BRESKENSCHE COURANT. ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT. Ent Mefalil alras. No. 867. Woensdag 27 Januari 1904. 13e Jaarg. ABONNEMENT. Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55, voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling. Bp alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. AD VERTENTIËN. Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- eo Vrijdagnamiddag twee uur. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEMA.V te Breskens. Stbld. n°. 323 bevat een Kon. besl. van 24 December jlhoudende beschikking op het beroep, ingesteld door J. Remijn en anderen, leden der Varkensverzekerings- maatschappij »de Volharding" gevestigd te Sluis, tegen de weigering van Gedeputeerde Staten van Zeeland om aan H. C. Bakker, onderwijzer aan de openbare lagere school te Sluis (kom) vrijstelling te verleenen van het verbod, in artikel 36 der wet tot rege ling van het lager onderwijs vervat, tot het bekleeden der betrekking van voorzitter van de onderlinge Varkensverzekeringsmö »de Volharding". Dit Kon. besl. waarbij adressanten in hun verzoek niet ontvankelijk worden ver klaard is, op advies van den minister van binnenlandsche zaken, genomen in afwij king van het ontwerp-besluit van den Raad van State, afd. voor de geschillen van be stuur, en op de volgende overwegingen dat Gedeputeerde Staten van Zeeland op 4 April 1903 afwijzend hebben beschikt op het adres van H. C. Bakker, onderwijzer aan de openbare lagere school te Sluis (kom) verzoekende vrijstelling van het verbod, in art. 36 der wet tot regeling van het lager onderwijs vervat, tot het bekleeden onder anderen der betrekking van voorzitter van de onderlinge Varkensverzekenngmaatscliap- pij »de Volharding"; dat op 18 April daar aanvolgende J. Remijn, P. F. van Overbeeke, A. van den Ameele en H. van Vooren, te zamen met H. C. Bakker voornoemd, uit makende het bestuur der genoemde maat schappij, zich tot Gedeputeerde Staten ge wend hebben met het verzoek terug te wil len komen op hun besluit van 4 April 1903 en alsnog aan H. C. Bakker vergunning'te willen verleenen om het voorzitterschap van meergenoemde maatschappij waar te nemen dat Gedeputeerde Staten op 24 April 1903 besloten hebben aan adressanten te kennen te geven, dat er geene termen bestaan om aan hun verzoek te voldoen; dat J. Remjjn en andere leden dier maatschappij bjj adres, bij de Koningin ingekomen op 21 Mei 1903, zich tot de Koningin hebben gewend met verzoek het door Gedeputeerde Staten ge nomen hesluit te vernietigen en alsnog aan den heer Bakker de gevraagde vergunning te geven dat in dezen niet duidelijk blijkt, of de appellanten van de Koningin vragen de vernietiging van het besluit van Gede puteerde Staten van Zeeland d.d. 4/9 April 1903, no. 17, 1ste afdeeling, of van dat d.d. 24/30 April 1903, no. 20, 1ste afdee ling dat zoo het eerste bedoeld is, tegen tegen de weigering van 4 April 1903i waarvan de maatschappij op 18 April daar aanvolgende kennis droeg, niet meer op 21 Mei 1903 beroep kan worden ingesteld, als zjjnde alsdan de voor het beroep gestelde termijn van dertig vrije dagen reeds ver- loopendat zoo het tweede bedoeld is, dit besluit van Gedeputeerde Staten niet kan gezegd worden te zijn een besluit, krach tens de wet tot regeling van het lager on derwijs door Gedeputeerde Staten genomen, als waartegen bjj artikel 14 dier wet aan ieder belanghebbende bij de vernietiging of verbetering van dat besluit recht van hoo- ger beroep is verleenddat alzoo adres santen, zoowel in het eene als in het andere geval niet ontvankelijk zgn in hun verzoek. Bet advies van den Raad van State, strekte om het bestreden besluit van Ged. Staten te vernietigen op de volgende over wegingen dat den onderwijzers van de openbare scholen op straffe van ontslag o. a. verboden ie ambten ,of bedieningen te bekleeden, voor zoover Diet door Ged. St. van dit verbod vrijstelling is verleenddat intusschen, daar het voorzitterschap eener vereenigiug als de Onderlinge Varkensver- zekeringmaatsrhappg, zeker geen ambt is, het alleen de vraag kan zijn of het als eene bediening kan worden aangemerktdat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, daar de werkzaamheden, aan dit voorzit terschap verbonden, blijkens het reglement der vereeniging in den regel uitsluitend bestaan in het leiden van vier bestuursver gaderingen en eene algemeene vergadering en het zorgen voor plaatsvervangers van wegers die aan de benrt zijn of van keur meesters, zoo die afwezig mochten zgn, welke afwezigheid intusschen, volgens de bekomen inlichtingen zelden of nooit voor komt dat deze weinige slechts enkele ma len in het jaar te verrichten functiën, waar voor bovendien geen geldelijke belooning wordt genoten, niet als eene bediening kun nen worden aangemerkt en dus tot het waarnemen van het bedoelde voorzitterschap geene vrijstelling van gemelde verbodsbe paling wordt vereischt. Den minister van binnenlandsche zaken komt het voor, dat niet duidelijk bljjkt van welk besluit van Ged. St., van dat van 4/9 April 1903 of van dat van 24/30 April 1903, de vernietiging wordt verzocht. In zijn advies merkt hg op Wat toch is het geval? Gedeputeerde Staten weigeren aan den onderwijzer Bak ker te verleenen vrijstelling van het ver bod, bedoeld in art. 36 der wet op het la ger onderwijs, om het voorzitterschap eener Maatschappij te bekleeden. Leden van het bestuur dier Maatschappij doen eene poging om Gedeputeerde Staten op hunne weigering terug te doen komen. Deze poging mislukt. Zeven en vijftig leden der Maatschappij wenden zich daar na tot Uwe Majesteit om voor den onder wijzer alsnog vrijstelling van het verbod te verkrijgen. Het is, volgens den minister, rationeel dat dit laatste adres, voor zoover het als een beroep is te beschouwen, is gericht te gen het besluit waarbij vrijstelling van het verbod is geweigerd en niet tegen het be sluit waarbij geene termen worden gevon den om op een vroeger besluit terug te komen. Intusschen is de afdeeling van den Raad van State van eene andere meening. Het komt den minister derhalve wensche- lijk voor, het adres aan te merken als een beroep zoowel tegen het eene als tegen het andere besluit. We noemden het advies gegeven door den minister van binnenlandsche zaken, be denkelijk, omdat er een koninklijk besluit is op gevolgd, waarbij thans in hoogste in stantie is uitgemaakt, dat een onderwijzer geene enkele betrekking of bediening bui ten het onderwijs, mag bekleeden. De betrekkingen van secretaris, penning meester als anderzints van de vele veree- •y Irj e, ie;

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1904 | | pagina 1