BRESK
G0URA
Mij is de wrake.
No. 799
Zaterdag 30 Mei 1903.
12e Jaarg.
i Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
het voormalig 4e district.
If
D8 Aiti-m.
FEUILLETON.
ABONNEMENT.
Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55,
voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling.
Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen.
ADVERTENTIE N.
Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. Dli;i,E.tlA.\ te Breskens.
Uit hoofde van het
Pinksterfeest verschijnt
a. s. Dinsdagavond de B li ESK EN -
SC HP COURANT niet.
Het was Woensdag de meeting der
anti-rev. Kiesvereenigingen in Zee
land te Goes.
Niet alleen in ons blad maar ook
in andere, was die meeting aange
kondigd.
Met welk doel
We zouden zeggen, met geen an
der, dan de aandacht van het publiek
op deze vergadering te vestigen, waar
mee natuurlijkerwijze eene uitnoodi-
ging tot bezoek als nevenbedoeling
in het nauwste verband stond.
Dat is toch een logische gedach-
tengang.
En toch, men zal zien, dat we faal
den met ons denkbeeld.
We gingen ook op naar Goes, naar
de meeting.
Niet voor ons zeiven. Maar voor
diegenen onzer lezers, die zelve niet
gingen en voor wie het verslag, dat
we wilden geven, eene vergoeding
van hunne afwezigheid zou zijn.
Dat is zoo ongeveer de taak der
pers; dat brengt de onpartijdigheid
tevens mêe.
De ruime zaal van „de Prins van
Oranje" binnentredende, zagen we
nog niet zoo heel veel menschen aan
wezig tegen elf uur vermeerderde
dat eenigszins.
Tegen dien tijd gaven we den waar-
nemenden voorzitter ons kaartje af,
met de blijkbare bedoeling als ver
tegenwoordiger der pers te worden
toegelaten.
„Geen toegang als zoodanig" was
het wachtwoord. Alleen de „bevrien
de" pers was welkom.
Dat we wel eenigszins onder den
indruk dezer mededeeling waren, is
begrijpelijk, en dat we ons voor deze
teleurstelling niet hebben kunnen vrij
waren, blijkt daaruit, dat in de ver
gadering van deputaten, die te 9 uur
was gehouden, alzoo was besloten.
Bij de opening der vergadering te
11 uur werd dit door den voorzitter
mr. de Veer medegedeeld.
Als we dan niet kwamen in hoe
danigheid van vertegenwoordiger der
pers, of we dan konden komen als
privé-persoon aldus vroegen we aan
een ander lid van het moderamen,
(van het bestuur, zegt men in het
Hollandsch.)
„Is u anti-revolutionnair" werd
ons de wedervraag gedaan.
Tot geen enkel partij-verband be-
hoorende, hebben we hierop noch ja,
noch neen geantwoord, met het gevolg
dat de beslissing ongunstig was en
we dus ook persoonlijk niet konden
worden toegelaten.
Nu zal men begrijpen, dat het ons,
evenals de reporter der Gcesehe Cou
rantvoor wien dezelfe beslissingen
golden, niet moeilijk zou geweest
zijn ons tusschen de menigte te men
gen en ongestoord de vergadering te
blijven bijwonen.
Maar we moeten eerlijk bekennen,
dat deze ongepaste vrijmoedigheid ons
te ver zou gegaan zijn en we, onder
eerbiediging van de beslissingen, ons
verwijderden.
Of met die eerbiediging ook een
goedkeuring gepaard ging?
Allerminst.
Want we verbaasden ons over het
beginsel, dat deze weigering beheersch-
te.
Voornamelijk in verband met de
geplaatste aankondigingen in bladen,
die niet tot de bevriende pers rvorden
gerekend.
Lag dan aan die aankondigingen
een andere bedoeling ten grondslag
dan die, welke iedereen daaruit ter
stond putte
Maar waarom dan van die bedoe
ling, indien deze eene beperking in
hield, niet op duidelijker wijze kennis
gegeven. Dan was in elk geval du
peering voorkomen.
Want eene beslissing te nemen
omtrent de beperkende toegang, zoo
als thans, slechts één uur vóór
de vergadering, waarvoor de toegang
gold is minstens onpractisch, voor
al als men publieke aankondigingen
plaatst, waaruit van die beperking
niets blijkt en waaruit dus eene an
dere gevolgtrekking in dezen eene
mildere toepassing van het publiek
rechtelijk karakter wordt gemaakt.
Maar onze verbazing steeg in hooge
mate, toen we des avonds in de Jdidd.
Crt. het verslag van de vóór de pau
ze gehouden vergadering lazen.
Behoort de J/Lidd. Crt. dan tot de
„bevriende" pers, zal men vragen.
Neen. Hoe dan We hebben ver
moeden dat haren vertegenwoordiger
zich heeft binnengeloodst en onge
hinderd het noodige heeft gememo
reerd.
Nu mogen wij dat strijdig achten
met een goed beginsel en dus on
der de ervaren omstandigheden een
minder heusclie truc achten, het is
niet onze bedoeling daarop nader in
te gaan, noch daaraan meer aandacht
te schenken, dan het verdient, om
dat het slechts een vermoeden is.
Nogtans is de mogelijkheid vrijwel
uitgesloten dat deze of gene bezoeker
der vergadering de inlichtingen zal
hebben verstrekt aan een niet-be-
vriend blad.
Dat zou in strijd zijn met het
wachtwoord van het moderamen, en
met de discipline in het kamp geoe
fend.
En het zou ook in strijd zijn met
de verzuchting van iemand met streng
anti-revolutionaire beginselen, die voor
zekere rubrieken de Jdida. moet le
zen, doch haar overigens met tegen
zin leest.
Het verschil onder het menschdom
is groot, ook onder partijgenooten is
dat zelfs groot, maar over 't algemeen
168.
Meld mij dan aan, zeide hij een kaartje
te voorschijn halende.
Mevrouw de gravin woont hier niet meer
sedert de jonge graaf gehuwd is en is bo
vendien ook op reis.
Deze kleine wederwaardigheid scheen den
vreemdeling niet te bedroeven, hij ver
wijlde alleen bjj de meer aangename tij
ding. Gehuwd? riep hij uit en zijne stem
klonk vroolijk, is dan ten minste de graaf
tehuis
Neen, hernam de bediende, eenigszins
bedremmeld, de graaf is twee uur geleden
op reis gegaan, om de begrafenis bij te
wonen van zijne vrouw op het landgoed.
Mevrouw de gravin en de jonggeboren
gravin zijn voor vier dagen gestorven.
Mjjn Godliep de vreemdeling ontzet
uit, welk een welkomst.
Op dit oogenblik werd de deur geopend
naast de bediendenkamer.
Een oude man kwam met eene lamp,
wier licht scherp op het gelaat des vreern-
delings viel. Maar op hetzelfde oogenblik
viel ze ook kletterend op den grond en de
oude stiet een kreet van schrik uit.
Heer dokter, o heer dokter Wangen, ot
is het uw geest
Een licht glimlachje gleed over het ge
laat, dat bij de berichten van den bedien
de zoo verduisterd was. Neen, mijn oude
Jonas, ik hen het zelf in levenden lij
ve. Daar hebt ge mijn hand, opdat gij
zien kunt, dat die van vleesch is en bloed.
God, wat een vreugde Neen, deze blijd
schap riep de oude bediende, nog steeds
kampend met zijn schrik. Hoe is zoo iets
mogelijk en wat zal mijnheer de graaf zeg
gen. Ach, heer dokter, hoeveel ongeluk
ken zijn der familie overkomen, hoeveel
En nu komt er een zoo onverwachte
vreugde, waaraan men haast niet durft ge-
looven, zoo onbegrijpelijk is ze.
Toegenegenheid en de zekerheid welkom
te zijn klonken den vreemdeling tegen uit
de woorden van den ouden man, op dit
oogenblik twijfelde hij niet of de ontvangst
van den heer zou die des knechts evenaren
plotseling gevoelde hij zich zoozeer opnieuw
verplaatst in de grafelijke familie, dat het
pas ondervonden leed, hetwelk die familie
had getroffen, hem zeer na ter harte ging.
Maar ik bid u, heer dokter, kom boven
in de kamer van den graat, ging Jonas
voort. Daar is het goed warm, het vuur
in den haard brandt nog en gij zult stel
lig nog meer te vragen hebben, waarop ik
echter nog verward genoeg antwoord zal
geven, eer ik mijne zinnen weder bij el
kander heb. Spoedig Anton, steek de gas
kronen in de gang aaneen lamp in de
kamer van den graaf, ik kan niets doen,
niets, zoo beven al mijne leden.
Hij nam Constantijn pels en shawl af en
ging hem voor de breede met zwarte ta
pijten belegde marmeren trappen op, dio
naar de eerste verdieping leidden.
Afgevallen bladeren en bloesems lagen
hier en daar verspreid op den donkeren
grond bij het licht der snel ontstoken ga-
vlammen, wier licht het daglicht nabij
kwamen, zag men eerst de menigte en de
pracht der gewassen, welke in kuipen en
potten vloer en trappen sierden. Maar de
eandalabers aan den voet van de trap wa
ren met zwart overtrokken, de groote spie
gels boven in de gang met rouwfloers be
dekt en als bestolen loerden de marine en
koppen der standbeelden, die anders het
schoonste sieraad daarvan uitmaakten, tus
schen de cypressen te voorschijn, als laai
den zij zich verschrikt verscholen voor de
pracht des doods.
Hier is mevrouw de gravin afgedragen,
zei de oude knecht fluisterend, als ware
de majesteit van den dood nog aanwezig,