ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4' DISTRICT MerMjnJmziift. Ei verbaal eif MssM-PiM No. 1335. Zaterdag 22 Augustus 1908. 178 Jaarg FEUILLETON. BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.62'' en voor Amerika 0.825 bij vooruitbetaling. Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven gaarders aangenomen. Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. I)it blad verschijnt eiken Dinsdag'- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEMAN te Breskeus. Een berichtgever van de New York Herald heeft met onzen Minister van Buitenlandsche Zaken, wien hij om in lichtingen had verzocht over den stand van zaken tusschen Nederland en Vene zuela, een onderhoud gehad. De Minister verklaarde zich gaarne bereid hem allerlei bijzonderheden mede te deelen, die tot dusverre nog niet of I nog niet volkomen juist waren gepubli ceerd en daarop liet de heer Marees van Swinderen zich als volgt uit „De geografische ligging van onze be zittingen in de Antillen, dicht bij de kust van Venezuela, maakt goede be trekkingen met dit land tot een levens voorwaarde. Daardoor wordt 9e toestand aldaar van teederen aard en deze toestand heeft reeds herhaaldelijk aanleiding ge geven tot moeilijkheden. In 1904 wer den de diplomatieke betrekkingen afge broken, maar weder hersteld bij een protocol, dat alle vroegere aanspraken en onderhandelingen teniet deed. Overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst nam de Nederlandsche Regeering op zich „met alle middelen, waarover zij te beschikken heeft, te beletten iedere samenzwering, elk com plot of optreden tegen de orde in Vene zuela". Deze belofte, die strikte neutraliteit tegenover de bestaande regeering ver zekerde, sloot in dit toezicht op Vene- zolaansche vluchtelingen op Curagao en het verbod van den invoer van wapens. „Ik behoef u niet te zeggen, zoo ver volgde de Minister, dat de strikte toe passing van deze neutraliteit voor de Venozolaansche regeering een zaak is van buitengewoon en voortdurend ge wicht. De Regeering van Nederland vleit zich, voor zoover haar aangaat, zich steeds te hebben gehouden aan deze belofte. Er is echter heel wat verschil tus schen het opvolgen van de bepalingen van een overeenkomst en het toegeven aan de eischen van president Castro om eiken Venezolaanschen uitgewekene, zelfs wanneer hij geen samenzweerder is, aan hem uit te leveren, want deze eisch is in strijd met de grondbeginselen van hdt volkenrecht. „Ik kan hieraan toevoegen, dat bij hetzelfde verdrag bepalingen tusschen beide staten zijn gemaakt omtrent uit levering. De Nederlandsche regeering had dus het recht op volkomen reciprociteit te mogen rekenen terzake van de toepas sing en de uitlegging van de geteeken- de overeenkomst, ten doel hebbende cor recte en vriendschappelijke betrekkin gen in het leven te roepen. Maar sinds 1894 bleven vexatoire en willekeurige handelingen tegenover Nederlandsche schepen, verkeerende tusschen Curagao en de kust, voortduren. Vooral in het laatste jaar, waarin zij vaker voorkwa men, van ernstiger aard waren en fei telijk ondraaglijk waren geworden. Terwijl de zaken zoo stonden, brak een epidemie uit op de Venezolaansche kusten. Bij besluit van den president werden aile havens besmet verklaard, maar plotseling vond de heer Castro goed La Guayra van dit besluit uit te zonderen. Het Venezolaansche schip „Gloria" vorliet dus deze haven met een schoonen gezondheidspas, maar toen het twee dagen later te Willemstad aan kwam, moest het door de Nederland sche autoriteiten in quarantaine worden gesteld en was het in een dusdanigen toestand van vervuiling, dat het groot gevaar voor de gezondheid opleverde. Onmiddellijk daarop zond de Venezo laansche consul, senor Lopez, zonder eenige nadere verklaring af te wachten, aan zijn regeering een overdreven en onjuist verslag van het gebeurde, waarop president Castro zijn besluiten van 14 Mei uitvaardigde, die een doodelijken slag toebrachten aan den handel van Curagao. De Nederlandsche gezant, de heer De Reus, schreef toen een brief aan dr Paul, den Venezolaanschen minister, waarin hij ernstig verzet daartegen aan- teekende. „Nu gebeurde er een incident, dat bijna komiek is en het uitganspunt vormde voor het persoonlijk misverstand tusschen den Nederlandschen gezant en den Venezolaanschen minister van bui tenlandsche zaken. De heer De Reus, schrijvende in eenigszins bloemrijken stijl, zooals dit in vreemde gewesten gebruikelijk is, had geschreven„Het spijt mij, dat een booze droom misschien onze kalme betrekkingen zal storen". Deze woorden („een booze droom"), die niet goed werden begrepen, werden in het Spaansch vertaald met „mala- detto spirito", d.i. „een vervloekte, kwade geest" Dit wekte de boosheid op van presi dent Castro, die meende, dat met het epithetor, op hem gedoeld was en hij schreef een woedenden brief aan den heer De Reus. Deze wilde het misver stand verklaren, maar stuitte daarbij op den onwil van dr. Paul, die, vreezende dat zijn bestuurshandelingen in een on gunstig daglicht zouden komen, weiger de de zaak bij president Castro aanhan gig te maken. Dit is het persoonlijk misverstand, waarop ik in de Eerste Kamer doelde. Ik seinde onmiddellijk aan den heer De Reus, dat hij dadelijk een audiëntie moest aanvragen bij den heer Castro, ten einde de zaken in het juiste licht te stellen. Deze instructies bereikten den heer De Reus ongelukkigerwijze eerst op het oogenblik, dat hij zijn passen van pre sident Castro had ontvangen, naar aan leiding van de publicatie van een parti culieren brief, waarover ik mij mijn meening voorbehoud tot na den'terug keer van den heer De Reus, die mijzelf verklaringen daarvan zal geven. „Dit zijn, nauwkeurig opgegeven, de verschillende feiten, tot aan het vertrek van den heer De Reus, waarvan ik eerst twee dagen geleden officieel bericht ont ving. De Koninklijke Regeering zal onver wijld dezen brief beantwoorden. Dit antwoord zal aan het Venezolaansche volk toonen, dat de regeering der Neder landen bezield blijft met den innigen wensch te leven zcoals twee staten be- hooren te leven, wier gebied dicht bij elkaar ligt en die zooveel gemeenschap pelijke belangen hebben. Eveneens zullen wij met denzelfden geest van onpartijdigheid en rechtvaar digheid, waarmede wij bezield zijn, de grieven onderzoeken, die president Cas tro noodig mocht vinden te uiten naar aanleiding van eenige voorvallen uit den jongsten tijd. Maar dit antwoord en ook de antwoor den die wij zullen moeten geven op la tere mededeelingen, zullen duidelijk doen uitkomen, dat onze goede bedoelingen op gelijksoortige wijze zullen moeten beantwoord worden en dat deze vriend schappelijke geest moet worden bewezen door een optreden als goede buur, geheel en al verschillend van dat, waarvan ik eenige voorbeelden heb aangehaald. „Wanneer de regeering der Nederlan den bij Venezuela niet dezelfde geneigd heid mocht vinden, zou zij tot haar groot leedwezen genoodzaakt zijn een 27. Met schaamte had hij aanvankelijk aan zijn huis, aan vrouw en kind ge dacht, doch dit gevoel verzachtte wel dra in spijt, en verdween daarop geheel, om plaats te maken voor onverschillig heid. Zijn gade droeg haar leed met fiere hooghartigheid. Zij klaagde niet, zelfs niet toen de brieven van haar echlgenoot, die aanvankelijk overvloei den van betuigingen zijner onverflauw de liefde, gaandeweg schaarscher werden en ten slotte veranderden in wissels op zijn intendant. Die intendant maakte ruimschoots gebruik van de schoone ge legenheid en ontzag geen middel om zijn beurs te spekken ten koste van zijn afwezigen meester. Hij scheen het zich tot eerezaak te hebben gesteld, om het Russische spreekwoord Alle Polen zijn bedriegers en verraders 1 de man was zelf een Fooi, wat hem betreft vol komen tot waarheid te maken. Over het meer lag een drocmerige stilte uitgespreid, de nachtwind speelde zachtjes met de dorre bladeren en de zalen, waar de gasten van het kasteel bijeen waren, baadden in een zee van licht. Om de noodlottige groene tafel had het lustige gezelschap plaats geno men. Door angstvallig acht te geven op het met nauwlettendheid bestudeer de wetboek van het spel, gevoelden zich die Poolsche edelen, wier oogen als in koortsvuur schitterden, en voor wie de leus „ieder voor zichzelf' thans als hoogste goed gold, de gelijken van Ches terfields. Het is een feit, dat verwondering mag baren, doch niet te weerspreken is, dat geen kerkplechtigheid, hoe indrukwek kend, geen hofceremonie, hoe grootsch ook, kan halen bij den luister, die van een naar alle regelen uitgevoerd kaart spel, in het rijk van het ware, onver- valschte „highlite", afstraalt. De oogen- schijnlijk meest onbeduidende zaken krij gen, door het aureool van verfijnde, be studeerde ernst, waarmede het kaartspel in voorname kringen wordt omgeven, de beteekenis van wereldgebeurtenissen. Het was dan ook met het oog op een der voornaamste bepalingen van dit on geschreven wetboek, dat generaal Milu- tin kort en duidelijk verklaarde, toen men een aanvang zou nemen met het spel„Mijne heeren, ik speel niet lan ger dan éen uur. En op zachten toon fluisterde hij graaf Etienne toe, als wil de hij zich bij zijn gastheer verontschul digen «Madame la Comtesse heeft mij de eer aangedaan, mij uit te noodigen tot een rit door het park, op morgen ochtend". Geheel in beslag genomen door de bekoring, die voor hem scheen uit te gaan van de sierlijk in eerste parade op de speeltafel uitgespreide kaarten, schonk graaf Wizocki geen aandacht aan deze woorden, waaruit hem anders de zorgen de liefde zijner vrouw zoo helder zou zijn gebleken. Immers, het was klaar blijkelijk, dat zij gepoogd had het sa menzijn van Milutin en haar echtge noot, door dit onschuldig huismiddeltje, het eenige, dat haar in haar weerloozen staat ten dienste stond, zoo veel moge lijk te bekorten. Zij wist bovendien maar al te goed, edelman's dochter als zij was, dat Etienne niet het recht had met den Russischen generaal, thans bankier bij het baccarat-spel, aan te zit ten, zoolang de eereschuld niet ten vol le betaald was. En het was alleen generaal Milutin, dien zij vreesde, want de edellieden, die tot Etienne's kring behoorden, waren Polen, als hjj, en bevonden zich niet minder dan Wizocki, op het hellend vlak, dat hun ten ondergang zou voeren. Bovendien, door een gevoel van natio- nalen trots gedreven en als bij onder linge, stilzwijgende afspraak, spaarden de Poolsche edellieden elkander voor grove verliezen. Want hoe onbeholpen en zorgeloos zij ook mochten zijn in geldzaken, toch stond het hun duidelijk voor den geest, dat hun slechts op deze wjjze het ophouden van staat en stand mogelijk kon zijn. Generaal Milutin's hooge rang en rijkdommen waren echter befaamd in de aristocratische kringen van Westelijk Europa, en met den in geboren afkeer, die Polen voor Russen koesteren, wenschte de gravin haar ge maal te behoeden voor Milutin's gevaar lijke tegenwoordigheid. (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1908 | | pagina 1