Bijvoegsel van de ISieslieiisclie Comaiil. Woensdag Juni 1 O 5. Mr. Levy te Schoondijke. In eene openbare vergadering der Lib. Kiesv. trad Zaterdagavond inr. Levy van Amsterdam voor een vrij talrijk gehoor op met het onderwerp vliet clericale gevaar". Na ingeleid te zijn door den voorzitter, de heer Hammacher, zeide spr. met genoe gen voldaan te hebben aan de uitnoodiging van het Bestuur der Kiesv. om hier voor de kiezers op te treden en de hooge be- teekenis van den aanstaanden stembusstrijd uit een te zetten. Naar constitutioneel recht mag aan het einde van een vier-jarige regeerings-perio- de rekenschap van het bewind worden ge vraagd over den legislatieven arbeid en moet die rekenschap ook worden afgelegd. En uit die verantwoording zal blijken of men aan het zittend bewind zijn vertrou wen zal ontzeggen, dan wel het bestendi gen. Ten opzichte van den afgevaardigde voor dit district wees spr. dat deze dit vertrou wen ten volle waardig is en ook is geble ven en steeds onder de eersten was die de liberale zaak met toewijding gediend heeft, waartoe spr. immer in de gelegenheid was om den heer Hennequin in de thans vigeerende legisatieve periode gade te slaan. Blijkt bij de beoordeeling van de gedra gingen van een bewind de ideën niet ver slijten, wel doen dit de beginselen. En ten dezen heeft de huidige regee- ringspartij eene groote verantwoordelijkheid. De liberalen hebben hunne wederpartij- ders hierin niets te benijden, tenzij alleen hunne voorbeeldige organisatie. Die strekt hun tot een eervol voorbeeld, evenzeer als het elke partij tot eer strekt geen eerlijke poging ongebruikt te laten om tot den laatsten man op z'n post te doen zijn. Onzerzijds is dat niet altijd zoo, en mo ge dit al geen gemis aan belangstelling in de openbare zaak zjjn, het is toch gemis aan ijver. Men vertrouwt ef wel eens te veel op, dat de buurman het wel doen zal. En dit wanbegrip leidt tot vervalsching van het politieke leven. Als het wegblijven van velen van de stembus een uitslag geeft, die anders zou kunnen zijn indien deze van hun recht hadden gebruik gemaakt, dan wordt aan die uitslag een andere geest ontleend dan ze in werkelijkheid is. Bij deze verkiezing is dit eenigszins anders. Er hebben zich ook onder, onze partij-genooten jeugdige propagandisten aangegord om dat werk te doen, wat be zwaarlijk door ouderen kan gedaan worden. Als we nu letten op de gedragingen der regeering door wie het gansche raderwerk der maatschappij tot in zijne kleinste toe passingen in beweging wordt gebracht, zien we groote belangen niet alleen van stoffelijken, maar hoofdzakelijk van gees telijken aard op den voorgrond gedrongen. Men ziet ons volk aan het eind van dien weg in twee deelen verdeeld, waarbij het religieuse element den toon aangeeft. Het is onbegrijpelijk dat men den gods dienst durft te sleuren op de gevoelige markt des levens, waardoor zij ontwjjd worden door haar in aanraking te brengen met zaken waar ze buiten moest blijven. Zonder godsdienst, een der kostbaarste goederen van een volk, zou de maatschappij verzinken in mammondienst. De godsdienst is van eene te liooge, te heilige beteekenis dan dat ze zou mogen vermengd worden met zaken die buiten de godsdienstige sferen liggen. De godsdienstige geschilpunten die thans buiten ons vaderland nergens op den voor grond worden geschoven sluit beslist een dogmatische toepassing in de samenleving uit. Elk religieus gevoel is afhankelijk van een hoogeie macht, en dus vijandig aan het begrip dat h'et te midden van een woe lige maatschappij moet worden geworpen. Het vooropschniven der opvatting van een of andere speciale kerkleer maakt den aanstaanden stembusstrijd tot den hoogen ernst van het oogenblik. Zoowel van de regeeringstafel, van de woordvoerders der regeeringspartij, als van de voorlichters der publieke opinie is mis kend het groote begrip dat religie en po litiek moeten gescheiden blijven. Het is ook miskend door de beide deelen der regeerings-coalitie, die niettemin toch niet kunnen zijn de slippendragers van el kander. Het is bij deze gelegenheid dat we heb ben vernomen de lasterlijke uitspraak van het indifferentisme, alsof al wat liberaal is en de politiek met de religie niet wil ver mengd zien, ook tegen den godsdienst is. Daartegenover staat dat de ondergrond van ieder religieus afhankelijkheidsgevoel zoo gevormd is alsof de belijders van zoo'n gevoel en dus de aanhangers van zoo'n kerkinstelling, de ware kerk hebben, terwijl alle overige minderwaardige zouden zijn. Bij die verschillende elementen is het de Staat die vereent en is 't de kerk, zich verheffende boven anderen, die verdeelt. De Staat is alzoo het middelpunt van den wijden circel die men de samenleving in zijne verschillende vertakkingen kan noemen. Het is dus laster, dat liberaal te zijn en godsdienstloos te wezen, één is. Toch heeft die laster post gevat en ieder heeft kunnen vernemen welke grievende be- leediging de linkerzijde is aangedaan door niemand minder dan de minister-president, door met de anthithese tegenstelling ons volk te verdeelen in geloovigen en paganisten (heidenen). Spr. wees op het hoogst ongepaste van den leidenden staatsman om zulk een oordeel uit te spreken over elk eerlijk staatsburger. Hij vroeg welk sterfelijk mensch het recht heeft aldus te oordeelen over volks groepen. Wijzende op de heerlijke Bergrede, waar op heerljjke wijze gezegd wordtvoordeelt niet," verklaarde spr. de lasterlijke aan tijging van Dr. Kuyper eene verkrachting van dit goddelijke woord. Een hier op toepasselijk vers van Bilder- dyk de leermeester van de groote Da Costa en Capodose, ademde een andere, een echt christelijke geest. Het uitgestrooide zaad tierde echter we lig (zelfs prof. Bavinck heeft reeds gespro ken van kinderen van satan) ondanks de pogingen die werden aangewend om de uitspraak des ministers te vergoelijken. De «Nederlander", bet orgaan der christ. Hist, zeide, dat dr. Kuyper niet had gesproken van paganisten, maar van paganistische factoren. Evenwel zonder gevolg, omdat er geen verschil is tusschen de eene of de andere uitspraak. Bovendien heeft de minister zijne uit spraak gestand gedaan, zeggende dat een meer of minder mooie term aan de zaak zelve niets afdeed, want dat de religieuse afwijkingen die bestaan dienden prijs ge geven aan de verachting van hen die steeds op religieuse uiting prijs stellen. Nu treft men dit begrip niet alleen aan bij de anti-rev., maar ook bij de katholie ken. En spr. vond dat onbegrijpelijk en vroeg hoe dat mogelijk was, wijl zij toch niet kunnen vergeten zijn dat zij aan den libe ralen Thorbecke de huldiging hun ner hiër archie hebben te danken, en zelfs in de zen zijn portefeuille opofferde voor een re ligieus gevoel. Het verbaasde spr. hoe het mogelijk was dat de kath. en hunne woordvoerders voor aan en hij dacht aan dr. Lamers van Warmond en mr. Aalberse de afgevaardig de voor Almelo kunnen deelen in de steile levensopvatting der anti-rev. voor wat de vermenging van religie en politiek betreft, waar hunne godsdienst volslagen vijandig is aan die der anti-rev. En hij bracht in herinnering dat ds. Oosten van Enkhuizen in een debat met den heer Sluis te Urk zeide, dat de paap- sche mis afgodisch was. En toch wordt door het samengaan door de anti-rev. eene rechtmatige hulde ge bracht aan wat ze eene vervloekte afgoderij noemen. Hij wilde er mede op wijzen dat Ds. Rudolph van Leiden te Rotterdam over Thorbecke sprekende, dat deze aan Mr. Groen «tegendonderde" «uw geloof past niet in den Staat." Spr. vroeg hoe 't mogelijk was om de uitspraken van een man als Thorbecke, de man die den Nederlandschen rechtsstaat geschapen heeft, aldus te vervalschen. Te minder begrijpelijk is dat, als men weet dat Thorbecke en Groen, tijdgenooten en voorah vrienden waren, ondanks verschil van meening, en dat in «Brieven" van dezen aan Groen alles vermeden wordt wat maar eenigszins aanstoot zou kunnen geven aan diens religeus gevoel. «Wat een ander heilig is, is mij heilig in zijne ziel," dus was zijn hoofdbeginsel. Het «hoor en wederhoor" en de eerbiediging van andeier gevoel bij verschil van meening, is de grondslag waarop de liberale beginselen rusten. Bij de vermenging van godsdienst met de politiek door de rechterzijde, ontkent men nogtans het verschil van bestaan niet. Welke zijn de vruchten van dit tegen woordig vigeerend begrip. Art. 36 der belijdenis van de gerefor meerde kerken dragende het opschrift «over het ambt der overheid" bepaalt, dat de overheid het recht heeft de ketters te dooden, en alle afgodische leerstellingen waaronder het bedienen van de Mis te keer te gaan. Er blijkt terstond uit, dat naar calvinis tisch staatsrecht (het handelt over de overheid, waarbij men niet denkt aan het kerkelijk maar aan het Staatsbestuur) de ketters kunnen gedood worden. In den boezem der gereformeerde kerken is eene beweging gaande om die woorden te schrappen, en de commissie die aan de Synode dier kerken advies zal uitbreugen, is daar ook voor. Immers, als de overheid gelijk die thans is samengesteld, naar hunne kerkelijke ordinantiën te werk moesten gaan, dan zouden ze de ketters moeten dooden. Doen ze het niet, dan verzaken ze hun plicht, doen ze het wel, dan komen ze in conflict met de grondwet. Evenwel, we behoeven daarvoor nog zoo bang te zijnonze rechterlijke macht staat ons daar borg voor. Maar niettemin blijkt er alleszins uit, hoe gevaarlijk het is de godsdienst met de politiek te vermengen. Spr. haalde een ander voorbeeld der noodlottige vruchten aan. Te Nieuwe Pekela is sints een tweetal jaren een geweldige strijd tusschen de le den der Ger. Gem. aldaar over de vraag of God tot de predestinatie voorbeschik king of uitverkiezing heeft besloten vóór of na den val van Adam. De verdeeling dier leden bovenval- en benedenval-bewoners of zoo men wil, Su pra- en Infra-Lapsariërs, werkt onmisken baar nadeelig. De groote strijd tusschen dr. A. Kuyper Jr. pred. te Makkum en prof. Lindeboom van de theologische school te Kampen over de «wedergeboorte" heeft de eerste de uit drukking ontlokt dat de prof. eene stelling is toegedaan die zeer vijandig is aan de Ger. Kerk. Nog wees spr. op het verschil van be ginsel der Friesche Christ. Hist, hetwelk toch voor Dr. Kuyper geen beletsel is om van dezen te spreken als van vrienden bij wie men in- en uitloopt, doch waarbij, naar spr. meende, het beter was, niet iu- maar wel uit te loopen. Wanneer men nu de religie met de po litiek vermengt en de godsdienstige lijn doortrekt tot in het maatschappelijke leven, dan is de vraag gewettigd «waar moet het heen V" wanneer de bcljjders eener zelfde kerk zoo wijd uiteenloopende meeaing heb ben over een zelfde punt als te Nieuwe Pekela wanneer dr. Kuyper Jr. over prof. Lindeboom spreekt als een vijandige mee ning te zijn toegedaan, wanneer de beide deelen der coalitie gebonden door hunne leerstellingen de politiek daarmede niet al leen be- maar ook vergiftigen waar moet het heen, als er geen zaak meer ter spra ke kan komen of de religie moet er wor den bijgehaald. (Hie voor het slot in liet hoofdblad.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1905 | | pagina 5