BRBSKENSGHE COURANT
Mij is de wrake.
No. 810.
Zaterdag II Juli 1903.
12e Jaarg.
Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
het voormalig 4e district.
Motorrijtuigen.
FEUILLETON.
ABONNEMENT.
Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55,
voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling.
Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen.
ADVERTENTIE N.
Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur.
Dit blad verschijnt elkcu Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEM.O te lireskcits.
O
Blijkens het voorloopig Verslag der
Tweede Kamer nopens de bepalingen om
trent het berijden van wegen met motor
rijtuigen, was men vrij algemeen met de
regeering van oordeel, dat het steeds meer
zich ontwikkelend verkeer met motor-rijtui
gen de behoeften heeft doen gevoelen aan
bepalingen van den algetneenen wetgever,
opdat eenheid koine in de voorschriften
omtrent dit vervoermiddel.
Men verschille echter van meening ten aan
zien van de vraag hoeverre de vast te stel
len regeling zich zal moeten uitstrekken.
De slotsom, waartoe men kwam, was,
dat het voorstel behoort te worden gewij
zigd in dien zin, dat het geheele onder,
werp van de verzekering van de vrijheid
of veiligheid der wegen ten gevolge van
het berijden daarvan met motorrijtuigen in
beginsel aan regeling door lagere besturen
wordt onttrokken, terwijl aan de besturen
der provinciën en gemeenten slechts de be
voegdheid wordt gegeven tot vaststelling
van bepalingen betreffende de punten in
de centrale regeling niet voorzien.
Daarnaast moet dan de bevoegdheid wor
den erkend van de beheerders van open
bare wegen, om in het belang van de in
standhouding en bruikbaarheid van de on
der hun beheer staande wegen beperkende
voorschriften betreffende het berijden van
die wegen met motorrijtuigen te geven,
door welke voorschriften de bedoelde we
gen zelfs geheel voor het verkeer met de
bedoelde voertuigen moeten kunnen wor
den gesloten.
Sommige leden keurden niet goed, dat
de regeering, nu zij gemeend heeft eene
regeling van meer geperkte strekking te
moeten ontwerpen, daarin niet ook het ver
keer met rijwielen heeft opgenomen.
Atgekeurd werd dat'in de Memorie van
Toeliching met geen woord melding is ge
maakt van het nut, dat motorrijtuigen in
het verkeer en ten aanzien van het post
wezen kunnen stichten niet van de nut
tige, uiaar uitsluitend van de voor 't ver
keer gevaarlijke en hinderlijke zijde schij
nen de bedoelde vervoermiddelen daar te
worden beschouwd.
Enkele leden konden zich met het stel
sel, in de thans ingediende wetsvoordraeht
belichaamd, vereenigen.
Doch zeer velen hadden er ernstig be
zwaar tegen.
Voor vele leden was het hoofdbezwaar
tegen het door de regeering gewenschte
vergunningsstelsel gelegen in de omstandig
heid, dat daarbij te veel wordt overgelaten
aan het goedvinden, om niet te zeggen de
willekeur, van het uitvoerend gezag.
Omwerking van het wetsontwerp in dien
zin, dat voor het vergunnningsstelsel een
stelsel van certificaten zou worden in de
plaats gesteld, werd door hen noodzakelijk
geacht.
Opgemerkt werd, dat de thans ingedien
de wetsvoordraeht in zooverre met het in
getrokken wetsontwerp overeenstemt, dat
volgens beide de door het centrale gezag
te stellen regeling zou geschieden bij al-
gemeenen maatregel van bestuur.
Men verzocht 's ministers denkbeelden
ten aanzien van punten, die in den alge-
meenen maatregel vt:n bestuur regeling
zouden vinden, te mogen vernemnn.
Sommige leden waren van oordeel, dat
verboden moest worden motorrijtuigen met
eene snelheid te doen rijden, welke 't ver
keer in gevaar zoude brengen.
Wat het houden van snelheidswedstrij
den met motorrijtuigen op de openbare
wegen betreft, ook thans weer waren ver
scheidene leden van oordeel, dat daarom
trent in de wet zelve eene bepaling moest
worden opgenomen.
Tegenover de leden, die niet konden
goedvinden, dat een groot deel van het in
de wetsvoordraeht bedoelde onderwerp bij
algemeenen maatregel van bestuur zou
worden geregeld, stonden anderen, die met
deze methode van wetgeving hunne instem
ming betuigden.
Het denkbeeld werd in overweging ge
geven den bewijslast, ingeval bij bet ver
keer met motorrijtuigen schade is geleden,
over te brengen van hem, die schade heeft
geleden, op den eigenaar, houder of be
stuurder van het motorrijtuig en dezen
laatste voor de geleden schade verantwoor
delijk te stellen, tenware die schade buiten
zijne schuld zij ontstaan.
Van andere zijde werd opgemerkt, dat
omkeering van den bewijslast in den aan
gegeven zin, noch noodig, noch ook ge-
wenscht inoet worden geacht.
Sommige leden waren van oordeel, dat
de wet op de personeele belasting met het
oog op de motorrijtuigen behoorde te wor
den herzien.
Algemeen werd geklaagd over de duis
tere, hier en daar gebrekkige redactie van
het wetsontwerp.
Tegen de gelijkstelling van motorwa
gens en motorrijwielen soorten van het
algemeen begrip «motorrijtuigen" - kwa
men vele leden in verzet.
Betoogd werd dat motorrijwielen èn voor
de veiligheid van het verkeer minder ge
vaarlijk èn voor de instandhouding dar
wegen minder bezwaarlijk zijn dan motor
wagens en daarom op minder beperkende
en bezwarende bepalingen dan deze laatste
recht hebben.
Deze beschouwingen werden van andere
zijde krachtig bestreden.
Gevraagd werd of onder «openbare we
gen" ook zouden te verstaan zijn de niet
door eenig openbaar gezag beheerde we
gen, die slechts bij gedoogen van den eige
naar voor het algemeen verkeer openstaan.
Men begreep niet, welk bezwaar er ei
genlijk tegen zou bestaan de voetpaden on
der de wegen te begrijpen en dus ook ten
aanzien daarvan de regeling van het ont
werp geldend te maken.
Men achtte het niet zonder bedenking,
dat, evenals volgens het Koninklijk besluit
van 1898, het verlof tot het berijden van
alle wegen in het rijk met motorrijtuigen
slechts door den minister van waterstaat
zou kunnen worden gegeven.
De vraag werd gesteld, wat in het ont
werp wordt verstaan onder «rijden".
Naar men meende slechts het voortbe
wegen van het motorrijtuig uilsluitend of
mede door de mechanische kracht op het
rij- of vcertuig zelf aanwezig. Het in be
weging houden van een motorrijwiel door
179.
Laat die uitvluchten achterwege, Her-
bert, gij moet het weten uit onzen jonge
lingstijd, dat ik die haat en u daarmede
niet vrijlaat. Wanneer en waar wilt gij
de ongehoorde daad bekennen, welke gij
hebt begaan
Constanten, Constantijn, matig u, riep
Herbert uit, sidderend van woede en schaam
te, of ik vergeet, wat gij eens mij waart.
Dat hebt gij lang reeds gedaan, ik
neem geen woord terug van datgene, wat
ik zeide en verzacht ook niets.
Ik wil antwoord duidelijk kort bondig
antwoord.
Wanneer zult gij de vrouw, welke gij
bedrogen, wanneer het kind, dat gij ver
loochend» hebt, uwen naam geven, wanneer
toestemmen, dat gij u schandelijk hebt ge
dragen ten mijnen opzichte en mijn eer
lijken naam hebt gestolen, om uwe mis
daad te bedekken
Nooit, nooit, riep Herbert buiten zich-
zelven uit, zelfs niet met mijn laatsten
ademtocht.
De publieke meening zal u dwingen,
daar zij u richt, hernam Constantijn koel
bloedig, en gij weet, waaraan gij schuld
hebt.
Het is een zaak, welke niet alleen het
zedelijk gevoel van ieder rechtschapen
menscli hindert, zij druischt ook aan tegen
de begrippen van welvoegelijkheid van uw
eigen stand.
Daar duldt men wel lichtzinnigheid, leu
gen en buitensporigheid, maar voor de la
ge misdaad schaamt men zich hier als
daar.
Herbert antwoordde niets het was noch
vrees, noch schuldbesef, dat hem deed ver
stommen, alleen het onverwachte van zijn
toestand, de vreeselijke ontroering, gingen
ditmaal zijne krachten te boven.
Maar Constantijn begreep dit zwijgen,
hij hield het voor aarzelen en ging drin
gender voortGe hebt het wel verstaan,
uwe misdaad in de dichte sluiers te hul
len, want gij hebt het hulpgeschrei uwer
vrouw verstikt en het praten van uw kind
heeft u niet verraden.
Slechts weinig menschen weten er van
en zoozeer ontbraken tot dusverre de be
wijzen uwer daad, dat niet eens het ge
rucht, het steeds bereide, zich aan u waag
de. Maar nu ben ik hier de doode heeft
een getuige gevonden en het kind een be
schermer.
Wilt ge mij dus zeggen, hoe en waar gij
mij ten schelm geworden zijt
Eindelijk, eindelijk kreeg Herbert ge
dachten en woorden terug. Doe geen moei
te, Constantijn. Ik zou met u even korte
metten maken als met den overspannen
schilder, die pogingen deed tot afpersing,
maar bij u is het werkelijk een ander ge
val. Als gij mij in staat acht tot een zoo
vermetel spel, dan zult gij wel weten, dat
ik dit niet opgeef bij het eerste verlies 1
men verdubbelt den inzet en speelt ver
der. Want gesteld, ik had datgene bedre
ven, wat gij met hoogdravendheid met den
naam van misdaad bestempelt, flan zouden
onze kansen niet eens gelijk zijn, het is
in dit geval nietGij of ik.
Nadat ik de bewering, dat Magdalena
mijne vrouw zoude geweest zijn, eenmaal
heb verklaard te zijn een koortsfantazie,
nadat ik eene betrekking tot het kind be
slist heb ontkend en het overgelaten aan
de zorg van vreemde lieden, zou eene be
kentenis gelijkbeteekenend zijn met een
dood vonnis.
Ik gevoel echter nog geen lust totster-
ven en gij zult den zoogenaamden dief u-
wer eer toch ergens anders moeten zoe
ken. In ieder geval zal het u veel moeie-
lrjker vallen te bewijzen, dat gjj nietMag-