II li K S K E S IIE r III IIA T,
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT
in 1 miaul ait Rosslscl-Polen.
No. 1334.
I7e Jaarg.
Mislukte wetgeving.
FEUILLETON.
Abonnement per 3 maanden f 0.50, franco per post
door het geheele rijk 0.55, voor België 70.62s en voor
Amerika 0.825 bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven
gaarders aangenomen.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief. vGjj||
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
1
Bit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. BIELF.MAV te Breskens.
Het is alsof een deel der nieuwe wet
geving staat in het teeken der misluk
king.
Wees enkele weken geleden professor
Korteweg in het „Tijdschrift voor Ge
neeskunde" op de averechtscho werking
van de Ongevallenwet op den duur van
sommige ziekten bij de werklieden, de
doktoren durven elkander ook de waar
heid zeggen.
Zoo schrijft nu dr. De Flines uit Lei
derdorp in de Nieuwe Crt. o. a.
't Is treurig om het te moeten erken
nen, maar waar: „er is misbruik ge
maakt" door medici en er wordt nog
misbruik gemaakt, 't Is droevig, dat
lijntje-trekken en „halen wat je halen
kan" niet alleen voorkomt bij vele werk
lieden, maar ook zelfs bij gestudeerden,
bij artsen, wier arbeidsdoel in de eerste
plaats behoort gericht te zijn op 't wel
en wee der menschheid en pas in de
tweede plaats op eigen levensonderhoud,
op de portemonnaie.
Helaas, er zijn medici, die het tweede
als nummer een vooropstellen, slechts
éen belang zien, n.l. het geldelijke: die,
alle normaal op zij zettende, ofmis
schien niet bezittende, eenvoudig weg
een melkkoe maken van de Rijksverze
keringsbank door de patiënten te druk,
te veel malen per week of „zelfs per
dag" te behandelen, met een schijnbare
nauwgezetheid, die aan 't ongeloofelijke
grenst, of die verlagen tot handlanger
van den arbeider, die graag eens eeni-
gen tijd wil luieren op de kosten van
de Rijksverzekeringsbank, de z.g. „goe-
Idige" dokters.
Men denke niet, dat ik overdrijf, vele
gevallen zijn mij persoonlijk bekend.
De mindere consientieusheid werkt
aanstekelijk.
Helaas, reeds bij de jeugdigen van
jaren.
Zoo schrijft dr. De Flines
De immoreele gedachte „geld trekken,
't gaat immers toch uit den grooten
buidel van 't Rijk", 't zit er zelfs al in
bij kleine knapen van 14, 15 jaren.
Zoo kwam zoo'n knaap met een klein
bloedend sneetje aan den wijsvinger half
juichend bij den arts, zeggende, nog
voor de medicus zelfs nader 't wondje
had bekeken, en meheer krijg ik nou
pensioen
In 't algemeen zijn jongens verzot op
wondjes, ongevalletjes enz ze trekken
immers meer per dag van de Rijksver
zekeringsbank dan ze bij hun werkge
ver verdienen.
Het simuleeren en lijntje-trekken is
het groote kwaad en treurig genoeg „on
ze Hollandsche jeugd is er in uitgesla
pen".
En dan de werking der drankwet.
Waarlijk, het wordt tijd, ter voorko
ming van volksbederf, dat een sociaal
product, genaamd „Ongevallenwet", eens
duchtig herzien worde.
De gedachte in de wet belichaamd is
stellig goed.
Maar de methode, waarnaar die ge
dachte is uitgewerkt, laat wel te wen-
schen over.
Financieel en moreel is ze een mis
lukking
Aan de verslagen van de drie drank
wet-inspecteurs, zijn althans eenigester
ke voorbeelden ontleend.
Aan den onwil van sommige hoogere
en lagere gemeentelijke autoriteiten om
de wet toe te passen. Maar naast on
wil laat zich ook wel onmacht gelden
om de voorschriften der wet behoorlijk
te doen naleven want er is in deze
veel duisters. Overal schier stuit meri
op moeilijkheden en ook dit jaar
wordt reeds klaar zoodra het eenige
jaren verder is, zullen nieuwe ernstige
moeilijkheden zich voordoen.
Burg. en Weth. kunnen het menig
maal met zichzelven over de uitlegging
der wet niet eens worden. Komen zij
tot een besluit, dan blijken echter Ged.
Staten of inspecteur met hen te ver
schillen over de toepassing, die aan een
of ander voorschrift moet worden gege
ven. En raken die al tot overeen
stemming, dan blijkt soms, dat in Den
Haag weer andere opvattingen worden
gehuldigd.
Bovendien wordt dat alles nog door
kruist door arresten van den Hoogen
Raad
Een allervermakelijkst staal van het
geen waartoe al dit tasten en probee
ren en correspondeeren en adviseeren
kan leiden, geeft de inspecteur van zijn
eerste inspectie in zijn verslag:
Het geldt een geval, waarin alle auto
riteiten het er over eens schenen te zijn I
geworden, dat een 18-tal door een ge
meentebestuur genomen besluiten in
strijd was met de wet.
Nu kon dus vernietiging volgen
zou men denken. Inderdaad kon dit,
doch nader bleek, dat de achttien be
sluiten weer door andere onwettige be
sluiten waren gevolgd, en dat merkt
het verslag droogjes op „tengevolge
van een reeks van met de wet strijdige
besluiten, een toestand was geschapen,
die met de wet niet in strijd was".
Een vernietiging van de oorspronke
lijke onwettige besluiten kon nog slechts
theoritische waarde hebben en bleef uit!
Toegegeven moet worden, dat bij
nauwgezette handhaving, voor zoover
mogelijk, enkele klachten zouden ver
stommen, maar tevens erkend, dat hand
having lang niet altijd practisch moge
lijk is. De nieuwe wet - althans de
zen indruk wekken de drie verslagen
nagenoeg even sterk op dreigt een
ernstige mislukking te worden.
Haar voornaamste werking bestaat
hierin, dat hot kwaad zich verplaatst,
minder openlijk aan den dag treedt, in
stee van gebreideld te worden,
Neemt niettegenstaande de drankge
woonte af, dan heeft dit plaats ondanks
de wet, en haar gebrekkige toepassing,
dank zij de onafgebroken werkzaamheid
der drankbestrijdersvereenigingen. Het
geen opnieuw bewijst, dat de wet op
het gebied der drankbestrijding slechts
betrekkelijk weinig invloed ten goede
kan oefenen.
Het is een oude waarheid, doch die
de derde inspecteur terecht aan het slot
van zijn verslag nog eens naar voren
bracht: „het zijn in de eerste plaats de
zedelijke middelen, die het kwaad der
drinkgewoonten moeten temporen, ver
minderen, uitroeien".
De woningwet, die mede van korten
datum dagteekent schreeuwt mede om
wijziging.
Eene commissie van mannen, wier
naam bij de uiterste voorstanders van
maatschappelijke wetgeving en goeden
klank heeft een rapport uitgebracht, dat
tot de conclusie komt om welhaast elk
der artikelen dier wet te herzien.
Vele dier veranderingen zijn uiteraard
van slechts technische beteekenis, maar
niettemin kunnen ze de uitvoering der
wet heel wat rechtvaardiger maken.
Het belangrijkste is het rapport, waar
het geldt de verbetering der volkshuis
vesting, door de gemeentebesturen en
de ambtenaren der bouwpolitie zoo dol
driftig aangegrepen als middel om uit
de beurs van enkelen het algemeen te
bevoordeelen.
Het doet daarom goed te zien, hoe
vrijwel al wat tegen de huidige wijze
van optreden is aangevoerd door de zoo
genaamde tegenstanders, nu ook in dit
rapport als verbetering behoevend wordt
-i—KOT—
In later jaren hebben de schatten der
geplunderde woningen van den tot den
bedelstaf gebrachte Poolsche edelen Eu-
'opa zoowel als Amerika in verbazing
ebracht. En heden ten dage getuigen
ale, gebarsten muren, en grijnzende
ensters zonder ruiten van den tand des
ijds en den vinger van het noodlot.
Zooals zij daar zat, met haar kind in
e armen en nog steeds gekleed in haar
ostbare robe van witte zijde en met
6 snoeren matschemerende parelen,
e boden van tranen, om den schoo
ien hals, was gravin Cecile, jong, schoon,
ijk en van vorstelijken bloede, een
wee-en-twintig jarige vrouw, wier hart
en bloede gewond was. Toch was haar
eerlijke schoonheid nog geenszins ver-
uisterd door haar bitter zielewee. Met
aar edel, ernstig gelaat, waarin een
aar zachte, verstandige oogen blonken
a dat gekroond werd door den rijken
haartooi der jeugd, was zij de volma
king van de betooverende schoonheid
van het „land van zorgen". Haar nog
altijd meisjesachtige vormen begonnen
ongemerkt te rijpen tot die eener jonge
vrouw, doch de lieftallige eenvoud van
manieren, der jonkvrouw eigen, was
haar nog ten volle bijgebleven. Ofschoon
thans gedoemd tot eenzaamheid in een
van de wereld afgesloten kasteel, had
Cecile Wizocka eenmaal de harten van
honderden doen kloppen en had zij ge
schitterd in de vroolijke, levenslustige
wereld, als een levende droom van ver
rukking, als een visioen van schoonheid
en bevalligheid.
Nooit had een vrouwenhart warmer
en trouwer geklopt voor haar eenmaal
zoo fier en roemvol vaderland dan het
hare. Ondanks het wee, dat haar hart
verteerde, en dat zich met vasten greep
van al haar kunnen en willen had mees
ter gemaakt, bleef gravin Cecile met
weemoed denken aan haar ongelukkig
Polen, en bleef de liefde voor haar ramp
spoedig vaderland, die haar als met de
moedermelk was ingegeven, als een
bleeke vlam in haar hart branden.
Het scheen haar toe, dat de zon meer
gloed, meer glans gaf, wanneer zij de
heerlijke valleien van Nimovitch be
straalde, dan zelfs wanneer zij het veel
bezongen Italië bescheen. Geen land ter
wereld kon in haar oog halen bij Polen
en wakend droomde zij het vrij, geluk
kig en fier, gelijk weleer.
Terwijl haar wanhopige echtgenoot de
kansen der fortuin bezwoer tegen den
vijand van haar ras, prevelde de jonge
gravin O, mocht het ooit gebeuren, dat
ik verdreven werd uit mijn huis, dat
ons geluk voor altijd vernietigd werd,
dan bid ik God, dat mijn hart moge
breken in Polen, te huis. Met nadruk
had zij daarom ook alle voorstellen van
haar echtgenoot, om Nimovitch te ver
laten, van de hand gewezen en met dof
fe gelatenheid het gestadig voortschrij
den van het uurwerk der ellende gade
geslagen. Hier is mijn plaats, Etienne,
had zij gezegd, hier, in Polen 1
In Warschau, waar de fakkel der we
tenschap zelf ten tijde van Polen's bit
terste rampen, niet was uitgebluscht,
in haar eigen, vorstelijk huis, was Ce
cile opgevoed, om te schitteren door
schoonheid, gratie en geest. Doch de
bekoring van het hofleven had moeten
onderdoen voor die van Etienne Wizoc-
ki's smachtenden blik. Het schijnt, dat
van alle minnaars ter wereld de Pool
sche Lochinvar de meest onweerstaan
bare is in vrouwenoogen. Een onnavolg
bare bevalligheid, een poëtische gloed,
die al hun woorden en gedachten met
een kleurig waas omhult, voert de Pool
sche minnaar op, tot boven het gewoon
menschelijke. Etienne Wizocki geloofde
in het binnenste van zijn hart, dat hij
zijn betooverend bruidje waarlijk lief
had, en in den eersten tijd was dit
ook inderdaad het geval. Met mateloo-
ze verrukking had hij Cecile geleid
naar de groote kastanje-allee, bij het
meer van Nimovitch, en wijzende op
het heerlijke oude slot vóór hen, had hij
gefluisterd: Hier, mijn lieveling, hier
is het, dat gij mij een Hemel op aarde
zult scheppen 1 Helaas 1 Nog geen twee
jaar later en de doodende verveling van
het leven in do Poolsche wouden, ge
voegd bij de bekoring van de herinne
ring aan een in dartele vroolijkheid door
gebracht jonggezellenleven, voerden hem