ISGH COUR ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT. No. 953. Woensdag 30 November 1904. 14e Jaarg. ABONNEME N T. Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk /'U.55, voor België ƒ0.025, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling. Bjj alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. ADYEET.ENT.IÈN. Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEMA.V te Breskens. Waarom tegen dit Ministerie o Met dit onderwerp trad Zaterdagmiddag de heer A. Roodhuizen Secr. der Lib. Unie, te Oostburg op in eene openbare druk be zochte vergadering der Lib. Kiesv. Na een inleidend woord van den heer Hammacher die de aandacht, voor den spre ker vroeg en mededeelde dat er een onbe perkt debat zou gegeven worden, ving spr. aan met te wjjzen op het bijzonder belang van de zaak der politiek, naarmate de over tuiging is ontstaan dat zij aller zaak is, vooral wanneer er wetten worden gemaakt die gaan ingrijpen in het maatschappelijk leven. Als men vraagt: »hoe worden we gere geerd dan luidt het antwoord door een christelijk ministerie, dat grootendeels zij ne meerderheid te danken heeft aan de Ka tholieke bondgenooten, als geschoten uit een zelfden wortel» des geloofs. Nu is er op zich zelf niets tegen een christ. ministerie, wanneer dat tot taak heeft de toepassing van de schoone les »heb uw naaste lief als u zeiven", men kan dat dan zelfs steunen, maar niet kan dat, als de daden, aan die les getoetst, blijk geven niets met dien naam te hebben uit te staan. En dat kan ook niet, omdat de leden der tegenwoordige regeeringsmeerderheid in do Kamer en in het Kabinet zoozeer van elkander onderling verschillen. Wel is uitgeroepen dat allen zetelen op den wortel des geloofs, maar het is niet moeilijk de valschheid dezer leuze aan te toonen, tenzjj die leuze alleen is vervaar digd voor de stembus van 1901. Want wanneer het wel waar is dat de meerderheid zetelde op den wortel des ge loofs, dan zouden er gemeenschappelijke daden uit voortkomen, zonden er dezelfde vruchten gezien moeten worden, terwijl het juist eene bijzondere opmerking verdient, dat er aan dien wortel eene hopelooze ver deeldheid heerscht. Als voorbeeld diene o. m., dat bij de be handeling der eerste begrooting ingediend door deze regeering, tur. Lucasse, de afge vaardigde van Middelburg, zich diep teleur gesteld gevoelde, omdat de minister van justitie bij zoo'n groote meerderheid in de Kamer niet kwam met een ontwerp tot weder-instelling van de doodstraf. De liberalen zijn niet voor de doodstraf, omdat bjj toepassing daarvan eenvoudig de gelegenheid is afgesneden om rechterlijke dwalingen, die, hoe hoog en onverdacht deze instelling ten onzent ook staat, kun nen voorkomen, te herstellen. Overigens is de doodstraf zoo veracht, dat in Frankrijk, waar de meerderheid des volks er voor is, zelfs de zoon van den beul vrij is van militieplicht uit vrees dat hij het leger zou besmetten. De doodstraf geeft blijk van een laag peil der bevolking. Er is over gezwegen, behalve door een zekere dominé Rudolph, die te kennen gaf, dat, als niemand beul wilde zijn, hij zich voor die betrekking beschikbaar wilde stel len. Nu hopen we dat die herder nog langen tijd zijne kudde moge leiden, doch haar niet zoodanig schere, dat ze een kop kor ter worden. Mr. Lucasse dan, zeide in de Tweede Ka mer er niets meer van te begrijpen, dat men niet met de doodstraf kwam. En wat antwoordde de min. van justi tie, mr. Loelf, katholiek, een man met wie het veel prettiger is om te gaan dan met de anti-rev., omdat de kath. u niet. verve len met hunne dogma's, een man, die bo vendien veel te knap is, om niet te begrij pen dat men in ons land niet met de dood straf moet aankomen, doch tevens begreep dat het veel te moeilijk zou zijn om dat te verklaren, waar dr. Kuyper pas had ver kondigd dat men te letten had op de or dinantiën Gods, eenvoudig dit, dat er geen tijd vorr was. Dit bewijst opnieuw dat de coalitie niet kan leiden tot gemeenschappelijke regee- riugszaken. Met de eedskwestie hebben we precies hetzelfde gehad. En het is ook niet te verwonderen, als men het niet eens is in geloofszaken, dat dit zou kunnen leiden tot gemeenschappe lijke regeeringsdaden. We zijn nu het vierde jaar der coalitie ingetreden en men kan gerust zeggen, dat er bijna niets is tot stand gekomen. Als we dat 't eerste jaar zeiden, dan werd ons toegevoegd dat alles in voorbe reiding was. Maar het tweede jaar heeft men weer niets ter markt gebracht, het derde jaar ook zoo goed als niets en wat in het vierde jaar uit de ministeriëele keu ken zal komen, belooft half gaar of oud bakken te zijn. Nu men alles bij elkaar beeft, is men in staat de heele inventaris op te maken, en dan blijkt het, dat het werk van het voorgaand kabinet, dat zich tot taak stel de sociale hervormingen tot verbetering van maatschappelijke toestanden in te voeren, vrij wel is stop gezet, in strijd met de in 1901 aangehaalde leuzen, dat de sociale wetten niet deugden omdat ze niet op cbris- telijken grondslag berustten, en eene chris telijke regeering de sociale hervormingen zou voortzetten en vervolgen doch op chris- telijken grondslag. Bij de verkiezing in 1901 heeft de leer plicht ons het meeste kwaad gedaan. Nog- tans kwannn we met het beginsel van die wet heel laat. Want zij beoogde niets an ders dan het zwakke kind te beschermen tegen het plichtverzuim der ouders. En dat dit noodig was, kan wel blijken uit tal van feiten, als we bijv. zien hoe sommige ou ders in de steden hunne jeugdige kinderen tot 's nachts 12 uur laten bedelen om daarvan zelve profijt te trekken. De Staat heeft gezegd, als gij uw plicht verzuimt om het kind dat op de school banken thuis behoort ten eigen bate te ex- ploiteeren, dan zal ik mij dien plicht aan trekken en uw plicht overnemen. Dr. Schaepman, het welbekende en hoogst kundige Kamerlid, thans overleden, en ook mr. Kolkman, die in de katholieke partij een groote invloed heeft, hebben vóór die wet gestemd. De anti-revolutionairen waren het met dr. Kuyper eens, toen deze de leerplichtwet beschouwde als een uiteenrukken van het huisgezin, omdat niet de Staat maar de va der over het kind te beschikken heeft om het naar school te zenden. Nu, dat weten we ook wel, maar als de vader dien plicht verzuimt, dan eerst komt de Staat hein daaraan herinneren, en noodzaken. Ik kan me niet begrijpen hoe de anti- rev. het willen voorstellen alsof deze wet een uiteenrukken van het huisgezin bedoelt. Zij toch, zorgden immer er voor dat hunne kinderen ouderwgs kregen. Was dat niet het geval geweest, dan zou spr. het zich kunnen voorstellen, alsof di rect in hunne belangen werd ingegrepen. Bij wijze van voorbeeld kon hij noemen, zijn levendige strijd tegen eene invoering van de doodstraf als hij na afloop dezer vergadering een moord mocht willen be gaan, omdat zulk eene instelling alsdan on middellijk in zijn belang zou grijpen. Hij kon er nog aan toevoegen dat in 1879 bij een bezoek van Koning Willem III met zijne gemalin Eiuuia aan Amster dam door het Alg. Handelsblad werd aan bevolen om volksophoopingen te voorko men in de drukste straten eenerzijdsrechts en anderzijds links te houden. Die maat regel werd opgevolgd en gaf zoo goede re sultaten dat de toenmalige burgemeester bij verordening liet bepalen voortaan rechts te houden, met welk gevolg Met geen ander dan dat men het niet opvolgde. Wat men vrijwillig wél deed, wilde men wette lijk niet doen. Dit beeld der werkelijkheid strookt vol komen met de agitatie der anti-rev. Maar om terug te komen op het uiteen rukken van het huisgezin, zooals dr. Kuy per het heeft genoemd, haalde spr. despeet- wet aan, die genoemd kan worden een te ruggang op de arbeidswet, die is tot stand gekomen onder minister Ruys van Beeren- broek, en die zich met hand en tand ver zette tegen den nachtarbeid van vrouwen, die thans in de speetwet onder dr. Knvper weer is toegestaan. We vragen waar de vouw des nachts hoort, en dan zeggen wef ze behoort aan de zijde des mans uit te rusten van de vermoeienissen des daags en niet in de haringspeterijen waartoe dr. Kuy per met zijn wet haar weer permissie gaf. Als de leerplicht een uiteenrukken van het huisgezin bedoelt, is het dan niet een meten met twee maten, wanneer aan don anderen kant de vrouw telken nacht aan het Laring speten is, zonder da» een uit rukken van het huisgezin te beschouwen, tenzij men dit een prachtig ingericht huis gezin noemt. Niettemin is de als stormram gebruikte leerplicht volkomen geslaagd, doch zij heeft een kroon gezet op het hoofd der liberalen. Als men bijv. de christ. onderwijzers liet stemmen over de leerplicht, zonder dat ooit iemand kon weten hoe ze stemden, dan is spr. er van overtuigd dat deze wet eene groote meerderheid zoude behalen. Meermalen heeft hij in gesprek met a.- rev. hoofden van scholen gehoord, dat zjj deze wet wel konden aannemen, ja, dat ze er al lang had moeten wezen. Het was dus Borgesius niet te doen om een liberale par- tijwet. Maar, het heele werk der liberale regeering deugde nietop christelijken grondslag moesten we 't hebben. Nu, eene regeering op christ. grondslag hebben we gekregen, maar van de sociale hervormingen blijkt niets, ook niet van die op christ. grondslag. Dit is echter ook onmogelijk, omdat de coalitie te veel conservatieve bestanddeelen bevat, of omdat, zaoals dr. Kuyper het uit drukte, men verkeerde in de neurtale zóne, wat in goed Hollandsch niets anders wil zeggen als lamlendige zoodje. Als er moet gestemd worden, zeggen ve len waarom zullen we gaan stemmen, wie ook in de Kamer komt, betalen moeten we toch. En daarin hebben ze groot gelijk. Maar toch is er een groot verschil waar voor we betalen. Het is waar, hoe minder hervormingen, hoe beter voor de portemou- naie. En al de mensclien die zoo reken den, hebben de tegenwoordige combinatie gesteund. Waarvoor betalen zij en wij dan nu? Het eerste jaar hebben we niets gekre gen dat is zoek gegaan aan de voorbe reiding van de ongevallenwet. De speetwet uit het tweede jaar, waar van spr. reeds het bestaan had aangetoond, gat aan mr. De Vries het Kamerlid Yoor Gouda, aanleiding om iets te verlangen voor

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1904 | | pagina 1