1RESKENSCHE COURANT. DE ZOON. ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT. No. 920. Zaterdag 6 Augustus 1904. 13e Jaarg. Buitenland. EEUILLETON. abonnement. Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55, voor België ƒ0.025, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling. Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIEMDIA.V te Breskens. ADVERTENTIE N. Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur. Rusland—Japan. De aanhoudings-kwestie. (SlO T.) Der Russische regeering was medege deeld dat de Malacca niet alleen aanzien lijke hoeveelheden schiettuig en ontplof bare stoffen had ingeladen maar ook een half millioen pond in goud aan boord had, bestemd voor de Japansche regeering, en afgezonden door twee der aanzienlijkste Europeesche bankiershuizen. Dat geld, dat de Japanners nog harder noodig hebben dan ammunitie en schietkatoen, welke ze desnoods zelf kunnen aanmaken, hetgeen met geld niet het geval is, dat geld mocht en zou hen niet bereiken, en deswege kon den de beide Russische hulpkruisers niet eenige weken langer wtrkeloos blijven, doch moesten ze dadelijk hun slag slaan en de Malacca aanhouden, terwijl tevens beslag moest worden gelegd op de post voor Japau aan boord vau de Duitsche pakketboot Prinz Heinrich hoe noode de Russische regeering ook daartoe is over gegaan bij de voor haar zoo uiterst wel willende onzijdigheid door Duitschland tot nu toe betracht omdat met die mail de bescheiden betreffende die geldzending en andere schikkingen door Japan in Europa afgesloten, verzonden zouden zijn. Met dat zelfde doel werd twee dagen later ook nog de Hamburgsche stoomer Scandia aangehouden. Het was voorzeker van de Russen een stout bestaan, dat zeer ernstige gevolgen had kunnen hebben, te meer daar de Fran- sche regeering van dit alles moet hebben geweten. De uitkomst en de wijze waar op bet incident is bijgelegd, bewijzen even wel dat de leidende staatslieden te Peters burg en te Parijs niet ten onrtchte heb ben gerekend op de medewerking van de bij het geval voor zes millioen gulden be trokken twee machtige steunpilaren der Europeesche .haute finance" om er voor te zorgen, dat de Malacca-aangelegenheid zoo snel mogelijk den doofpot zou ingaan. Weliswaar hebben de Russen het beslag op de Malacca en haar kostbare lading niet kunnen handhaven, hebben ze zelfs moeten beloven dat de schepen der Vrij willige Vloot het .recht van onderzoek ter zee niet meer zullen uitoefenen, en weer zullen terugkeeren tot den staat van on schuldige koopvaardijschepen, maar de Ja panners zullen het geld dat ze hoog noc- dig hebben voorloopig niet in handen krij- geu,. en alle reederijen welke de laatste maanden zoo geheel gerust aan het vervoe ren van oorlogscontrabande met bestem ming voor Japan meededen, is de schrik nu plotseling om het hart geslagen, zoo dat dit vervoer door het Suez-kanaal wel spoedig sterk zal verminderen, vooral na de aankomst in de Middelland-ulie en in de Roode Zee van de kleine kruisers (dit maal echte oorlogsschepen) welke tot dat einde al uit de Baltische Zee naar die be stemmingen op weg zijn. De Turksche Regeering en de Porte hebben zich over het geval der Smolensk en der Petersboerg, en de uitbarsting van verbolgenheid en de dreigementen van de Londensche couranten heelemaal niet w-arm gemaakt, zoodra men zich verzekerd had, dat de Britsche rege. ring uit het voorval met de Malacca geen casus belli wilde ma ken, en de Duitsche regeering beslist ge weigerd had met Engeland mede te gaan om deze gelegenheid te benutten, ten einde de kwestie der Zeeëngten op het tapijt te brengen. In de hooge Turksche politieke kringen, en onder de rechtsgeleerde adviseurs van de Porte is uien trouwens van oordeel.dat de Padisjah en de Ottomansche regeering geheel regelmatig hebben gehandeld en in niets zijn te kort geschoten aan de ver plichtingen, hun opgelegd bij de zooge naamde .Overeenkomst der Zeeëngten". De Russische autoriteiten alhier hebben behoorlijk kennis gegeven van het doorva ren van de drie koopvaardijschepen, waar van een bestemd voor hospitaalschip, en derhalve de Roode Kruisvlag voerende, en de twee andere geladen met verschillende goederen welke heeft de Ottomansche regeering niet te onderzoeken en kan ze ook niet en voerende eene bemanning van zooveel koppen en zooveelpassagiers. Wie de passagiers zijn, heeft, zoolang ze niet op Turksch gebied aan wal willen guan, de Ottomansche regeering wederom niet na te gaan. Er bestond alzoo geen reden voor den .opzichter over de Zeeëngten", om de doorvaart van die schepen te beletten. En, wanneer morgen aan den dag de Britsche consulaire autoriteit hier kennis geeft vau de doorvaart van een dergelijk Britsch stoomschip, en gelijkluidende ver klaring aflegt omtrent lading, bemanning en passagiers, zal de Ottomansche regee ring dat schip evenmin lastig vallen en vrij door laten gaan. Dat juist de Engelschen, die op het punt van internationaal zeerecht bij elke voor komende gelegenheid zich zeer weinig of in het geheel niet hebben gestoord aan het daaromtrent, hetzij bij traktaat of stil zwijgend op grond van gewoonte of van gebruik overeengekomene, en die meestal een zeerecht naar hun believen, en natuur lijk hun voordeel, hebben willen doorzet ten, nu weer zoo hard schreeuwen over in breuken op diplomutieke verdragen en in ternationale verbintenissen, welke ze zelf al herhaaldelijk hebben overtreden, is weer echt Britsch I Zoolang echter de Russen geen werke - lijke, volkomen gevechtswaardige oorlogs schepen door de Dardanellen zullen willen brengen, zal ook het kabinet van St. Ja mes de zoo uiterst netelige kwestie der zee engten niet opwerpen, maar alles bjj het oude laten. De Russen denken er evenwel niet meer aan een gedeelte hunner Zwarte Zeevloot buiten den Pontus aan te wenden. Die vloot is speciaul gebouwd en inge richt voor die zee, dat wil zeggen om daar op heer en meester te kunnen zijn en blij ven. Daartoe behoeft ze slechts sterker te wezen dan de Ottomansche vloot want de vier scheepjes der Roemenen en de drie van de Bulgaren kunnen buiten rekeuiiig worden gelaten. De bodems der Zwarte- Zeevloot zijn derhalve wat vaart, kolen- berging en bewapening betreft, niet opge wassen tegen de groote pantserschepen en kruisers der Japanners, en alzoo niet ge- i 2. De brave man maakte zich allerlei il lusies. Voor zoover het haar examens be trof, werden die alle verwezenlijkt. Reeds had zij haar akte behaald en stond zij op het punt een dier betrekkingen te krijgen, "waarop haar vader had gezinspeeld, toen ïy door een toeval kennis maakte met Jean Dartigues. Jean was een knappe jongen uit het Zuiden, die van Montpeller was gekomen on fortuin te maken en het eerst als mees terknecht werkzaam was geweest in een fabriek van gedrukte katoenen stoffen, te Petit Quévilly. Hij teekende heel aardig en de werklieden noemden hem »de artist". Hij had zijn patroon weten te overtuigen, dat het beter was de oude dessins niet meer te fabriceeren en teekeningen van meer modernen stijl te vervaardigen. Aan- vankeljjk was deze er wel bjj gevaren en Jean had daardoor veel invloed op hem gekregen. Eén gebrek echter bedierf het succes van zijn niet te miskennen talent. Hij was te wild, te onbestendig, keurde heden af, wat hjj gisteren hemelhoog had geprezen. Dit maakte, dat de patroon het met hem op den duur niet kon uithouden. Zoo zwierf hij van de eene fabriek naai de andere en in den tijd, toen hij metFraii- cine kennis maakte, werkte hij in een der voorsteden van Rouaan, slecht betaald, on tevreden en niettemin steeds droomende van een glorierijke toekomst, het hoold vervuld met plannen van schitterende uit vindingen, die, zonder dat hij zich verdiep te in de middelen, hoe ze in praktijk te brengen, volgens zijn zeggen niet kouden falen en hem schatrijk en beroemd zouden maken. Hij vergeleek zichzelf'soms schert send bij een eekhoorntje, dat onvermoeid en onbeweeglijk in zijn kooi wentelt en buitelt, zonder één schrede vooruit te ko men, en toch meent, dat het vordert. .Maar het zal niet altijd opgesloten blij ven en op den dag, waarop het zich inder daad beweegt, dan zal men wat zien I" Op een nationalen feestdag, den 14eu Juli, was hij voor het eerst in gezelschap geweest met Francine, die, door haar va der en de geheele familie vergezeld, aan het openbare volksbal deelnam. Een we- derzijdsche vriend stelde hem aan de fa milie voor en Jean, met zijn knap voor komen, zijn zuidelijke levendigheid en ook een weinig door zijn royaal optreden, daar hij, met zijn gewone zorgeloosheid, er steeds op uit was zich voor te doen ais een jong- mensch van gegoede familie en dien avond de verdienste van een halve maand ver teerde door onophoudelijk te tracteereu, liet niet na op het onervaren meisje een diepen indruk te maken. Na den dans stelde hij voor een wande ling te maken langs de kade. Ieder oogen- blik versperden de ringen en touwen der vastgemeerde schepen den weg en Darti gues had Fraucine galant zijn arm aange boden. Onwillekeurig was het tweetul een weinig van het overige gezelschap afge raakt. Het was prachtig weder, de maan scheen over de kabbelende golfjes, een zachte bries streek over hun verhitte hoof den en in gloedrijke taal schetste Jean aan het jonge meisje, zelve eenigszius senti- m uteel van aard, dn genoegens van zulke genotvolle oogenblikken na weken van in spanning en zwoegenden arbeid. Allengs werd hij, zooals gewoonlijk, bedwelmd door zijn eigen woorden, hij geraakte in opwin ding en maakte haar deelgenoot van zijn groot8cbe plannen voor de toekomst. Vol bewondering luisterde zij naar hem en, toen hij afscheid van haar had geno men, ble f zij den geheelen avond in ge peins verzonken, zonder verder nuar het feest om te zien. De volgende week was hij bij hen op bezoek gekomen en allengs geraakte hjj met de familie op vriendschappelijken voet. De havenbeambte vatte weldra een groot vertrouwen in den knappen werkman op en toen Jean in allen vorm aanzoek deed om de hand zijner dochter, gaf hij met de grootste bereidwilligheid zyn toestemming. Wel kostte het den ouden man moeite, af stand te doen van zijn droomen voor de toekomst .maar die dekselsehe jongen kun zóó mooi pralen over zijn grootsche plan- n"n en Francine is zóó dol op hem, dat men waarachtig geen .neen" kan zeggen". Als Jfan 't zonder stadhuis en kerk had willen stellen, zou hij zonder twijfel over Francine's deugd hebben gezegevierd, zoo-

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1904 | | pagina 1