Binnenland.
■i
den herfst niet op den duur zou kunnen
vermijden. Thans is er een rechtstreeksch
bericht ontvangen dat mijn, in het begin
van den oorlog gedane, mededeeling beves
tigt. Een Russisch correspondent te Liao-
jang heeft een gesprek gehad met den in
genieur Weidien dien Koeropatkin ontbo
den heeft, om in den rug van het Mants-
joersehe leger een spoorlijn aan te leggen.
Den 14den Febr. verklaarde de generaal
den ingenieur dat de aanleg van den spoor
begonnen moest worden, zoodra het Rus
sisch.? leger aanvallend begon op te tre
den indien geen regen inviel, in Juni, an
ders echter twee maanden later. De terug
tocht van het Russische leger, zuo beves
tigde de ingenieur tegenover de journalist,
geschiedt volgens een vooraf vastgesteld
plan. Toen de ingenieur erop aandrong,
hem vergunning te verleeneu, om onver
wijld met de opmeting te beginnen, ant
woordde Koeropatkin Van een opmeting
kan immers geen sprake zijn, daar de streek
(waar wij nu staan), in het voorjaar door
den vijand bezet zal worden.
Koeropatkin's plan van den veldtocht
zou dus, gelijk al meer voorspeld is, neer
komen op terugtrekken om zich beter te
kunnen voorbereiden. De vraag is alleen,
of de Japanners het hem ongestoord zullen
laten uitvoeren.
Wat men haast niet kon gelooven is ge
beurd nl. dat twee Japansche oorlogssche
pen door mijuen zijn vernield; althans in
dien een telegram uit Jokohama, dat bij
zonderheden bevat, juist is, en het belang
rijkste wordt reeds door een ambtelijk rap
port van admiraal Togo bevestigd;
Ook de Japanners moeten'nu de ontzet
tende werking der overal ronddrijvende
onderzeesche mijnen ondervinden. Na de
Petropavlofsk, de Pobjeda, de Bojarin enz.,
zijn Japansche oorlogschepen aan de beurt,
hoewel het gerucht dat de Russen hier den
valstrik dien de Japanners hun den 13den
April legden, nu zelf voor .den vijand ge
spannen hebben, zeker nog bevestiging
noodig heeft.
In afwachting van nadere bijzonderheden
zij hier medegedeeld dat de Hatsoese een
pantserschip is van 15,240 ton, dat 19
knoopen liep. Het was bewapend o. a.
met 4 kanonnen van 30.5 en 14 van 15
cM. en had een bemanning van 741 kop
pen. Het was in 1899 bij Vickers in En
geland gebouwd. De Hatsoese was een
van de vier grootste schepen der Japansche
marine.
Het andere oorlogsschip dat vergaan is,
de Josjino, was van minder belang: een
pantserdekkruiser van 4230 ton, in 1892
gebouwd te Elswick en 23 mijl loopende.
ftlUSREXS, 20 Mei 1004.
Naar we vernemen zal door de Katho
lieken uit verschillende gemeenten in het
district Sluis de heer E. V. de Milliano,
landbouwer en grondeigenaar te Groede
candidaat gesteld worden voor de Provin
ciale Staten.
Sluis. Toen Dinsdagmiddag vrouw S.
alhier van het veldwerk huiswaarts keerde,
kreeg zij onderweg eene duizeling, waar
door zij op den grond neerstorte.
Toen zij tot haar bewustzijn gekomen
was bemerkte zij, dat zij in een sloot ge
deeltelijk gevuld met water, was terecht
gekomen.
Sluis. Toen Zondagmorgen de landbou
wer d. G. te R. uit de vroegkerk vanhier
huiswaarts reed, had hij het ongeluk dat
op den hoek der straat zijn in volle vaart
zijnde paard viel, waarbij d. G. naarvoien
in zijn kar werd geslingerd, doch overigens
met den schrik vrijkwam.
Nadat men het paard weder had opge
holpen, werd de reis weder voortgezet.
Sluis, 17 Mei. Hedenmiddag had alhier
onder veel belangstelling de teraardebestel
ling plaats van den zoo plotseling overle
denen heer 11. M. Hennequin, in leven ge
neesheer dezer gemeente.
De huizen langs de straten waarheen de
stoet zich naar de familie-grafkelder be-
worg waren ten teeken van rouw allen
gesloten.
De kist was bedekt met een drietal kran
sen, een lauwertak en twee bouquets.
Aan de grafkelder gekomen sloten zich
bij den rouwstoet aan B. en W., benevens
de secretaris dezer gemeenteook waren
nog tegenwoordig de doctoren uit Oostburg
en Zuidzande, benevens den heer Doyer uit
Aardenburg, daartoe door de familie uit-
genoodigd en die de overledene in zijn
laatste ure had bijgestaan.
Aan den grafkelder werd het woord ge
voerd door den heer J. H. Hennequin, bur
gemeester alhier, die den levensloop van
den overledene schetste, hem ruim 63 jaar
geleden in deze gemeente had weten ge
boren worden en hem nu nog naar zijne
laatste rustolaits vergezellen moest.
In de zilverkast werd een partij zilve
ren voorwerpen vermist, vooral antiek zil
veren kinderspeelgoed.
Dat de dieven kenners zijn, blijkt uit
het feit, dat de pleeten voorwerpen zijn
blijven liggen.
De kap van een schrijfbureau vond men
eveneens opgelicht.]
Nabij de woning van den heer Van
Tricht woont mevrouw de wed. I. B. van
Florenstein. Daar is op gelijke wijze een
diefstal gepleegd.
Later bleek dat de ladder afkomstig was
van een in aanbouw zijnde woning van den
heer Ledeboer.
De marechaussee leidt het onderzoek in
deze zaak.
Beide families lijden geene schade, daar
zij beiden verzekerd zijn.
De postbode te Rilland vond Zater
dagmorgen twee kleine kinderen, die op
zijn best konden loopen, tot aan de schou
ders staande in een watergang.
Hij bood natuurlijk direct hulp en haal
de de kinderen op het droge.
De kleinen waren, zonder toezicht, al
spelende in den watergang geraakt en
ware de bode niet gepasseerd, dan had er
zeer veel kans bestaan dat zij waren ver
dronken.
Te Heemstede is Maandag het drie
jarig zoontje van den heer R. in een sloot
geraakt en verdronken.
Het bericht uit Berlijn, volgens het
welk koning Eduard iu de week, dat de
zeilwetstrijden in Kiel worden gehouden,
daar de gast van Keizer Wilhelm zal zijn.
trekt, naar de Kölniscche Ztg. uit Loneen
verneemt, in Engeland sterk de aandacht.
Voorshands wordt er echter meer over
gesproken onder het publiek dan Jin de
pers.
Men neemt ean dat vooral Prins Hein-
rich van Pruisen er het zijne toe heeft
bijgedragen, om het lang uitgestelde te
genbezoek van zijn oom aan zijn broer
te bewerken.
Alleen verwondert men zich in Engeland
dat Kiel, en niet Berlijn of Potsdam, rde
plaats van het bezoek zal zijn.
Maar men erkent dat de zaak toch wel
te verklaren is uit de groote voorliefde
die beide vorsten voor pe zeilsport hebben.
De conservatieve Standard herinnert in
een hoofdartikel nog eens aan de uitval
len van de Duitsche pers tegen Engeland
tijdens den oorlog met de Boeren, maar
Ojivlinrr
wacht dat het bezoek een zeker# vermeen
de verkoeling tussehen Duttschland en En
geland zal wegnemen. Wij hopen dat dit
bewaarheid moge worden.
Wij verlangen niet naar andere slecht
overlegde bondgenootschappen, gelijk dat
gene hetwelk in Venezuela tot stand kwam,
of een ander dut in Klein-Azië beraamd
was.
Wij wenschen echter een vriendelijke
stemming en een modus vivendi".
Re Doopsgezinden te Nieuwvliet.
III.
In den loop der 18de eeuw echter begon
zij te kwijnen. »Onze gemeente (zoo klaag
den de broeders Jan van de Voorde, Pie
ter Beun, Karei Bruneel, Joos Mehoude en
Jannes van Wassenhove in 1712) is zoo
groot en rijk niet als wel voor dezen, heb
bende zeer veel geleden met den oorlog
(17021713), zoo van inkwartiering, le-
gerpaarden, fourageering enz." Onder her.
inneriug aan de dagen van vroeger, toen
(zeggen zij) uwe en onze vaderen hun
goed en hun vader en moeder, hun vrien
den en bekenden verlieten, in onbekende
landen en verholen plaatsen zich moesten
verbergen, (en) behalve die zich met vlie
den niet verbergen konden, zag men vele
in ijselijke en vervaarlije gevangenissen door
ongemak vergaan, eindelijk na veel schrik
kelijke en onmenschelijke pijnigingen en
tormenten van den bloedraad verwezen op
bloedige schavotten en raoordtooneelen met
vuur en zwaard aan galg en rad en ande
re gruwelijke wreedheden, hun zielen Gode
bevelende, hun lichamen teu beste geven"
smeekten zij de zustergemeenten in de
Nederlanden om hulp, opdat zij in staat
mochten worden gesteld hun leeraar het
hem toekomende salaris te voldoen. Die
bede bleef weliswaar niet onverhoord, want
Middelburg schonk hun een gift, die zij
aanstonds tegen 5 procent en onder ver
band op interest plaatsten en van Amster
dam ontvingen zij voortaan een jaarlijksch
subsidie van 50 gulden, doch door het
overlijden en vertrekken van welgestelde
lidmaten alsmede door rampen, welke den
landbouw, hun eenig middel van bestaan,
troffen, aanhoudend achteruitgaande, von
den zij zich eenige jaren na dezen genood
zaakt opnieuw om onderstand te vragen.
»Wij hebben (dus schreveu de broeders
Lieven Versprille, Pieter de Vuijst, Jan de
Koker, Izaak Beheijdt en een paar ande
ren in Januari 1725 aan hun geloofsge-