebereidselen te
maken om Parijs, het schitterende Pa
rijs, tot zijn eerste pleisterplaats te ma
ken, overtuigd, dat hem aan de Seine,
van de zijde der Russische Ambassade,
een ontvangst vol huldebetoon te wach
ten stond. Evenwel scheen Dresden
hem ook thans nog te boeien.
(Wordt vervolgd.)