Hhmenland.
ning er niet aan te wagen om te landen
op de glibberige pier.
Aller oogen bleven op het wrak ge
vestigd. Men zag handbeweging, zelfs
zag men er een op de verschansing klim
men om zich te laten zakken langs een
touw, dat langs den romp hing. Doch
hij keerde weer terug.
En altijd raasde de storm en deed de
boot stampen en slingeren een 25 me
ter van het wrak af, bij de reddings
boot en de ontzettende branding.
De Prins bleef voortdurend op de brug
en volgde mot de grootste belangstel
ling den toestand.
Doch nog steeds dobberde do red
dingsboot, met de kleine jol en gierde
en helde de loodsboot, welke nu en dan
watermassa's overkreog, die opstoven
tot aan de brug.
Juist stond de Prins met den kapi
tein te spreken, toen vier loodsleerlin-
gen, behoorende tot de equipage van de
boot, met bruine zwemvesten om en de
zware laarzen aan, gereed gingen staan
bij de boot en één hunner naar den ka
pitein ging, de brug op, en alle deco
rum vergetende, riep:
Kapitein, dat kunnen we niet langer
aanzien; onze jongens zijn niet te hou
den. Als de reddingsboot het niet doet,
dan doen wij het. Geef je permissie
kapitein
Maar de kapitein, of loodsschipper ge
noemd, dacht even na en zei: „Neen
jongens wacht nog even."
Want hij zag nu de mannen der red
dingsboot, aangespoord door onze ge
reedstaande bemanning, ook snellen
naar de jol en wilde de reddingsboot de
eer laten.
Vier man gaan in de jol en met ang
stige spanning wordt de poging gade
geslagen om de pier te bereiken en er
een man op af te zetten.
Nu eens zit de kleine jol hoog boven
op een golf, dan weer gaat ze pijlsnel
de diepte in. Eindelijk komt ze dicht
bij en denkt men den man op de voor
plecht den sprong te zien wagen, doch
met een vaart wordt ze weer meters
ver teruggeslagen en begint het getob
en gezwoeg opnieuw.
Uit verruimde borst klinkt een krach
tig hoeraals de eerste man uit de red
dingsboot op de pier springt, maar hij
moet voorloopig blijven staan bij het
ijzeren torentje, want de golven rollen
nog woest over de pier en om te ko
men bij het wrak moet hij een grooten
afstand doorloopen. Hij wacht het oogen-
blik af, dat de zee even terugwijkt en
loopt met groote vaart de pier af tot
bij den vuurtoren, waar vlakbij 't wrak
ligt.
Nu zijn onze mannen niet meer te
houden.
Schipper, laat ons gaan, want hij kan
alleen toch niets uitrichten
En de verstandige schipper dacht ze
ker Nu is er aan de eer voldaan en
gaf zijn toestemming. Ze wilden alle
maal wel, maar er mnrWw qtggs
langzaam zien gaan zakken en bemer
ken kunnen, dat het een bevaren man
is.
Goddank! ontsnapt aan aller borst,
als hij op de pier staat en met onder
steuning naar het torentje wordt ge
bracht.
Hier wordt hem een lijn om het li
chaam gebonden, hij wordt in zee
geworpen en de wakkere bemanning
trekt hem door de zee tot in de boot,
waar hij met gejuich wordt ontvan
gen.
Hij wordt dadelijk aan boord van de
reddingsboot gebracht.
Onze kapitein had zijne manschappon
last gegeven, om de geredden bij ons
te brengen in de loodsboot, doch toen
onze boot terugkwam, brengt zij de tij
ding mee De reddingsboot wil ze niet
afstaan.
En het was zooveel beter ze op de
loodsboot te hebben, waar de inrich
ting onmiddellijke verpleging toeliet,
terwijl dat op de reddingsboot onmoge
lijk was.
Er waren er nu al meer gered, ook
vrouwen, die gebracht waren in de red
dingsboot. Intusschen begon het hevig
te sneeuwenzwarte wolken pakten
zich samen en de zee werd nog woes
ter.
Geen oog had de Prins van het red
dingswerk af en nu vroeg Z. K. H.
waarom die menschen hier niet liever
werden gebracht, waar ze toch veel beter
konden worden verpleegd.
En wij allen hoopten er op, doch ze
kwamen niet.
„Uit naam van den Prins" zoo kreeg
de nu weer vertrekkende boot van den
adjudant de boodschap mede. „moeten
de geredden hier aan boord dadelijk
worden verpleegd."
En met die bqodschap gingen zij uit,
verder het reddingswerk vervolgende.
Intusschen had zich ook een jol met
particuliere vletters begeven in de bran
ding om de behulpzame hand te bie
den, bemand met M. Sperling, C. Sper
ling, L. Sperling uit Dordrecht en G.
Moerkerk van Ouddorp.
Thans zijn er tien gered en de elfde
is een vrouw, die zich laat afzakken
van het touwmaar even is ze gegaan,
of ze durft niet verder. De voet schijnt
een steunpunt te hebben gevonden,
want ze blijft zitten op dezelfde hoog
te. Terugkeeren is onmogelijk en be
neden haar de bruisende zee en de stee-
nen glooiing. Zeker 12 M. hoog blijft
ze zitten en gaat maar niet verder.
De zee wordt holler en hollerde
lucht wordt pikzwart en zware sneeuw
buien slaan cle oogen blind. Hoewel
we vlak bij het wrak zijn, kunnen we
nog niet zien, of de vrouw nog daar
hangt.
Intusschen rijst de vloed en moeten
onze mannen en die der reddingsboot
weg van de pier, willen ze er niet wor
den afgeslagen, en te midden der sneeuw-
Vrijwilligers voor de bootroept
de schipper en dadelijk komen weer
vier anderen zich aanmelden ter vervan
ging van de afgetobden.
Trots het groote gevaar bleef de red
ding weer uit en waagt er zich een op
de pier om de vrouw te gaan halen.
Een lijn wordt om haar middel beves
tigd en ze wordt door de zee weer
heengetrokken naar de boot.
De eerste geredde is intusschen bij
ons aangekomenhet is een jongen van
een jaar of 18, Engelsch sprekend met
een Fransch accent, meer dood dan le
vend, bevend van het hoofd tot de voe
ten en staroogend van angst.
We dragen hem naar beneden en klee-
den hem geheel uit, wrijven hem droog
met een badhanddoek, geven hem een
slokje cognac te drinken, en hooren van
hem, dat ze 65 uren zonder eten en
drinken zijn geweest, dat er 14 leven
den aan boord zijn en nog 8 lijken, ver
moedelijk wel 9, want van de drie vrou
wen, die overgebleven zijn, is er nog
een zwaar gewond en vermoedelijk over
leden.
En daar komt de tweede. Een flin
ke man, Duitscher, zwak en ellendig
van doorgestanen angst, maar, nadat
hij geheel ontkleed is en in dekens ge
wikkeld, met oogen, waaruit de dank
baarheid van de redding ons tegen-
blonk.
Telkens komt de Prins beneden en
spreekt deelnemende woorden tot de
geredden, die overgelukkig zijn voordo-
ze buitengewone belangstelling.
En in die nauwe kajuit met ongeluk-
kigen, met half of heel verkleumde le
dematen, met handen doorweekt en uit
gebeten als een spons, met voeten zóó
gevoelloos, dat we uren zitten te wrij
ven, in dit tooneel van menschelijke el
lende, staat telkens de fiere figuur van
Prins Hendrik, dan dezen, dan genen
toospri kend, zich met belangstelling
informeerend omtrent bijzonderheden,
dankbaar nagestaard door de van ver
moeienis nog halfgesloten oogen.
De Prins stond nu op de brug, ern
stig en voortdurend het oog gevestigd
op het wrakhout, daar waren nog drie
levenden op, een meisje en twee ande
re vrouwen. De pier was verlaten door
de redders en de reddingsboot zette
koers naar onze boot om de overige ge
redden, die daar nog aan boord waren,
bij ons over te brengen.
Hoor 1 Hoor 1 dat noodgeschrei, die
angstkreten en de Prins verbleekt en
vestigt star den blik op het wrak. En
met een van deernis getuigende stem
en dringend vraagt de Prins, of de
schipper of de loods nu niets weten om
ze te redden en verpletterend klinkt 't
antwoord „Koninklijke Hoogheid, wan
neer ik daar mijn jongens heenzend, dan
wordt het aantal slachtoffers steeds nog
grooter.
De Prins ziet dat ook wel in en zwijgt.
Er is thans stilte op de brugtus-
tipjo opgelicht van den valen, dichtefl
sluier, die nog altijd deze mysterieuze
catastrophe omhult. En reeds zijn er
bijzonderheden bekend geworden, die in
staat zijn den sterkst gezenuwden het
bloed in de aderen te doen stollen van
weedom.
Nog éen afgrijselijken, goddank korten
nacht hebben de drie op het wrak over
geblevenen te doorstaan gehad.
Zij moeten, toen de geredden weg
voeren, in een radelooze wanhoop zich
nu aan den dood overgeleverd hebben
beschouwd.
Maar onze dappere jongens van de
zee wilden ze daar niet laten. Eén
naam behoort onder de redders het
meest met eerbied te worden genoemd,
dien van Martinus Sperlin, den wakke
ren zeerob, die 't eerst verbinding wist
te krijgen door zijn vlet tusschen de
pier en de reddingsboot en daardoor de
redding het meest heeft bevorderd. Om
éen uur 's nachts heeft hij zijn vlet
opnieuw bemand en achter sleepboot
„Woden" is hij naar het wrak gevaren.
Sperling heeft toen den moed gehad
en kans gezien zich met de vlet naar
de pier te begeven en hij is daar op
geklommen. In den woesten nachtwind,
onder het hem overgudsende zeewater,
is Sperling geklommen op het wrak.
Toen volgde een afschuwelijk oogen-
blik.
De drie vrouwen vlogen als waanzin
nig op hem toe en grepen hem vast,
zijn schouwders, zijn armen, zijn hoofd.
De kloeke kerel, rillend van kou, wist
woorden te vinden om haar te berus-
tigen en te doen begrijpen, dat als zij
niet kalm bleven, alles verloren was.
Sperling heeft toen rustig lijnen uit
gebracht en éen voor éen heeft hij de
half waanzinnige vrouwen, die toch zoo
doodelijk zwak en slap waren, laten zak
ken op den dam.
Daar grepen zijn makkers haar en
met de vlet roeiden zij Sperling en de
drie geredden triomfantelijd naar de
„Wodan."
Aan boord van de „Wodan" heeft
men ze in de kajuit verwarmd, maar
toen ze aan den Hoek kwamen, waren
ze toch half verstijfd en doodelijk zwak
en slap.
Om drie uur was de redding afgeloo-
pen.
Toen voer de reddingsboot uit
In het Hotel Amerika, dat een hos
pitaal is op het oogenblik, zijn de drie
geredden liefdevol opgenomen.
Nu de redding geëindigd is, blijkt,
dat de ramp 129 slachtoffers eischte,
aangezien aan boord waren 144 perso
nen (91 passagiers en 53 man equipage),
van wie gered werden 10 passagiers en
5 man equipage.
Ufift ""Vf 00 ioo7