BRESKENSCRE COURANT.
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT.
Ds Kabinsts-crisis.
No. 1180. Woensdag 13 Februari 1907. 16e Jaarg.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.625 en voor
Amerika 0.825 bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven
gaarders aangenomen.
Dit blad verschijn» eiken Dinsdag1- en Vrijdagavond bij den uitgever DIELF.MAH te Breskens.
s®s
Zoo is dan de regeering bij de be
handeling van de begrooting van oor
log in de Eerste Kamer gestruikeld over
het blijvend gedeelte.
We mogen veronderstellen dat de ge
schiedenis eenigszins bekend is.
De minister van oorlog heeft een
maatregel ingevoerd om „het blijvend
gedeelte" der militie, dus ook dat der
cavalerie met groot verlof naar huis te
zenden, grootelijks uit het oogpunt van
bezuiniging zonder aan den dienst scha
de te doen.
En daartegen is al, wat conservatief
is, in opstand gekomen.
In de Tweede Kamer spookte het
daarover reeds geducht, tot dat het
spook in den nacht van 20 op 21 Dec.
werd aangevat in den vorm van een
verklaring van den minister, dat hij be
reid is voor 1 April zoodanige inlich
tingen aan de Kamer te verstrekken
als noodig zullen zijn om een juist oor
deel over den getroffen maatregel te
kunnen vormen.
Dat was eerlijk en de Kamor heeft
zich daarbij neergelegd, althans het 2i3
gedeelte.
Maar de Eerste Kamer, de redster
van de Hooger Onderwijs-wet van dr.
Kuijper, gevoelde zich blijkbaar poli
tiek sterker, en was meer politiek dan
de Tweede Kamer, eene omstandigheid,
die zich wel eenigszins denken laat, nu
zij het karakter van controleerend li
chaam had verwisseld met dat van po
litieke rem.
O ja, men zegt in het „Centrum" nu
wel, dat zij die studie maakten van de
landsverdediging van het leger en van
zijn opleiding geen oogenblik kunnen
komen onder de bekoring van eene
schitterende redevoerfhg, en dat hun op
studie en ondervinding gebaseerde over
tuiging niet door phrasen wordt ge
schokt, te minder wijl zij de politiek
buiten beschouwing laten, maar wij wa
gen het toch te vragen, of om nu eens
een oogenblik te blijven bij de Tweede
Kamer, de heeren Talma, De Visser en
Nolens het drietal geestelijken, die door
hunne ambtsbedieningen nooit of te
nimmer met militiezaken ophouden, ja
zelfs, door de wet daarbuiten worden
geplaatst zooveel ondervinding hebben
kunnen opdoen om met kennis van za
ken zoo'n maatregel te kunnen beoor-
deelen.
En dan willen we niet spreken van
de Zeeuwsche afgevaardigden tor Eerste
Kamer Godin de Beaufort en Hovy, die
op financieel en bierbrouwers-gebied
hoogst bekwame menschen kunnen zijn,
maar wier ondervinding op militair ge
bied wel niet zoo'n vertrouwen wettigt
dat hun „tegen" op overtuiging was ge
baseerd.
Neen, we mecnen voldoende grond te
hebben om te veronderstellen dat do
Staatkundige meerderheid dor Eerste
Kamer een zet heeft willen doen op
het politieke Schaakbord. We zeiden
reeds dat de Tweede Kamer do verkla
ring van den minister om de noodige
inlichtingen voor April le verschaffen;
had aanvaard.
Diezelfde verklaring gold ook voor de
Eerste Kamor, en de minister vulde
haar nog aan in dier voege, dat do ge
maakte berekeningen ten opzichte van
den maatregel reeds hebben uitgemaakt
dat de noodige manschappen voor nut
tige oefening bij de batterijen der veld
artillerie, aanwezig zijn, en het onder
deze omstandigheden niet te verwach
ten is dat de minister zal overgaan tot
het opschorten van den maatregel.
Alleen zal hij dit doen als zich om
standigheden mochten voordoen welke
niet te voorzien waren, en mocht hij
in zijne verwachtingen falen dan zal hij
niet aarzelen die maatregelen te treffen
als noodig zullen blijken. Zelfs eene
aanneming der begrooting sloot niet uit
dat de wegzending van het blijvend ge
deelte slechts een proefneming was en
evenmin bevestigde zij deze afschaffing
tot een blijvende maatregel.
Me dunkt eerlijker kan liet niet.
En toch heeft de Eerste Kamer den
minister ten opzichte van deze bran
dende kwestie een „tot hiertoe en niet
verder" toegeroepen, door afstemming
van zijne begrooting.
Maar de politiek bleef er buiten, dus
werd de oppositie goed gepraat. En in
middels ging 't bij de stemming zuiver
rechts tegen links. Alleen de heer S.
van Houten ging met de rechtsche op
positie mede hij was bang en bleef
bang voor eventueele onlusten bij de
arbeiders organisaties, die niet zouden
kunnen onderdrukt worden bij een niet
voldoende aanwezigheid van militairen
uit hoofde van de wegzending van het
blijvend gedeelte. Maar do heer Yan
Houten, die wel eens meer de contra
mine politicus heeft gespeeld, heeft blijk
baar zooveel moed niet meer als in
1872 toen hij min of meer do Parijsche
Commune in bescherming nam.
De zuiverheid van deze partijstem
ming wordt duidelijker, als men ziet,
dat ook de anti-revolutionaire voorzit
ter der Eorste Kamer zijn vertrouwen
aan dezen minister ontzegde, in weer
wil van de omstandigheid dat dezelfde
heer Schimmelpenninck van der Oye,
destijds deel uitmakende van eene com
missie tot onderzoek der maatregelen
om te komen tot reorganisatie van de
bereden wapenen, met andere generaals
o. a. ook generaal Kool, (die men intus-
schen reeds noemde als opvolger van
minister Staal) van een blijvend ge
deelte niets wilde weten en 18 maan
den stelde met nog de mogelijkheid van
beperking van dien diensttijd. Bij de
bereden wapenen achtte men 18 maan
den noodig, niet met het oog op de oe
feningen, doch om te zorgen dat er
steeds genoeg manschappen onder de
wapenen waren.
Hoe rijmt men dat nu. De minister
gaat tot dezen maatregel over en ie
mand die als man van ondervinding
kan gelden, die dat als zoodanig aan
geeft, stemt tegen het door hem voor
gestane stelsel.
Dat men in die Kamer nu maar niet
meer spreekt over gebrek aan eerbied
voor hare waardigheid want in onze
kringen noemt men zoo iets door de
wind gaan, en men bedoelt dan daar
mede personen en stelsels waarop men
niet bouwen kan.
Nogtans is het ministerie voor een
crisis geplaatst, waarvan de gevolgen
nog niet zijn te. voorzien.
De tijdelijke voorzitter van de minis
terraad heeft in de Eerste Kamer de
verklaring afgelegd, dat de afstemming
van de begrooting van oorlog wat
hij intusschen niet hoopte zou in
houden de verwerping van een systeem,
dat deel uitmaakt van het regeerings-
programma, en dus dat het geheele Ka
binet bij het votum der Kamer zou
betrokken zijn.
Het heeft niet mogen baten.
Deze Eerste Kamer heeft wel is waar
dit politieke voordeel op de door haar
voorafgegane dat zij niet kan ontbon
den worden met de kans op wijziging
van hare samenstelling, en zou dus met
meer vrijmoedigheid haar afkeurend
votum kunnen uitspreken, maar toch is
het, met het oog op de definitieve ver
klaring van den minister om vóór 1
April de noodige inlichtingen te ver
schaffen een zeer onverantwoordelijke