KENSCH Mij is de wrake. No. 800. Zaterdag 6 Juni 1903. 12e Jaarg Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor het voormalig 4e district. Ili nu en land. FEUILLETON. ABONNEMENT. Per 3 maanden /0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55, voor België ƒ0.62», voor Amerika ƒ0.82», by vooruitbetaling. By alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. j I Ju I ADVERTENTIËN. Van 1 tot en met 5 regels 25 cents; elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIEEEMAM te Breskens. Vermogensbelasting. Een wetsontwerp is ingediend tot aanvulling van de wet op de Vermogensbelasting. De strekking er v an is om het Rijk te vrywaren tegen bena deeling door onware aangiften. Bij het onderzoek van de memoriën voor het successierecht is gebleken dat in 554 gevallen de schatkist door te lage aangif te tan het vermogen was benadeeld tot een gezamenlyk bedrag van ruim ƒ22.000. Jaarlijks overlijdt ongeveer het 38e deel der belastingplichtigen in de Vermogens belasting. Daar echter de personen wier aangifte onjuist werd bevonden, niet allen overleden waren, zoo moet het resultaat van het onderzoek wellicht met 30 worden vermenigvuldigd. Zoodoende derft het Rijk door verzwijging telken jare 61/2 a 7 ton. De administratie is tegen de neiging tot ontduiking al zeer onvoldoende gewapend De bevoegdheid van den inspecteur om de aangifte te doen verbeteren of daarvan af te wijken eindigt reeds in het begin van het belastingjaar, suppletoire aanslagen kent de wet niet. Het wegnemen van die leem te beoogt de wet. Deze behoeft zich niet te bepalen tot navordering bij bet nagaan van de nalatenschap. Het behoort een algemeen beginsel te zijn, dat het vorderingsrecht van den Staat ook na de vaststelling van den aanslag bljjft gelden, reeds tijdens het leven van den belastingplichtige. Dit is de hoofdgedachte tan het wets voorstel, dat dus eene wjjdere strekking heeft dan het vroegere ontwerp-Pierson. Wordt de inspecteur na het opleggen van een aanslag met feiten bekend die ern stig vermoeden doen rjjzen dat de aangif te niet overeenkomstig de waarheid is ge daan, dan noodigt hy den aangeslagene, casu quo diens erfgenamen, uit tot het ge ven van ophelderingen. Blijven deze ach terwege of zijn zij onbevredigend, dan heeft een nadere aanslag plaats, waartegen bij den Raad van Beroep kan worden opge komen Is de nader aangeslagen belas- ting-plichtige overleden, dan kunnen de erfgenamen enz. tot een plechtige verkla ring worden toegelaten, die vernietigiug van den aanslag tengevolge heeft Om den prikkel tot fraude te verminde ren, wordt voorgesteld de na te vorderen belasting tot haar vjjfvoud op te voeren. De bovenbedoelde bevoegdheid van den inspecteur zal niet ieder feit betreffen, dat hem twijfelachtig voorkomt. Er zal uitsluitend acht worden geslagen op hetgeen blijkt uit akten die ter regi stratie zijn aangeboden en uit aangiften voor het recht van successie. De akten die door haren inhoud tot het vragen van opheldering aanleiding kunnen geven, zijn in hoofdzaak die, welke betreffen huwelijk sche voorwaarden, verdeeling van huwe lijksgemeenschap, van vennootschappen en van -zaken die uit anderen hoofde in ge meenschap zijn geweest, vorderingen, ver huring en verkooping van buitenlands ge - legen goed. Ook de aangifte van een andere nala tenschap dan die van den belastingplich tige zeiven, zal een onderzoek kunnen noo- dig maken, b.v. wanneer de overledene met den belastingplichtige in gemeenschap van goederen gehuwd of in eenige andere gemeenschap is geweest, wanneer hij bloo ten eigendom heeft nagelaten, terwijl het vruchtgebruik bij den belastingplichtige is, of wanneer hij debiteur van den belasting plichtige is geweest. Men schrijft aan de N. R. C. Oudanks de hooge prijzen, die tegen woordig voor het rundvee betaald worden, komen Belgische kooplieden op onze mark ten steeds belangrijke iukoopen doen. De reden biervan is, dat op de Vlaatn- sche markten weiuig slachtvee aangeboden wordt en dan nog tegen prijzen veel hoo- ger dan waarvoor het Hollandsche vee te verkrijgen is. In de maand April werden uit ons land naar België gezonden 6262 stuks rundvee tegen 570U in April 1902 en 5611 in April 1901. Onze invoer is dus sterk toenemend Dit blijkt nog be ter, als men den gezamenlyken invoer der vier eerste maanden van dit jaar vergelijkt met de beide vorige. 4 eerste maanden v. 1903 inv. 21,302 stuks 4 1902 18,566 4 1901 18,257 Deze vermeerdering betreft voornamelijk het slachtvee en wel het meest de vette ossen. In de vier eerste maanden van dit jaar werden n.l. ruim 1200 ossen uit ons land meer naar België gezonden dan in hetzelfde tijdvak van 1902. Van de 6262 runders, in April ingevoerd, waren 4900 stieren, ossen, koeien en vaar zen en 412 hokkelingen en kalveren. De andere waren melkkoeien en werden na eene quarantaine van 10 dagen iri de ge- zondheidsstallen aan de grenzen in België toegelaten. Besmettelijke veeziekten kwa men in April niet voor bij runderen uit' ons land aangevoerd. Wel werden weder een honderdtal melkkoeien als verdacht van tuberculose met gaatjes in het oor naar ons land teruggezonden. Uit België werden in April slechts 9 runderen verzonden. Daar de invoer van levende varkens uit ons land in België verboden is en ook ons land deu invoer van Belgische varkens ver biedt, werden langs de grenskantoren uit ons land geen levende varkens vervoerd. Wel gingen in April 289 geslachte var kens en circa 40,000 KG. gezouten spek, hammen en worsten uit ons land naar on ze zuidelijke naburen. Eveneens verzon den wij 15,720 kilogr. wild en gevogelte en een groot aantal konijnen. Evenals het rundvee in België doet ook het schapevleesch aldaar een buitengewoon hoogen prijs, hetwelk vooral voortspruit uit den geringeu aanvoer van schapen uit Duitschland. De invoer van Duitsche scha pen is sterk afnemend. In de vier eerste maanden van 1903 werden er 7242 Duit sche schapen minder in België gevoerd dan in hetzelfde tijdvak van 1902. Het gevolg hiervan is, dat Nederland in het tekort zooveel mogelijk moet voorzien en het aan tal schapen, uit ons land naar België ge voerd, steeds toeneemt. Jammer dat ook het aantal schapen in ons land niet zeer groot is- In April werden naar België gezonden 5618 schapen en 7716 lammeren. In de 169. En met wie verloofde zich graaf Her- bert? vroeg Constantyn met zichtbare be langstelling. Met freule Von Volz, die toen ook juist rouwde over haren grootvader. Het hu welijk had, in weerwil van het sterfgeval op Tannensee, reeds einde November plaats. Dit was beter voor den graaf en de freule, want onze jonge graaf was door het ongeluk te zeer getroffen. Hy was nauwelijks te herkennen, zoo ziek en vervallen zag hy er uit. Daarby kwam, dat mevrouw de gravin er sterk naar verlangde Tannensee te verlaten, dat Tannensee, hetwelk nu toch ontruimd moest worden en daar nu in alles eene verande ring plaats had en de genadige freule ook geheel alleen in Buchendorf woonde, zoo werd het huwelijk in stilte voltrokken. Tannensee ontruimd? vraagde Constan- tijn niet zonder verbazing Hij dacht aan de slechte verhouding welke tusschen de familieleden bestond en vroeg zichzelven af, hoe graaf Wolf zich geplaatst zou heb ben tegenover de familie. De oude bediende ried den gang zijner gedachten, hij bad te lang in de familie verkeerd, om niet iets te weten van hun ne zorgen. Jawel, heer dokter graaf Wan- gerloh van Kettenstein heeft het onder zijn eigen beheer genomen. Hij dacht, dat het voor onzen jongen heer te veel zoude zijn, omdat freule Von Volz zulke rijke goede ren ten huwelijk medebracht en vreesde ook, dat mevrouw de gravin hier te smar telijke herinneringen aan den dood des opperjachtmeesters zoude hebben. Maar hij heeft voor alles gezorgd, ging hij voort in een soort van geestvervoering. Hij was hier, dagen en weken lang, mevrouw de gravin mocht niets weten van wat, nu, ge weet het wel, wat de dood, als hij on verwacht komt, zoo met zich brengt. De geheele inboedel is van Tannensee naar de nieuwe woning der gravin overgebracht. De graaf van Kettenstein is nog bij het huwelijk tegenwoordig geweest en toen toen is hij in het geheel niet meer ge weest, zoo eindigde de oude man eenigs- zins verlegen zijn bericht. En wie woont nu op Tannensee vraag de Oonstantiju. Niemand, heer dokter, alleen een opzich ter. In den zomer echter komen de be woners van Kettenstein er veertien dagen tot drie weken doorbrengen. Een eigenaardig gevoel weerhield hem, naar Theresa te vragen, de bediende noem de haar niet in het bijzonder en kwam te rug op zijn eigen heer. Hier werd, zooals ge morgen zien zult, alles verbouwd. Mij behield de graaf met het weinige, dat hij medenam uit den ouden tijd. Na de bruiloft gingen de jongelieden op reis naar Italië en wij allen hoopten, dat de verandering van lucht den graaf goed zou doen. Eerst in den zomer kwamen zij terug en gingen dadelijk naar Buchendorf. Mevrouw de gravin, als het eeuwige li ven, mijnheer de graaf, u durf ik dat met allen eerbied wel zeggen, veel verouderd, in weerwil van zijn jeugdig huwelijk. Hun bruiloft vierden ze hier. Daar ue eerste zoo stil was afgeloopen, wilde de gravin deze feestelijk doen plaats hebben,' in weerwil dat de dokters het afraadd. n, omdat hare verlossing niet al te ver mi -r af was. Zij was eene zeer levenslustige dame en in datgene, wat zij wilde, liet z j zich volstrekt niet tegenspreken, door nie mand. De jongelui aten nooit alléén ie- deren avond nog reed zij naar kói'nedie of concert en drie dagen voor hare ver lossing beproefde zij eene nieuwe slede,

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1903 | | pagina 1