Gemengd. de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de formatie van liet Ministerie door den heer Borgesius. Het politiek debat steldé ook de heer ïroelstra uit. Hij wees alleen in verhand niet de betrekkelijke zinsnede 111 het Adres van Antwoord op de toenemende beweging ouder het volk voor liet Algemeen Kies recht, getuige de zooveel groot -re deelne ming aan de jongste kiesreehtbetooging. Herinnerende aan het bezoek van het Kiesrechtcomité. aan den Minister van Bin- nenlandsehe Zaken, vroeg spr. ol de-ze Mi nister thans de inlichtingen inzake zijn houding ten opzichte van het kiesrecht zou wiilen geven, die hij uit deferentie tegen over de Kamer, aan het comité meende te moeten onthouden. Aan de hand van verschillende berichten in de Indische l'ers qualiticeerde de spre ker vele daden van leger en vloot in Indië hij gelegenheid van expedities, ais wanda den, als inhumane feiten, o.a. het vei bran den van woningen, van kampongs. Derge lijke daden worden, volgens de berichten, verricht door de iulundsche hulptroepen. Spr. vroeg of 't waar is, dat de inlan ders voor dit vieze werk worden gebezigd werk, dal uien blijkbaar aan onze eigen troepen niet wil opdragen. Wijzende op de zinsnede in de Troonrede, waarin aan leger en vloot in Indië dank wordt gebracht, drong spr. aan op een grondig onderzoek, wanneer de feiten, zooals zij in de l'ers zijn bericht, juist blijken te zijn. In al- wachting van dat onderzoek constat erde spr. reeds nu, dat de verliezen aan onze zijde opmerkelijk gering zijn, tegenover de verliezen van onze tegenstanders. Ten slotte wees spr. op het bericht, dat 3 hoofd bestunrders van den Marine-Matro- zen-boud aan den Minister van Marine voor ontslag zouden zijn voorgedragen. Herin nerende aan den strijd, die de zelfstandige vakorganisatie tegen het Ministerie-Knyper heeft moeten voeren, een strijd, die het ge volg was van dr Keeper's bewind tegen de Spoorwegarbeiders-, de Miliciens- en Matrozeubond, maar die uitliep op deu val van het Kabinet, vroeg spr. hoe de hou ding van liet Kabinet en in 't bijzonder Van den Minister van Marine, in deze zaak zat zijn. De Minister van Financiën, de heer De Meester, de sprekers beantwoordende, moest op de vraag van den lieer van Heemskerk oi' aan de opdracht tot Kabinetsformatie een opdracht aan een ander was voorafge gaan, het antwoord schuldig blijven, als natuurlijk gevolg van het feit, dat niet hij, maar de heer Borgesius Kabinetsformateur is geweest Op de tweede vraag het plegen van overleg met de rechtsche groe pen antwoordde da Minister evenals in de Eerste Kamer, dat een Kabinet was op getreden van vrijzinnige richting, zooveel mogelijk gevormd uit de verschillende nu ances van die richting. En waar nu een Ministerie homogeen is vau richting en ook op pructisehc vraagpunten overeenstemt, daar vraagt spr. waarom dit Kabinet niet Ben hebben mogen optreden, omdat het gevormd is door den heer Borgesius. In antwoord aan den In-er Troelstra ver klaarde de Minister, dat zijn amblgenoot van Biiinenlaiidsche Zaken moeilijk meer over het Kiesrecht zou kunne» zeggen,dan in de Troonrede heeft gestaan. Overigens verzekerde de Minister pertinent, dat zijn ambtgenoot van Marino geen voordracht De komst van den ouden heer Marechal maakte een einde aan huil onderhond. De senator drukte linger do hand en met zijne gewone grofheid ving hij liet, gesprek aan met een domheid. Hoe maakt het de hertogin? vroeg hij den markies. Naar ik hoop geniet zij een goede gezondheid, was het koele, onverschillige antwoord. Ik heli haar sinds eenigen tijd niet gesproken. Marechal keek hem met verbazing aan, vervolgens wendde hij zijn blikken naar -zijn dochter en toen hij zag hoe ernstig heiden waren, zette hij liet ge.-prek niet voort. Lucienne was de eerste welke de drukkende stilte verbrak. (Wordt vervolgd.) tot ontslag van hoofdbestuurders van den Mariiicmalrozenbond heeft ontvangen, noch voornemens is tot dit ontslag over te gaan. Wel kwam dezen morgen een voordracht lot ontslag van een hoofdbestuurder in, maar Je motieven voor deze voordracht liggen buiten het kader van het lidmaat schap van dien man, van het bestuur van den Bond. In het algemeen wenscht het Kabinet de grondwettige rechteu van ieder- ,een te handhaven, ook van de ambtenaren en van lien, die dienen bij leger en vloot. De R.-georing draagt de vakorganisatie een warm hart toe, maar het gezag heeft »er vour te waken, dat de deelneming van ambtenaren aan die vakorganisatie niqt ontaardt in desorganisatie. En daarbij meent de Regeeriug, dat de hooger ge plaatsten ook bij leger en vlout liet goede voorbeeld moeten geven. Ten slotte verklaarde de Minister, dat dit Kabinet niet bereid is tot intrekking van de Strafwet-novelle, tijdeus de staking tot stand gekomen. Wat zijn houding tegenover de spoor wegarbeiders betreft, de Minister achtie 't weuscheljjk daarover le zwijgen, tot de motie inzake de Staats-exploitatie in be handeling zal komen. De Minister van Koloniën belootde een grondig onderzoek naar d-; door den heer Troelslra besproken daden van het Indi sche leger en wensehte te verklaren, dat de Regeering hier te lande noch die in In dië nuodelo'i-ze wreedheid bij het optreden van ons leger verlangen. Do heer Bos verdedigde tegenover den heer Troelstra de redactie van het Ant woord-Adres, waarna de heer Heemskerk repliceerde. Tot lid der Eerste Kamer is door de Provinciale Staten van Gelderland benoemd de hoer mi'. JE. baron Mackay fa.-r.) oud- voorzitter der Tweede Kauier. BRESKENS, 29 September 1905. Te Aardcnburg is gearresteerd een Amsterdammer,«die in 1902 wegens ver duistering tot anderhalf jaar gevangenis straf werd veroordeeld, doch -zich door de vlucht aan de straf wist te onttrekken. Hij heeft eenigen tijd in bovengenoemde plaats gewoond, zonder dat men vermoeden had dat hij nog een vonnis moest ondergaan, doch is later naar Antwerpen vertrokken, waar hij nog woonde. Toen hij Maandag zijn vrouw, die nog steeds te Aardenburg woonde kwam bezoeken, werd hij door de marechaussee gearresteerd en gevankelijk naar Middelburg overgebracht. De commiezen Kesteloo te Oostburg, Ooene te Au|'denburg en Weststiaete te Sluis zijn bevorderd van de 3e naar de 2e klasse. Hoofdplaat, 28 Sept. In do lieden ge bonden raadsvergadering is benoemd tot onderwijzer de heer P. F. Neve te H->nte- nisse. M»t hem stonden op de voordracht de heeren Wesemael te Hulst en D. van Male te Schoondijke. Hoofdplaat. Deze week hadden een twee tal ongelukken plaats die bijzonder gun stig afliepen. Zoo viel Maandagavond de vrouw van schipper Jansen, in de haven hier liggende, in het ruim en Woensdag middag viel dat voor bq den ploegbaas Van Weijnsbergen in het schip van P. Pauwels, doch beiden kwamen er niet en kele schrammen af. Hoofdplaat. Nu men volop in de drukte van den aanvoer der Suikerbieten zit, is eerst recht na te gaan van welk een groot belang de vergrooting van het haventerrein is. Er kunnen thans een dertigtal wagons tegelijk lossen, zoodat er voor stremming wegens overvoeren weinig gevaar meer be staat. Het aanvankelijke bezwaar dat men meen de te bestaan voor het bovenop den dijk te rijden is ook opgeheven daar geen paard eenige vrees toont, zoodat inderdaad met groote tevredenheid mag teruggezien wor den op het werk van den heer Plasschaert die als ontwerper en het gemeentebestuur als uitvoerder, het werkelijk belang der ge meente hebben gediend. Oostburg, 29 Sept. De hedenvoormiddag gehouden zitting van den gemeenteraad werd door alle leden bijgewoond. Na opening der vergadering werd aller eerst overgegaan tot de installatie van den heer Iz. Risseeuw de Bruijne, die de voor geschreven eeden in handen van den voor zitter aflegde en daarna door dezen werd geluk gewenscht met zijne benoeming, de hoop uitsprekende dat hij de voetstappen zijns voorgangers, wijlen de heer De Smit zoude drukken. De overige leden sloten zich daarbij aan De heer Risseeuw dankte den voorzitter voor diens woorden en de leden voor hun ne gelukwensehen en beloofde de belangen der gemeente te zullen behartigen. Hierna werden de notulen gelezen en onveranderd goedgekenrd. I. Aan de orde kwam Ingekomen stukken, als a eenige Staats- en Provinciale bladen en b eene missive van Ged. Staten houdende kennisgeving, dat zij berusten in het raadsbesluit tot toekenning van een subsidie aan het Alg. Burg. Armbestuurc. een proces-verbaal van kasopname bij den gemeente-ontvan ger, waarbij aanwezig was gebleken een bedrag van ƒ3492,775. II. Ingekomen was een verzoek van J. van 't Westende en anderen tot plaatsing van een lantaarn aan Stampershoek. De voorzitter doelde mede dat Burg. en VVeth. er voor zijn om een lantaarn te plaatsen, doch hebben nog geen vast idéé waar ze die zullen nederzetten. De heer Meijer zride dat hij en ziju collega van Peenen de toestand aldaar heb ben opgenomen, waarbij is gebleken, dat de gemiddelde afstand 125 tot 135 passen is, maar de lantaarn aan mevr Hennequin is slechts 85 pas van die bij Luteyn ver- wijderderd en deze laatste van die uan PM- sijp lr>5 pas. Wanneer nu de eerstbedoelde lantaarn iets verder kon geplaatst worden naar den kant der woning van deu heer Van Daui, en de nieuwe werd gezet aan Van der Meere dan had men een gelijkmatige ver deeling. Een lantaarn te plaatsen aan van 't Westende zou geheel overbodig zijn, want men kan toch niet voor elk huis een lan taarn zetten en zal voorts wel geholpen zijn door het schijnsel van de lantaarn die dan bij Van der Meere zal geplaatst wor den adressant zal dan zeker geen last hebben van het trappen in slijk of water, wat toch al onaannemelijk is omdat het geheel bestraat is. De heer Weisfeit vindt het niet meer dan billijk dat er een lantaarn wordt ge plaatst wijl de gemeente zich uitbreidt en men de menscheu niet in het donker kan laten zitten, maar de bepaling der plaat sing wensehte hij over te laten aan B. en W. De hèer Risseeuw vond het wel een beetje bezwaarlijk om de lantaarn hij mevr. Hennequin, die daar altijd heeft gestaan, nu op eens te verplaatsen. De heer Meijer wees liera er op, dat destijds daar geen enkel huis stond terwijl het nu volgebouwd is, zoodat vroeger die lantaarn voldoende was maar thans de eischen grooter ziju. Door eenig heester gewas dat het licht bij verplaatsing zal ondervangen, weg te nemen, heeft de ver plaatsing niet het minste bezwaar. Met alg. st. werd besloten tot inwilli ging van het verzoek terwijl zoowel de nieuwe als de eventueele verplaatsing aan B. en W. werd overgelaten. Een veizoek van gelijke strekking was ingekomen van Zonnevijlle. Daar dit echter zoo laat was ontvangen en het geen punt van onderzoek voor de wethouders had kunnen uitmaken werd bo- sloten, nadat men aanvankelijk de onmo gelijkheid van eene inwilliging van dit ver zoek had betoogd, eene'nadere beslissing aan te houden. III Goedgevonden werd tot terugbetaling vat 8 j2 van deQ aanslag in den fioofdely- ken omslag ten name van K. de Graaf, wegens het vertrek der weduwe. Het bedrag der terugbetaling a ƒ2.245 werd daartoe uit den post onvoorziene uit gaven der begroot ng van 1905 afgeschreven. IV In verband met de in de vorige zitting voorloopige wijziging der verordering op de hefting van het vergunnigs recht werd met algemeene stemmen besloten de aanslag te doen geschieden naar de huur waarde. Bij de omvraag wees de heer KeDse op op een tot hem gericht verzoek van Blom me om aldaar een lantaarn te plaatsen. De heer Meijer zeide dat vóór diens wo ning een paarjaar geleden een lantaarn werd geplaats, ook nik 8 dagen werd deze weder op verzoek van Blomme weggeno men. Daarna werd de openbare zittinggesloten. Een 22-jarige boerenknecht leidde dezer dagen een jongen stier door het dorp Rocherange in Luxemburg. De stier, die onlangs al iemand gedood had, raakte zonder dat men de oorzaak kent, plotseling opnieuw in woede en wierp zich op zijn geleider. De ongelukkige jongeman, zoo onver hoeds aangevallen, werd door het dolle beest letterlijk vermorzeld, maar hij zou helaas het eenige slachtoffer niet zijn. Twee landbouwers, die van uit de verte het ijselijk tooneel zagen afspelen, snelden den boerenjongen te hulp en een, de 35- jarige Fach, tracht" den stier bij de horens te grijpen. Deze rukte zich echter los en boorde zijn horens den boer in het ondei- lijf, terwijl hij hem met zijn schedel de geheele borstkas indrukte. Voor dood bleef het tweede slachtoffer in een geweldigen bloedplas liggen. Ook de derde boer moest het toen ontgelden, en spoedig lag ook deze, schijnbaar levenloos, langs den weg. Toen had de stier er genoeg van en keerde kalm op zjjn schreden terug naar zijn stal, waar men het beest niet verba zing zag binnenstappen. Maar zijn bebloede* horens duidden op een ongeluk en toen men aan 't zoeken ging vond men de drie boeren, waarvan er reeds een dood, de an deren stervende waren, langs den weg liggen. De twee te hulp geschoten landbouwers die hun moed zoo duur bekochten, waren gehuwd en laten beiden vrouwen met een schare kleine kinderen achter. Het Nieuwsblad van Friesland be vat onder het schrift: >Op een smokkel- schip door Japanners gepakt", volgend be richt uit Gaasterland »Wij hebben op 't oogenblik iemand in ons midden, die den nu geëindigden Oost- Aziatischen oorlog van nabij gezien heeft. Het is de jongeling M. v. d. V., te B., die zich als matroos met 45 anderen op het Nederlandsche schip bevond, dat steen kolen trachtte te smokkelen naar Wladi- wostock, maar in de laatste periode van den oorlog door de Japanners in volle zee verrast en prijs verklaard werd. Deze jongeling vertelde ons en zijn durf- oogen tintelden van moed en kloek-bestaan. »Het was reeds onze derde reis er. we maakten flinke zaken. Dezen keer echter we hadden een kostbaar vrachtje zou de kroon spannen voor onze beurzen. Alles ging goed en we waren vol goe den moed. Voor ons lag de wijde Japan- sche Zee en heel in de verte, lokkend, Wladiwostock, het doel van onzen tocht. Wg dachten aan geen gevaar en mijnen telden we niet, tot scherpziende zeemans- oogen aan den horizon »iets« ontdekten. Iets zwakke vettepuntjes zonder om trek of vorm dat scheen te bewegen in onze richting. Het was zoo: de puntjes dikten aan tot stippen, de stippen werden geduchte strepen, die weer afronden tot scheepsvorm we wisten genoeg. Het ging op een vluchten, onzerzqds met alle hens aan dek, full speeld, maar het baatte niet; de Geeltjes zijn vlugger tjes, verbazend handig enwe waren voor de haaien. Toen wjj dit inzagen, stop ten we en een korten tpd later gleden een torpedoboot en een kruiser langs ons. Het was »En was je bang, v. d. V.?" «Kan je begrijpen. We wisten wel, wat we deden en kenden onze troeven.» «Waren er meer Nederlandsche schepen die een kansje waagden?»

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1905 | | pagina 2