ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT.
Em lellcrisis nitïiüisriapn.
No. 1280.
Woensdag 5 Februari 1908.
17
Jaarg.
Binnenland.
Buitenland.
FEUILLETON.
7e
itiii:sknsrm; courant.
Abonnement per 3 maanden /0.50, franco per
door het geheele rijk 0.55, voor België 0.u2
Amerika 0.S25 bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden bij boekhandelaren
gaarders aangenomen.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
Dit Muil vei cliijnt eiken Dinsila®-- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELENiiV' te Breskens.
Terwijl het in den Marokkaanschen
ketel nog altijd kookt en borrelt en
men nog niet met zekerheid kan zeg
gen wie nu eigenlijk wel baas zal wor
den, de tegenwoordige sultan Abd-el-A-
ziz of de rogi Moelay-Hafid, daar er nu
eens gunstige berichten komen voor den
eenen en dan weer voor den anderen, is
er in de Fransche Kamer een hartig
woordje gesproken over de Marokkaan-
sche politiek. Ben woordje, waarnaar
heel Europa met groote belangstelling
geluisterd heeft en in 't bijzonder Ger-
mania.
Jaurès, de leider der socialistische
partij, is er mee begonnen. Weest voor
zichtig, riep hij uit, met uw Marokko-
politiek, met het steunen van Abd-el-
<A.ziz, want dan zult gij noodzakelijker
wijs zoo tot het eind moeten_ voortgaan
en voor de bezetting van Marakesch en
Fez zoudt ge minstens 150000 man noo-
dig hebben. Men moet niet langer dien
sultan langs omwegen steunen. Indien
Frankrijk zich in dienst stelde van de
zen sultan, die slechts in schijn het ge
zag uitoefent, slechts de schim is van
een sultan, dan zou Frankrijk slechts
de schim van een natie genoemd kun
nen worden. Later las Jaurès nog brie
ven voor van dr Hauchamp waaruit zou
moeten blijken, dat Fransrijk in gehei
me betrekking moet hebben gestaan tot
den sultan. Een der volgende redenaars
was Delcassé en, als men weet, dat hij
de minister was, die drie jaar geleden
verplicht werd zijn portefeuille neer te
leggen om zijn gewaagde buitenlandsche
politiek, begrijpt men, dat er doodsche
stilte heerschte, toen hij het spreekge
stoelte beklom.
Delcassé verklaarde, dat de eer van
Frankrijk bestaat in het doorvoeren van
haar politiek volgens de Algeciras-akte,
die zoowel ten voordeele is van de
SpaanschFransche actie als van alle
Europeanen. Frankrijk kon niet toela
ten, zei hij, dat zich in Marokko een
vreemde invloed vestigde, daar deze
een voortdurende bedreiging voor Al
giers zou zijn. Frankrijk moest hande
len. De Duitsche Rijkskanselier heeft
zelf moeten erkennen, betoogde Delcas
sé verder, dat die actie ten voordeele
van allen werd gevoerd. Men hoorde
geruchten over een oorlog, maar, mijne
heeren, men verklaart Frankrijk den
oorlog niet wanneer het in zijn recht is
en bovendien een alliantie heeft en
machtige bondgenooten. Frankrijk kan
op zichzelf vertrouwen.
In dien geest ging de oud-minister
door en begrijpelijkerwijs was men in
Duitschland al heel weinig ingenomen
met hetgeen hij gezegd had, hoewel men
moest erkennen, dat de indruk overwel
digend was.
Daar Delcassé ook Clemenceau over
bluft had en hem oogenschijnlijk de hand
boven het hoofd houdend, toch eens
netjes gezegd had hoe zijn handelwijze
tegenover hem, Delcassé geweest was
dacht men, dat het toch een ernstig
conflict zou komen en voorspelde men
al den aanstaanden val van het kabi
net. Het is echter anders uitgekomen;
door de verstandige woorden van Pi
chon, den minister van buitenlandsche
zaken, is de toestand gered en is ook
het buitenland, met name Duitschland,
vrijwel tevredengesteld.
Op correcte en duidelijke wijze heeft
Pichon de verschillende sprekers beant
woord, een wijze, die geen twijfel maer
kan overLten omtrent de loyale hou
ding van de Fransche regeering ten op
zichte van Marokko en wat daarmede
samenhangt. Het slot was dan ook een
motie van vertrouwen van Dubief in 't
regeeringsbeleid, een motie, die met een
overweldigend aantal stemmen werd
aangenomen.
Volgens do Frankfurter Ztg. heeft de
groote bijval, dien de rede van Pichon
in de Kamer vond, het bewijs geleverd,
dat het succes van Delcassé meer een
persoonlijke dan wel 'n politieke over
winning mag genoemd worden, daar tal
van afgevaardigden van de linkerzijde,
die eerst Delcassé toejuichten, met den
zelfden geestdrift de woorden van Pi
chon begroetten, waarin deze Delcassé
desavoueerde. Delcassé zelf zou op
schertsenden toon gezegd hebben Wan
neer keizer Wilhelm nu niet tevreden
is, dan is hij wel aanmatigend.
Proeven met serum tegen mond- en
klauwzeer.
De Directeur-Generaal van den Land
bouw brengt ter kennis van belangheb
benden, dat aan de Rijks-seruminrich
ting thans serum tegen mond- en klauw
zeer bereid en in voorraad gehouden
wordt.
De resultaten, met eenige proeven ver
kregen, doen vermoeden, dat dit serum
een doelmatig hulpmiddel kan zijn bij
de bestrijding der ziekte, wanneer het
kan aangewend worden bij runderen, die,
ofschoon blootstaande aan de besmet
ting, de ziekte nog niet onder de leden
hebben. Het ligt daarom in de bedoe
ling dit nieuwe middel als proef bij be
doelde runderen in toepassing te bren
gen.
Wijl het bekend is, dat het mond en
klauwzeer zich in den iegel spoedig van
de zieke op de gezonde dieren uitbreidt,
zal met de seruminspuiting slechts dan
een gunstig resultaat te verkrijgen zijn,
wanneer de veehouder, bij het optreden
der eerste ziekteverschijnselen, de aan
getaste dieren dadelijk afzondert en on
verwijld aangifte doet bjj den Burge
meester.
Als maatregel van voorzorg kan de
veehouder de plaatsen, waar de aange
taste dieren gestaan hebben, met kalk
melk (1 deel gebrande kalk op 10 dee-
len water) reinigen.
Zoodra het bestaan der ziekte door
den districtsveearts of door den veearts,
die hem vervangt, geconstateerd is, wor
den de gezonde dieren, indien de eige
naar het verlangt, kosteloos met serum
ingespoten.
Deze operatie kan ook geschieden bij
DOOR
H. M. C. YAN OOSTERZEE.
2
Men kon niet weten toch bracht
de goede man het mes niet; op straat
rond iemand een geval te lezen een
groot handelaar te Hamburg, die
„Mijnheer E. mocht ook eens zoo rade
loos zijn", zeide hij bij zichzelven „ik
wil het niet op mijn geweten hebben,
en hij legde het scheermes voorshands in
zijne latafel.
Hoe het zij, de meeste menschen wis
ten dan toch wel, dat er iets buitenge
woons op de beurs, op de handelskanto
ren, ja waar niet al, omging. Ik zeg:
de meesten, want daar waren er ook,
die er niets buitengewoons in vonden
ten minste de losbol niet, die in een
koffiehuis hoorende dat het huis F. en
Zonen zijne betalingen gestaakt had,
dood bedaard zeide„dat is ook al heel
watik heb het reeds sedert zes jaren
gedaan Bart, zet den rooden bal eens
op.
Somber en doodsch stond het konink
lijk paleis te Versailles in den winter
van 1715 op 1716. Dat de waterwer
ken niet speelden, was de schuld van
het jaargetijde, en 't was ook de winter
vorst, die boom en heester had ontbla
derd in het park, den stijven, maar in
den smaak van die dagen overschoonen
en bij alle stijfheid toch statigen aan
leg van Lenötre. En dat zwaarmoedige
stilte zich had uitgespreid over het kas
teel zelf, men behoefde er de reden niet
van te vragen, als men bedacht, dat op
den eersten der jongste herfstmaand ko
ning Lodewijk XIY gestorven was. Niet
dat men den yorst betreurde, die yoor
de korte flikkervlam van wapenroem,
later zoo gaaf en roemloos uitgebrand,
zijn land tot afschuw van geheel Euro
pa en zijn volk ontzenuwd, zijne schat
kist uitgeput, zijne glorie bezwalkt had
achtergelaten, 't "Waren weinig tranen
geweest, die geweend waren om den
uit- en afgeleefden koning, voorwaar 1
én hij verdiende ook weinig "geweens
de man, omtrent wien de bijnaam van
„de Groote", hem door vleiers gegeven,
de bitterst mogelijke spotternij is. Maar
dat de winter niet zoo levendig als vroe
ger wel was op het residentieslot, het
was een eisch der etikette en 't scheen
als waarde de schim van Lodewijk nog
door de zalen, om de gestrengste hof-
tucht te handhavenwant daarin
ligt dat iemand in eene nietigheid uit
munt was Lodewijk onovertroffen
geweest. En al hadde ook de vorm het
niet geboden, den winter in stilte door
te brengen, waarvoor trouwens de ho
velingen zich, de kat in het donker knij
pende, genoeg schadeloos wisten te stel
len, een koningskind van nog geen zes
jaren was geen personaadje, die middel
punt kon zijn van hoffeesten, en de re
gent, Philips van Orleans, anders geen
vijand van luidruchtigheid, tot de los-
bandigste uitspattingen toe, was voor 't
uiterlijke wars van pracht en praal,
want hjj legde zich met de borst toe
op de plichten, tot welke zijne gewich
tige betrekking hem riep, waarschijnlijk
zonder het minste innlengsel van plicht
gevoel. Hij haatte de nagedachtenis
van den gestorven koning, en hem kit
telde het denkbeeld, diens regeering te
doen vergeten of, nog beter, slechts
met vloek te doen gedenken en zjjn be
stuur te doen zegenen door de wufte,
ligt tot zjjne verheerlyking te leiden
Fransche natie.
(Wordt Vervolgd.)