ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT. Grondwetsherziening. No. 1248. Woensdag 16 October 1907. i7e Jaarg. itm;sknsim; courat. Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats ruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag middag te twee ure. Bit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIEI.F.HAV te Rreskeus. Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.625 en voor Amerika 0.825 bij vooruitbetaling. Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven gaarders aangenomen. Door de regeering zijn drie wetsont werpen ingediend tot wijziging van de hoofdstukken aangaande het kiesrecht, de Staten-Generaal en de Provinciale Staten en de Gemeenteraad, bedoelende de kiesbevoegdheid uit te breiden, ook tot de vrouw, en haar mede verkiesbaar te doen zijn tot lid van de Staten-Ge neraal, van de Provinciale Staten en van den Gemeenteraad. In haar memorie van toelichting zegt de regeering o.m Het oogenblik is, naar de overtuiging der regeering, thans gekomen, om ook de vaag belijnde beperking, die met be trekking tot het kiesrecht alsnog in de Grondwet behouden is gebleven, daaruit v te verwijderen. De tegenwerping, dat het kiesrecht is een hoogst gewichtig staatkundig recht en om die reden in de Grondwet be hoort geregeld te zijn, is niet afdoende. Deze opvatting, ofschoon veel ver breid, berust, bewust of onbewust, op de onderstelling, als zoude de Grond wet voor alle aangelegenheden, die voor den Nederlandschen burger bijzonder gewichtig zijn, normen moeten stellen. Klaarblijkelijk doet zij dat echter niet en, voorzoover sporen van zoodanige opvatting in de Grondwet waren aan te wijzen, zijn die van lieverlede daar uit verdwenen. Zij die de tegenwerping maken, ver liezen daarenboven uit het oog, voor eerst dat de Grondwet zelve ook ten opzichte van het kiesrecht den band voor den gewonen wetgever reeds los ser maakte, en ten tweededat zoo men inderdaad meent, dat stelsel en beteekenis der Grondwet tot recht- streeksche bemoeiing met het kiesrecht moeten leiden, men ook genoopt is, scherp belijnde hoofdbeginselen neer te schrjjven, in stede van eene korte for mule, vatbaar voor de meest uiteenloo- pende interpretatie en, volgens het oor deel van velen, naar bedoeling en in kleeding kortweg onuitvoerbaar. Op hetgeen tot dusver in het midden is gebracht, moet te sterker nadruk worden gelegd, nu tijdens den kortston- digen levensduur van de in de Grond wet vastgelegde formule, in ruimen kring nieuwe inzichten aanmerkelijk in kracht hebben gewonnen. Mag men het stre ven naar steeds grooter uitbreiding van het kiezerskorps als een „waan van don dag" brandmerken? Zijne langdurig heid en wassende kracht pleiten voor het tegendeel. Die stroomingen zijn veeleer het natuurlijk uitvloeisel van eene ongekende evolutie, in de laatste tientallen van jaren doorloopen. Het volksonderwijs, de pers, de middelen van verkeer, het vereenigingsleven en de dooreenmenging der standen bij het le ven buitenshuis in vroeger tijden bleven de denkbeelden, gewoonten en zeden van eiken kring veelal binnen vier muren besloten hebben in alle lagen der bevolking meer ontwikkeling en beschaving gebracht. Meer algemee- ne mondigheid is ingetreden. Terzelf- dertijd heeft de werkzaamheid van den Staat zich op oudtijds ongedachte schaal uitgebreid. En het streven, om op de richting waarin die werkzaamheid wordt geleid invloed uit te oefenen is, naar de overtuiging der regeering, alleszins ver dedigbaar. Zoolang de bemoeiing van den „état gendarme" zich bepaalde tot onderwerpen, welke in de geestelijke en stoffelijke belangen van ons volk in al zijne geledingen minder diep ingrepen, werd het gemis van medezeggingsrecht veel minder dan thans gevoeld. Onder dien samenloop van omstan digheden, zoo oordeelen velen, mag thans eene splitsing der natie in twee deelen, het eene met recht van medespreken het andere zonder directen invloed, nog alleen berusten op duidelijk waarneem bare en begrijpelijke gronden van uit sluiting. Naar het gevoelen van een aanzienlijk deel van ons volk bereikt de zedelijke kracht der wet eerst haar hoogtepunt bij algemeene medewerking. Zij die van de hier geschetste over tuiging zijn doordrongen, zien in het tegenwoordig Grondwetsartikel een op zettelijk tegenover het bereiken van hun doelwit geplaatsten slagboom. Al evenmin mogen de voorstanders van hot zoogenaamde huismans- of ge zinshoofden-kiesrecht er vrede mede heb ben, dat de Grondwet het antwoord op de prealabele vraag, welk beginsel moet voorzitten bij de toebedeeling van het kiesrecht, aan zich trekt of althans poogt te trekken. En eindelijkde Grondwet sluit de vrouw ten eenenmale van hot kieferecht uit. Of al betoogd worde, dat de vrouw als individu evenzeer geschikt, ja mee'r geschikt kan zijn om op de huishouding van staat, provincie of gemeente invloed uit te oefenendat, met name de zelf standige ongehuwde vrouw, niet door een echtgenoot vertegenwoordigd, gelijk, ja grooter moreel of geldelijk belang kan hebben bij het bestuur van staat, provincie of gemeente dan de man, de Grondwet onthoudt haar zelfs de moge lijkheid om "door een andersdenkenden wetgever althans niet geheol te worden achtergesteld. Indien de meerderheid in den lande na het veeljarig beraad dat vóórafge gaan is, zich mocht verklaren ten gun ste van het stelsel van algemeen kies recht, van gezinshoofden- of huismans- kiesrecht, van vrouwenkiesrecht, staat het niet aan den Grondwetgever tn an dere richting te sturende minderheid der natie preferent te verklaren en als deskundige tegenover leeken de materie te blijven beheerschen. De critiek hier op het bestaande grond wettelijk voorschrift uitgeoefend, treft, voor zooveel aangaat afkeuring van vrij heidsbeperking, ook de opneming van het woord „mannelijk" in het artikel, de leeftijdsgrens en de uitsluitingen. De eenstemmige meeping, dat,de Eer ste Kamer dient gehandhaafd te blyven) is ook die der regeering. Zij beaamt eveneens, dat de grondwettelijke rege-

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1907 | | pagina 1