Binnenland.
De zitting der Provinciale Staten van
Zeeland op Vrijdag j.l. werd bijgewoond
door 39 leden de heeren Fokker, Gil-
jam en Van Houte waren afwezig.
Overeenkomstig het voorstel van Ged.
Staten zullen de tapijt behangsels (Go
belins) in het Gerechtsgebouw worden
hersteld voor rekening der provincie, in
weerwil dat sommigen van oordeel wa
ren dat het rijk hetwelk deze tapijtbe
hangsels in bruikleen had tot onderhoud
zou verplicht zijn.
Door de vereeniging van burgemees
ters en secretarissen in Zuid- en Noord-
Beveland en het dag. bestuur van den
Alg. Ned. Wielr. Bond was een verzoek
ingediend tot wijziging van het prov.
reglement op de wegen en voetpaden,
om in hoofdzaak te komen tot het ver
plichte gebruik van breede vellingen voor
de voertuigen zulks in het belang der
wegen.
Ged. Staten stelden voor afwijzend op
dit verzoek te beschikken.
De heer Elenbaas zette uitvoerig uit
een hoe noodzakelijk het is dat in het
reglement op de wegen en voetpaden
bepalingen worden genomen betreffende
het gebruik van breede vellingen.
Door de zware vrachten die over de
wegen gaan, lijden deze zoodanig dat de
lasten die voor onderhoud op de ge
meente- en polderbesturen worden ge
legd, veel te groot zijn.
Aan de rechtmatige klachten van ver
schillende zijden geuit, dient eenigszins
tegemoet te worden gekomen en dat
kan als een wijziging in hot reglement
wordt gemaakt.
Door Ged. Staten werd o. a. een af
wijzend advies op het verzoek uitge
bracht omdat breede vellingen te veel
geld zouden kosten. Waar echter de
kosten slechts gering zijn in vergelijking
met het voordeel dat men hierdoor be
tere wegen zal behouden, dienen de
Prov. Staten deze bepaling in het regle
ment op te nemen.
Ook de in de adressen gevraagde zui
vering der wielen werd door den heer
Elenbaas billijk genoemd, want worden
de wielen niet gezuiverd dan verande
ren de wegen in modderpoelen.
Nog nader verdedigde spr. de adres
sen en bestreed hij dus het afwijzend
voorstel van Ged. Staten.
De heer Elenbaas stelde ten slotte
een motie voor, waarin Ged. Staten
worden uitgenoodigd bepalingen te ma
ken ter voorkoming van het onbruik
baarmaken van wegen in Zeeland of in
bepaalde deelen der provincie en deze
voorstellen in de a.s. zomerzitting aan
hangig te maken.
De heer Moes zag er geen heil in om
de door adressanten aangevoerde bezwa
ren te reglementeeren en dus ging hij
mede met het voorstel van Ged. Staten.
De heer Dekker meende dat slechts
dwangmaatregelen mogen worden opge
legd als er een noodtoestand aanwezig
is en dat is hier niet het geval. Tegen
het invoeren van breede vellingen zijn
door mannen van de practijk ernstige
bezwaren ingebracht. Bovendien moet
men het invoeren van deze vellingen
aan den tijd overlaten. Als de land
bouwers zien dat breede vellingen ge-
wenscht zijn, zullen zij vanzelf wel
overgaan tot aanschaffing hiervan.
Hij is dan ook tegen de motie van
den heer Elenbaas en voor het voorstel
van Ged. Staten.
Ook de heer Hammacher had verschil
lende bezwaren tegen het voorstel van
den heer Elenbaas.
De heer Houterman toonde aan dat
het invoeren van breede vellingen op
verschillende bezwaren stuit, terwijl
meerdere andere door adressanten ge-
wenschte wijzingen, als het verplicht
schoonmaken der wielen en het vermin
deren der vrachten, eveneens in de prac
tijk niet uit te voeren zijn.
De grind- en kleiwegen dienen zeker
wel op sommige plaatsen verbeterd te
worden, doch het eenige afdoend middel
daartegen is deze wegen te veranderen
in kei- of straatwegen.
Namens Gedeputeerde Staten werd
het voorstel van dat colloge door den
heer Siegers zeer uitvoerig verdedigd.
Hij wees er op dat het zeer moeilijk is
uitspraak te doen waar wij hier te doen
hebben met twee tegenstrijdige belan
gen. Aftn de eene zijde de onderhouds
plichtigen van de wegen en aan den an
deren kant de landbouwers. Het gaat
niet aan deze beide belangen door dwang-
voorschriften te verzoenen.
Wanneer spreker als niet belangheb
bende en dus onpartijdig kunnende
oordeelen, zich afvraagt hoe verande
ring in den toestand gebracht kan wor
den dan is deze verandering alleen te
verkrijgen door de klei en grintwegen
door kleiwegen te veranderen.
De heer Elenbaas vond evenals de
heeren Siegers en Moes de eenig af
doende verbetering over te gaan tot
het leggen van keiwegen. Maar, en dat
is het groote bezwaar, de kosten zijn
daarvoor zoo groot dat dié onmogelijk
door de gemeente- of polderbesturen
kunnen gedragen worden.
Dat breede vellingen geen uitkomst
zouden geven ontkende de heer Elen
baas. Zij zullen toch zeker eenige ver
betering geven.
De heer Elenbaas die nog nader de
verschillende bezwaren tegen hetgeen
hij in het midden gebracht heeft, tracht
te 'weerleggen, handhaafde zijn motie.
Deze motie werd ten slotte in stem
ming gebracht en verworpen met 23
legen 13 stemmen en daarna het voor
stel van Ged. Staten zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Overeenkomstig het voorstel van Ged.
Staten werd afwjjzend beschikt op een
verzoek van het bestuur van de afdee-
ling Noord-Beveland van de Maatschap
pij tot bevordering van landbouw en
veeteelt in Zeeland, om aan den provin
cialen steiger te Cortgene een veeloods
te bouwen.
In afwijking met het voorstel van
Ged. Staten werd aan de gemeente
Brouwershaven een renteloos voorschot
toegekend van ƒ5000 voor havenverbe-
tering.
Afwijzend werd beschikt op een ver
zoek van I. J. Porreij te Ierseke, om
subsidie voor het overzetveer van Ier-
sekendam op Gorishoek.
Naar aanleiding van het verzoek van
den heer Yan Leeuwen te Wolfaarts-
dijk om meer dan twee paarden voor
een dorschmachine te mogen bezigen
werd door den heer De Veer een motie
voorgesteld, waarin Ged. Staten worden
uitgenoodigd een wijziging van het re
glement te overwegen, teneinde aan de
bezwaren voor het vervoer van zware
vrachten te voldoen.
Dit voorstel werd aangenomen met
38 tegen 1 stem, waarna het verzoek
van den heer Van Leeuwen nog werd
aangehouden.
Aangenomen werd het voorstel van
Ged. Staten tot afwijzende beschikking
op het verzoek om een jaarlijksch sub
sidie aan de prov. Zeeuwsche Vereeni
ging het Groene Kruis en aan eene zelf
de vereeniging in Zuid-Beveland.
Zoo min aan de groote tuinbouwten
toonstelling te Zeist als aan de interna
tionale te Berlijn te houden, zal een
subsidie uit de provinale kas worden
verleend.
De door het rijk gesubsidieerde cur
sussen in landbouwkunde zullen tot het
aanleggen van schoolproefvelden ƒ100
ontvangen.
Aan den polder Walcheren werd een
renteloos voorschot verstrekt van
11500 voor den aanleg van een keiweg
van Zoutelande naar Meliskerke.
Op het verzoek van Ph. Ahlstraud te
Antwerpen om een provinciaal subsidie
voor een stoomboot op de Westerschel-
de van Vlissingen naar Antwerpen werd
afwijzend beschikt, mode uit overwe
ging dat het niet op den weg der pro
vincie ligt om op een onuitgewerkte
aanvraag als deze in te gaan en belang
hebbenden zelve met een behoorlijk uit
gewerkt plan behooren voor den dag te
komen dat het een zeer gevaarlijk pre
cedent zoude zijn, om subsidie te ver-
leenen aan particuliere stoombootonder
nemingen, aangezien thans reeds ver
schillende havens in Zeeland zonder
eenig subsidie en bij inwilliging van het
verzoek ongetwijfeld meerdere aanvra
gen zullen volgen.
Te méér is het huns inziens af te
keuren, waar men in dezen een dienst
beoogt op het buitenland en het een
buitenlandsche onderneming geldtbo
vendien is het geheel in strijd met de
provinciale belangen en gaat het niet
aan, om subsidiën te verleenen vanwege
de provincie aan eene met den provin
cialen stoombootdienst op de Wester-
schelde concurreerde lijn.
Na afdoening van eenige zaken van
ondergeschikt belang, werden door den
heer van Waesbergge eenige vragen ge
daan in verband met de regeling bij het
toekennen van rentelooze voorschotten
aan tramwegen in Zeeland.
Na studie en onderzoek is hij tot de
overtuiging gekomen dat de tramwegen
waaraan rentelooze voorschotten worden
toegekend niet voldoende kunnen ren-
deeren.
Hij deed daarom Ged. Staten de vraag
een onderzoek in te stellen aan de hand
van verschenen jaarverslagen naar de
financieele gevolgen van eventueele toe
passing van het desbetreffend artikel van
de algemeene bepalingen in de zomer
zitting van 1906 vastgesteld voor het
verleenen van provinciale hulp door den
aanleg van de exploitatie van stoom
tramwegen in den vorm van rentelooze
voorschotten
2o. Zoo ,de uitkomst ongunstig blijkt
overleg te willen plegen met den mi
nister van waterstaat inzake de terug
betaling van, het renteloos voorschot
aan den Staatb. zoo noodig in de a.
s. zomerzitting voorstellen te doen tot
wijziging van art. 9 van het hierboven
genoemd besluit
3o. van een en ander mededeeling te
doen aan het bestuur van de IJzendijk-
sche Stoomtramweg-Maatschappjj.
Ged. Staten zullen het door den heer
Van Waesberghe gevraagd onderzoek
instellen.
De najaarszitting werd vervolgons ge
sloten.
8RESKENS, 24 Nov. 1908.
De zitting van den militieraad in
de prov. Zeeland is voor wat die te Oost
burg betreft en omvattende de gemeen
ten in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen,
bepaald op Dinsdag 19 Januari e. k.
Hedenmorgen is gevankelijk naar
Middelburg overgebracht zekere d. B.
uit Groede, verdacht van diefstal van
konijnen.
Wegens het groote aantal te be
handelen strafzaken zullen door de Ar-
rondissements-Rechtbank te Middelburg
te beginnen met deze week, om de an
dere week twee zittingen worden gehou
den en wel op Dinsdag en Vrijdag.
Zondagmorgen om half negen is te
Middelburg door een wandelaar op het
bolwerk het lijk gevonden van een ruim
40jarige vrouw J. de L., die zich veel
aan drankmisbruik schuldig maakte.
Naar men verneemt moet verstikking
door jenever zijn geconstateerd.
Van de Zaterdag binnengekomen
dagmailboot „Nederland", is op de Noord
zee een passagier, zekere W., een Duit-
scher, vlak voor de raderkast overboord
gesprongen.
Hij werd door de wielen gegrepen en
dadelijk doodgeslagen.
Hoewel de boot nog stopte, was het
lijk van den man niet meer te vinden.
De keuring der militieplichtigen is
verscherpt, in verband waarmede de
geneeskundigen, die het onderzoek ver
richten, gehouden zijn acht te slaan op
den inhoud van de verklaringen van ge
neeskundigen, welke door militieplich
tigen tot staving van beweerde minde
re geschiktheid voor den militairen
dienst worden overgelegd, in dien zin,
dat deze verklaringen slechts als een
hulpmiddel bij het geneeskundig onder
zoek moeten worden beschouwd, niet
als een absoluut bewijsmiddel.
Het schier algemeen gekoesterde ver
trouwen in de bescheidenheid van het
publiek om H. M. de Koningin op haar
dagelijksche wandelingen vrij en onge
hinderd over straat te laten gaan, is
beschaamd. Donderdag althans waren
verschillende personen getuigen van de
wijze waarop een deel dor Hagenaars
der Koningin het wandelen onaangenaam
weet te maken.
Men zag de Koningin in het Voorhout,
komende van het paleis der Koningin-
Moeder en gevolgd door een nu en dan
dicht opdringende menigte van nieuws
gierig meeloopende menschen, waarvan
loop en winkeljongens, maar ook een
aantal nieuwsgierige vrouwen, hec hoofd
bestanddeel uitmaakten. De menschen
vergenoegden er zich niet mee de Ko
ningin te hebben gegroet, maar zij wil
den er nog verder „het hunne" van
hebben en bleven de Koningin van na
bij volgen, niet bedenkende hoe onaan
genaam en hinderlijk zooiets voor haar
zijn moet. Ook toen de Koningin Park
straat en Oranjestraat insloeg, volgde de
menigte H. M. dicht op den voet, en
allerkoddigst was het, te zien, hoe een
erg nieuwsgierige juff'rovw, daardoor
zichtbaar van de wijs gebracht, hijgende
de Paleisstraat kwam instormen, de Ko
ningin tegemoet, om toch het laatste
oogenbük niet te missen
Een heer van buiten de stad, die dit
tooneeltje aanschouwde, verklaarde hard
op, dat hij zich dat geheel anders had
voorgesteld van een Vorstelijke
residentie, waar de Koningin, zooals hij
vernam, dikwijls pleegt te wandelen, en
kon niet begrijpen, dat het betere pu
bliek dezen stroom van juffrouwen en
jongens niet weet te beduiden, dat zoo
iets hoogst onaangenaam en hinderlijk
moet zijn.
Naar aanleiding hiervan merkt iemand
op:
Hoe welgemeend ook het verzoek is,
tot het publiek gericht, om zich wat
bescheidener te gedragen, ik geloof niet
dat we daarvan veel uitwerking zullen
zien.
Het komt mij daarom voor, dat naar
andere middelen moet worden omgezien,
om de kwaal te bestrijden.
Op een der middelen wensch ik uwe
aandacht te vestigen.
Het is om voortaan na te laten H.
M. de Koningin op hare wandelingen te
groeten.
Dezer dagen wandelde ik langs het
Hotel des Indes, toen mijne aandacht
getrokken werd door de houding van
eenige heeren aan het einde van het
Lange Voorhout, die met den hoed in
de hand stil stonden.
Onmiddellijk vermoedde ik daaruit de
komst van H. M., maar niet alleen ik,
ook een aantal fietsrijdende boodschap-
jongens, die dadelijk in snelle vaart de
Koningin tegemoet reden.
Men weet, hoe gemakkelijk het is,
eene volksmenigte naar éen punt te
lokken. Waarom dit nu te doen, waar
het H. M. de Koningin slechts onaan
genaam kan zijn, op haar weg nieuws
gierigen te ontmoeten
Velen achten het een plicht, ons ge
ëerbiedigd -Hoofd van Staat dit eerebe-
wijs te brengen, maar is dit geen dwa
ling?
Wanneer H. M. de Koningin incogni
to uitgaat, zich geheel als. partucullier
langs 's Heeren wegen beweegt, is het
dan niet veel beleefder dit incognito te
eerbiedigen en zelfs niet te laten bemer
ken, dat men haar herkent?
Zoo weinig mogelijk de aandacht op
haar vestigen dat zij de leus van een
ieder.
Van den kant van het Hof ware het
wenschelijk hiertoe mede te werken.
Waartoe bijv. die in vrjj opzichtig
livrei gestoken bedienden achter Hare
Majesteit doen gaan? Kon men die