No. 1194. Zaterdag 6 April 1907. 16e Jaarg.
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4£ DISTRICT.
liuiteiilaml.
BRESKENSCDE COURAXT,
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijk ƒ0.55, voor België /0.625 en voor
Amerika 0.825 bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven
gaarders aangenomen.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
I)it liliul verschijnt eiken Dinsdag-- en Vrijdagavond hij den uitgever O. DlfXEMAA te Itreskens.
De Fransche regeering heeft aan haar
besluit gevolg gegeven door de bezet
ting van Oudja.
Daarmede is de eerste stap gedaan
tot de algeineene afrekening, die Frank
rijk met den sultan gaat houden.
Generaal Liautey kwam in don och
tend uit Lalla Marina aan, waar de
troepen waren samengetrokken. Het
waren 2 bataljons zouaven, 1 bataljon
infanterie 2 eskadrons spahis, 2 batte-
rijeh artillerie en 200 Arabishe ruiters.
Vooraf had men den staat van zaken
I in het Moorsche dorp eens opgenomen.
Oudja zelf met zijn noodlijdende^bevol
king is voor een Europeaan niet be
woonbaar en de troepen zullen daarom
in de aangrenzende oase kampeeren.
Drinkbaar water vindt men er niet en
van afvoer heeft er niemand begrip.
De omtrek is troosteloos; een uitge
breide steppe, waarin nu en dan vee
gedreven wordt en waar tal van door
de zon gebleekte dierengeraamten ver
strooid liggen.
De pers over de heele wereld toont
bijna eenstemmig ingenomenheid met de
wijze waarop de Franschen nu tegen
Marokko optreden na den moord van
dr. Mauchamp te Marakesj. De Duit
se he pers vindt vooral gelukkig, dat
Frankrijk de Marokkanen aanpakt van
Algerië uit, aan den kant waar Frank-
rijk's bijzondere positie, ook door de
mogendheden van Algeciras, is erkend.
Door de bezetting van Oedzjda toont
Frankrijk weer de opvatting over het
Marokkaansche rijk, die altijd de opvat
ting van Europa geweest is, dat n.l.
Marokko éen ondeelbaar rijk is, meteen
centrale regeering, die voor de daden
der onderdanen verantwoordelijk kan
worden gesteld. Deze opvatting heeft
in het gebruik zeker groot nut, maar
men doet verstandig, niet geheel te ver
geten dat het oen fictie is. De Sultan
is in naam, tegenover Europa, heer en
meester in Marokko, maar inderdaad
heeft hij slechts over een deel zijner
onderdanen iets te zeggen. Over een
groot deel der bevolking heeft hij feite
lijk geen macht en er zijn uitgestrekte
gebieden, waar de bevolking zich geheel
onafhankelijk van den Sultan acht. Ma
rakesj ligt in het Zuidwesten. Oedzjda
in het Noordoosten. De Sultan wordt
te Oedzjda verantwoordelijk gesteld voor
wat de bewoners van Marakesj misdre
ven hebben.
De tijdelijke bezetting van Oedzjda
zal meer indruk maken dan een vloot-
vertooning. Oedzjda, dicht bij de Al-
gerij nsche grens, is een zeer belangrijke
plaats, hoofdplaats van bestuur, middel
punt van verkeer tusschen Marokko en
de Algerijnsche provincie Oran.
Inmiddels verkeeren de Franschen in
Marakesj en in de kuststeden in groe
ten angst. Te Marakesj is de Fransche
kolonie gevlucht in de jodenwijk. De
pasja van Marakesj zet de bevolking
tegen de Franschen op. Te Casablanca
is het huis van een Europeaan in brand
gestoken. Te Tandzjer uiten de Marok
kanen hun voldoening over den moord
van dr. Mauchamp. Dr. Mauchamp heeft
zijn verdiende loon, vinden zij, en een
Moorsch soldaat heeft tegen den cor
respondent van de Times gezegd, dat
dra de dag zou aanbreken dat alle on-
geloovigen het land nitgejaagd zouden
worden.
Ondanks het gebeurde te Marakesj
beijveren de Marokkaansche ambtena
ren zich volstrekt niet, de Franschen
ter wille te zijn in de voldoening van
vroegere eischen.
In de verbeelding der Parijzenaars
jeeft er in die groote stad een misdadi-
gers-gilde, dat van roof en moord zijn
eenige kostwinning maakt en om het
leven van een evenmensch al zeer wei
nig geeft, haast even weinig als een
„apache", de beruchte Indiaan der prai
riën.
In werkelijkheid is dat soort apachen
niet te vinden. Maar toch is er een
misdadigersbende, die overdag een ge
woon beroep uitoefent en het tekort
op een mager salaris slechts aanvult
met roof en ander ignobel bedrijf. Dat
ze daarom echter niet minder gevaarlijk
zijn is te begrijpen en de politie heeft
dan ook een zware, bijna onmogélijke
taak in de bestrijding.
Naar schatting bestaat het aantal
misdadigers van de „apachen"-soort te
Parijs uit een dertig duizend man, met
een heelen nasleep van vrouwen en
meisjes.
Nu is het misdadigers-type van den
Parijschen straatroover ook in andere
groote steden krachtig vertegenwoor
digd. Londen heeft zeker niet minder
geboefte onder zijn bevolking en ook te
Berlijn huist een leger van schelmen,
terwijl Weenen totaal onveilig is des
avonds en des nachts door gansche ben
den straatroovers en inbrekers, die naar
mes of revolver grijpen bij het minste
verzet.
Maar het Parijsche type heeft een
aureool gekregen door de aandacht die
er aan geschonken wordt door de pers,
die altijd moeielijk controleerbare ver-
i halen omtrent „apachen"-ridderlijkheid
en „apachen"-eer opdissshend, een ro-
mantisch waas om dit sinister ploerten-
en schurkendom geweven heeft. Dat
is misschien ook de oorzaak, dat fan
tastische jongelui uit beter omgeving
onder deze schelmen bevrediging voor
hunne romantische neigingen zoeken.
Doch het gros van de inbrekers en
straatroovers komt uit door drankzucht
en liederlijkheid gedegeneerde volkslagen
en het grootste gedeelte werkt onder
leiding van chefs, die, uit beter om
geving,- informeeren kunnen daar waar
gewone sujetten geen toegang hebben,
terwijl zijn meerder intellect hem in
staat stelt de ondernemingen te lei
den.
In hoofdzaak komt de Parijzer „apa
che" overeen met wat men hier in ons
land een „Bels" noemt, ook wat zijn
uiterlijk aangaat. Het grooter gevaar
dat zij geven schuilt in het ruimer ar-
beidsyeld en de betere schuilplaats, die