Gemengd. gustus 1604 een voldongen feit vras, en door dr. de Hullu in het te boek stellen van het merkwaardigste dat by die gele genheid voorviel op eenvoudige doch tref fende wijze aan de vergetelheid ontrukt, zou, nu 't van officiëele zijde niet onop gemerkt voorbijging, door de ingezetenen eveneens op waardige wijze worden her dacht. In eene belegde en ruimschoots bezochte vergadering werd eene commissie aange wezen ter voorbereiding van een en ander, dat aan de herdenking luister zou bijzet ten. Keeds in den vroegen morgen kondigde het gebeier der klokken het feest aan, dat reeds bij voorbaat was ingeleid door het wapperende dundoek van schier elke wo ning. Plechtig en van een inderdaad hooge stemming getuigde de uitvoering van en kele nationale liederen door het muziek gezelschap «Apollo" op het platform van den Stadhuis toren, eene attentie, die een dichte drom van belangstellenden had ge lokt en, getuige het luide applaudissement, op hoogen prijs werd gesteld. Na afloop van dit nummer van het pro gramma werd eene muzikale wandeling door de stad gemaakt, die de feestelijke stemming er op waardige wyze inbracht. Maar het heugelijk feit werd voorna melijk op ander terrein herdacht. Te half tien verzamelden zich honderden belangstellenden in de bevlagde Herv. kerk ter gedachtenisviering in het Godshuis, al waar ds. Roozeraeijer eene feestrede hield, nadat vooraf Gode een dankgebed werdge- wyd. Na het zingen van Psalm 150 1 en van Gezang 170 8 en 11 nam ds. Rooze- rneijer het woord. Het was eene byzandere vreugde dus begon hij die ons hier heden samen bracht, en het was hem een genoegen zoo- velen samen te zien ter plaatse waar God kon worden gedankt en geloofd voor de vele weldaden die wij uit Zijne handen hebben ontvangen. Het is met een zeker welgevallen dat we onzen blik laten rusten op ons oude, ge trouwe Sluis, dat van eene eerbiedige stilte getuigt, waar geen boert- of kwinkslag de toon voert als in onze groote steden, als in die van éenen dag, maar waar de grijze gedenkzuilen als zoo vele getuigen zijn van hare vroegere grootheid. Denken we terug aan de dagen toen het zilte nat het Sluis van vroeger dagen be- spoelde, toen in de Vrijstraat het paleis stond van Margaretha van York, wier huwelijk met den hertog van Bourgondië de vlaggen dier huizen deed wapperen. De roemrijke dagen van de stad van het Zwin zijn voorbijgegaan, zoo door burger- oproer als door plundering van de pakhui zen enz. Ook had Sluis het destijds zwaar te ver antwoorden met een andere vijand, die niet binnen hare muren was gevestigd, maar die haar in den vorm der natuur werd Zy antwoordde niet en sloeg de oogen neder, vol schaamte dat al haar ellende eensklaps zóó was blootgelegd, vernederd door den toestand, die door den jongen man zoo plotseling werd ontdekt. Hy scheen te raden wat er in haar om ging- Zulk een lot is geenszins datgene, waarop u met uwe zelfopofferende toewij ding recht hebt. Tenminste verdient u van nijpenden zorg ontheven te zyn U zult mij toch wel veroorlooven, u die som ter leen te mogen aanbieden Neen, mynheer Appel, antwoordde zy met bevende stem. Dat kan ik niet, uzelf zijt reeds verplicht u allerlei ontbe ringen op te leggen Nu vergist gij u, antwoordde de jon ge man, terwijl een glimlach zijn edele gelaatstrekken verhelderde. Ik heb assi stentie verleend bij het opereeren van een millionair, die myn diensten met een paar bankbiljetten van honderd frank beloonde. U zyt het, die mij zult verplichten, want wat zou ik met al dat geld moeten uit voeren (Wordt vervolgd.) aangedaan, nl. de verzameling van het Zwin, waardoor het meer en meer onmo gelijk werd om de stad zooveel schepen te doen herbergen als weleer. Had Sluis zich losgemaakt van het knel lende juk en zich gevoegd bij de Veree- nigde Provinciën, in 1587 braken donkere dagen voor haar aan. Ondanks al de pogingen die werden aan gewend om Sluis tegen de Spaansche over macht te verdedigen, waarbij zelfs de vrou wen zich dapper weerden, niet zoozeer als een Kenau Hasselaar om de stad te ver dedigen, dan wel om de ontstane bressen aan te vullen, en bij welke gelegenheid Cathaline Roose een belangrijke rol speel de, ondauks de verwachtingen die men koesterde van aangeboden hulp zoo van Leycester als van de Staten, moest 't val len in de handen van den vijand. De toestand, die af en toe wel werd op geflikkerd en een straaltje van hoop op hulp deed geven door Vlissingers die van daar naar Sluis kwamen zwemmen, en zelfs oor zaak waren dat vreugdevuren werden ont stoken, werd nogtans zoo hopeloos en de stad was zoo ontredderd, dat de gouver neur ten lange leste, gedwongen door den nood de sleutels der stad in handen van den Spaanschen bevelhebber moest achter laten. Die bevelhebber was echter vol eerbied voor de kracht en de opoffering waarmede de overwonnenen de stad hadden verde digd en met eene van aandoening trillende stem legde hij van dien eerbied getuigenis af niet alleen in woord maar ook door de daad door hen toe te staan de stad met volle krijgsmanseer te verlaten, met bran dende lonten; de kogels in de roeren der geweren en met slaande trom, ja zelfs bood hij hen schepen aan, bij aldien zij die niet voldoende hadden om r.aar Walcheren te trekken. Maar met dat al was het bolwerk der Nederlandsche onafhankelijkheid, het sehoo- ne machtige Sluis in de handen van den vijand. Hierna werd door den heer P. Noest een tweetal solo's, zijnde oud-Nederlandsche liederen naar Valerius, als«Dankgebed" en «De Hollander en de Zeeuw-' op uit nemende wijze ten gchoore gebracht. Na deze korte pauze vervolgde ds. Roo- zemeijer, zijne schets met een blyde klank, die kun volgen op de treurige tooneelen, als een korte terugslag op het slot van het laatste lied, waarin duidelijk werd aan getoond dat al waren 's werelds machten een, dit toch de herovering van Sluis niet kon beletten. Daarvan is de vreugdedag, die ons thans vereenigt een sprekend getuige. Nadat gedurende 17 sombere jaren de Spaansche vlag van onzen scbooneu toren had gewapperd, brak een ander tijdstip aan. En wanneer wij ons dit alles te binnen roepen past het, hulde te brengen aan on zen landgenoot in engeren zin, dr. J. de Hullu, die op uitnemende wijze door zijn werk onze taak heeft vergemakkelijkt. In den trant van de door dezen beschre ven krijgsverrichtingen die ter loops wer den aangestipt, kwam spr. tot het tijdstip waarop de Spaansche Gouverneur van Sluis op 19 Augustus 1604 gedwongen was zich aan prins Maurits van Oranje over te ge ven. Bij de herdenking van dit belangrijke feit past groote dankbaarheid, voor de vrij heid die ons in die overwinning is ge schonken, want sedert was het schoone Vlaamsche land vrjj. Maar spr. wilde deze gelegenheid op de zen dag niet voorbij laten gaan zondereen enkel woord te richten tot den geachten Burgemeester, wien het voorrecht is be schoren dit heugelijk feit in hoogen ouder dom te mogen herdenken, en wien de ge schiedenis van het oude, trouwe Sluis zoo zeer ter harte gaat. Indien iemand is ingeleefd in de geschie denis van onze goede stad, dan is het zeker onze geachte Burgemeester en zijn familie. Wij verheugen er ons in dat gij dezen dag hebt mogen beleven en bidden dat God uwe dagen nog moge vermenigvuldi gen tot vreugde van ons allen en tot een kroon voor uw werk. Maar ook allen aanwezigen, die voor het meerendeel ingezetenen van Sluis zyt, ge luk gewenscht met dezen dag en het feit waarop Sluis trotsch mag zijn. Want Sluis moge niet meer zyn wat het geweest is, en het moge vreemd schijnen, dat de aan winst van Sluis destijds zeer verre het ver lies van Ostende overtrof, een stad die thans welbekend is, maar toen van zeer weinig beteekenis was, toch is onze stad niet zon der historie en niet zonder historische be teekenis. Als men wel eens vraagt hoe het toch komt, dat zoovele vreemdelingen naar Sluis komen, vindt spr. dit altijd een dwaze vraag, omdat ze getuigt van weinig kennis van de geschiedenis der stad onzer inwoning. Juist in al zijn ruïnes en oude monu menten spreekt Sluis een taal van vroegere heerlijkheid, die is gehandhaafd met bloed en tranen tegenover vreemde dwingelandij. Door het zangkoor werden thans een viertal liederen gezongen, waarvoor ds Ro- zemeijer namens de ingezetenen hartelijk dank zeide, terwijl ten slotte door den heer P. Noest een danklied werd voorgedragen, waarna met dankgebed de plechtigheid werd beëindigd. In den namiddag omstreeks 2 uur hield de gemeenteraad een openbare zitting, die door vele belangstellenden werd bijgewooud en waarin de burgemeester met een woord ter herinnering aan het feit van den dag tevens het document der capitulatie van 1604 voorlas. Inmiddels gaf na afloop hiervan «Apollo" andermaal een concert op de kiosk op de markt, terwijl te half vijf een groote op tocht plaats had met gekroonde fietsen, sport- en andere karren. In den loop van den avond het was intusschen vrij druk geworden van de gas ten der naburige badplaatsen zal, indien het weder gunstig blijft Sluis in een zee van kleurig licht gestoken worden. De tallooze lampions wezen ten minste daarop. Tot dusver kunnen we wel zeggen, wat we in den aanvang voorspelden, dat Sluis op waardige wijze het historisch feit heeft herdacht. De brouwersknecht M. te IJzendijke is bij het verhandelen van vaten zoodanig gevallen, dut hij zich op verschillende plaat sen zeer ernstig bezeerde en geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Thans is de tnestann bevredigend. Door het breken van een as der ma chine van de locomotief heeft de IJzend. tram een paar reizen niet kunnen maken. Tot onderwijzer aan eene christelijke school te Amstelveen bij Amsterdam is benoemd de heer M. Goethals. Iets over de bedijking; van de Groede in 1613. I. In zijn bekend Geschied- en Aardrijks kundig Woordenboek schrijft Roos dat Groede «reeds in 1133 vermeld" wordt, hy had nog verder kunnen gaan, en zeggen dat het toen een «nieuw land" werd ge noemd. In genoemd jaar namelijk schonk Diederik van den Elzas, graaf van Vlaan deren, aan de abdij van St. Pieter van Oudenburg «de tienden van zeker nieuw land, Groede geheeten, dat door aanspoe ling van de zee tegen het oude land was aangewassen en gelegen was binnen de grenzen der parochie van Oostburg". In vervolg van tijd is het een zelfstandige pa rochie geworden met een eigen kerk en geestelijke. Een oorkonde van 1261 spreekt van de «nieuwe kerk van Groede" en een andere van 1277 van de «parochie van der Groede bin den ambochte van Oestburgh". Van de aldaar nog bekende polders noemt een oorkonde van 1356, tegelijk met op gaaf van hun grootte, den Geraert de Moorspolder «gelegen tegen de Groede" (groot 300 gemeten), Geraert de Moors kleine polder (75 gem.), Clyemspolder (39 gem.), 's Gravenpolder (77 gem.) en de Proost- en Zoutenpolder, terwijl in de acte van 1277 bovendien nog melding wordt gemaakt van den Abtspolder, welke naam tegenwoordig niet meer bekend is. Ten zuiden van het land van Groede en daar van afgescheiden door den Barendijk lag de Watering van de Oude Yeve, die zich uitstrekte over den Veerhoek, den Heuricus, het tweede gedeelte van Prins Willem, het zuidelijk deel van de tegen woordige Groedsche Watering, den Die- rentijd, Oranje-, Maurits- en Goudenpolders en een stuk van de Hoofdplaat. Al dit land werd nu, zooals men weet, in de jaren 80 van de 16e eeuw een prooi van de golven, de Oude Yeve omstreeks 1585, de eigenlijke Groede in 1582 en 1583. Van de Groede heet het in het oc trooi van bedijking van 1612, dat «de lan den gedurende de voorgaande troebelen zoo door het slechten en insteken van de djj- ken uit hoofde van den oorloge en door verzuimenis van sluizen en zeewerken, ver oorzaakt door het vluchten en verloopen van de inwoners, zyn overstroomd en met de zee gemeen gemaakt geweest, in dier voege dat dezelve sedert de jaren 1582 en 1583 gestadig door het zoute water heb ben bevloeid gelegen". (Wordt vervolgd.) Uit Wijk aan Zee schrijft men: Omstreeks half tien Maandagmorgen werd het ruchtbaar, dat een schip gestrand was in de richting van Egmond, en dat de reddingboot werd gereedgemaakt. Reeds veel vroeger had de daarmede belaste per soon overal de menschen opgeroepen maar de «commissie" woont te Beverwijk, en eerst op haar orders mag de boot in zee gaan. De hoofdonderwijzer, die ook in de com missie zit, was niet thuis en dus geen en kel verantwoordelijk persoon alhier aan wezig. Daardoor werd het elf uur eer de boot bij het gestrande schip was. De twee jongste zoons van den hier wo nenden heer W. v. d. G., waren dadelijk, toen zy het in nood verkeerend schip om acht uur van het duin uit zagen, er met een vlet heengeroeid (het is drie kwartier van W. a. Z.), maar de vlet sloeg om. Toch waren zy weer zoo flink, dat de jongste mede in de reddingsboot ging. Alles liep naar het strand. Het was een verschrikkelijk gezicht. Het schip 't was een Engelsche smak, toebehoorende aan een reeder uit IJmuiden en op visch- vangst uit lag geheel op zijde, met de zeilen aan flarden, terwijl aan de voor plecht vier man zich vastklemden. Toen het eb werd, trachtten verscheiden menschen het schip te bereiken. Maar de i storm en branding waren zoo hevig, dat men niets voor de arme menschen kon doen. Groote golven zag men steeds over schip en bemanning heenvliegen, zoodat men elk oogenblik dacht, dat zij zouden worden weggeslagen. De reddingboot, eenmaal in zee, was da delijk bij het schip. De eerste poging mislukte. De boot dreef af en de lijn kon niet gevangen worden. De tweede poging, helaas mislukte nog jammerlijker dan de eerste. De boot sloeg om en de mannen er uit. Gelukkig dat zij van gordels voorzien waren. Eén man echter had gelukkig het zeil of een touw van het schip gegrepen en toen konden al de mannen en helpersi naar het schip wadend, de schipbreukelin-

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1904 | | pagina 2