BRESKENSCHE COURANT. Mij is de wrake. No. 787. Zaterdag 18 April 1903. 12' Jaarg. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor het voormalig 4e distriet. Gezuiverd FEUILLETON. ABONNEMENT. Per 3 maanden yO.50, franco per post door het geheele Rijk y0.55, voor België yO.626, voor Amerika y0.826, bij vooruitbetaling. Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. ADVERTENT1EN. Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur. Ilit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIF.LBfl.4V te Breskens. O Het politieke zwerk was bezwangerd met zwarte wolken. De atmosfeer was drukkend. Alle negatieve elementen schenen zich te verzamelen om op eens in een gewel dige bui los te barsten. De uitwerking zou veïschrikkelijk zijn, de gevolgen niet te overzien. En het onweer, dat niet was af te wen den, is gekomen. Niets vermocht het in zijn vaart te stuiten. De donder ratelde met schrikverwek kende slagen en de bliksemflitsen door kliefden de lucht, met eene felheid alsof alles in vuur en vlam werd gezet. Doch evenmin als de natuurelementen kunnen blijven woeden, kan eené agitatie als die der vorige week, van langen duur zijn. Hoe sterker de werking der elementen hoe spoediger de electriciteit verzwakt. Men weet de oorzaak. Het is de bedoeling geweest om door miitdel eener algeheele stilstand van het raderwerk van het maatschappelijk leven de regeering te dwingen de z. g. stakings- wetten terug te nemen of de volksverte genwoordiging te dwingen deze wetsont werpen niet aan te nemen. Ten einde daartoe te komen is van uit het hoofdkamp der arbeiders-beweging het bevel gegeven alle arbeid neer te leggen, te beginnen bij het Spoorwezen, om ge volgd te worden door alle andere vak-ar- beiders-organisatie's. Met het gevolg, dat de treinenloop maar eventjes aanmerkelijk vertraging onder vond, dat slechts enkele broodbakkersge zellen aanvankelijk staakten, terwijl zoo vele anderen niet medededen en verschei dene organisaties slechts in zoodanige mate aan de lastgevingen gevolg gaven, dat het hoegenaamd niet tot een algemeeue sto ring van het Staatsorganisme konde ko men. Te onderzoeken, wat daarvan de rede nen zijn geweest, kan gevoegelijk achter wege blijven. We meenen, dat het hoofdmotief is ge legen in het vermoeden, hetwelk we in ons nummer van 25 Febr. uitspraken, dat menigeen sints 31 Jan. tot andere gedach ten zal gekomen zijn. En als men nu mocht willen beweren, dat de overgroote meerderheid die niet staakte, daarvan teruggehouden werd uit een soort van vrees, en dus de staking volkomen zou gelukt zijn, als elk arbeider zijn plicht in dezen had vervuld, nl. zich solidair had verklaard met zijn lotgenoot, dan kan daartegenover geplaatst worden, dat weer even zoovelen wel staakten uit vrees voor bemoeilijking van de zijde der kameraden, die het werk hadden nederge- legd. Beide gevolgtrekkingen wegen dus tegen elkander op. Maar blijkt voorts niet uit de misluk king der nlgemeene staking, dat van de organisaties nog zoo weinig bindende kracht uitgaat Ondanks het helsch geschreeuw, zijn de bevelen tot algenieene werkstaking zoo goed als niet opgevolgd. Vloeit daaruit niet voort, dat niet ieder een een volmaakt vertrouwen had in het Comité van Verweer? Want het is maar niet voldoende den arbeid neer te leggen men moet bij sta king ook kunnen beschikken over de mid delen om te voorzien in het onderhoud van zich en zijn gezin. En 't gemis van die zekerheid, ondanks de mooie voorspiegelingen, zal mede oor zaak zijn geweest, dat de staking is mis lukt. Menigeen, die nu verklaarde misleid te zijn, is zijn betrekking kwijt Sommigen smeekten met tranen in de oogen weer in hunne vroegere betrekkingen te mogen ge plaatst worden, terwijl ze bij de weige rende antwoorden het Comité van Ver weer vervloekten en verwenschten, tevens vragende ol dit hen nu aan brood kon helpen. De stakings-outwerpen, waartegen met schier bovenmenschelijke kracht is ge ageerd, zijn aangenomen en bekrachtigd en dus tot wet verheven. En wat zegt nu die wet? De N. H. Crl. zegt er van Kent het Nederlandsche volk, kennen de stakende en de niet stakende arbeiders het wetsvoorstel, dat tbans is aangenomen en het land in beroering bracht Het schgnt tamelijk dwaas, die vraag in goeden ernst'te doen. Er is zooveel over geschreven en nog meer over gesproken en toch weten de [arbeiders wat er in staat Bj meer dan ééne gelegenheid bleek het tegendeel. Zelfs onder de niet- stakende maar weifelende arbeiders en on der hen, die de werkstakingen afkeuren, zijn er velen, die gelooven, dat de wet, die men in Den Haag maakte, toch wel van bedenkeljjken aard moet wezen en de vrij heid van de arbeiders aan banden legt. Zij willen wel erkennen, dat er voor zulk een wet eenige reden kan zijn, maar gelooven te goeder trouw, dat het toch in derdaad een dwangwet is, misschien noo- dig in den tegenwoordigen tijd en meteen goed doel voorgesteld, maar dan toch een dwangwet. En daar staat dan tegenover een menigte, die er nooit iets anders van geboord heeft, en voor een deel er niets anders van heeft willen hooren, dan dut het een muilkorfwet is, bestemd om het volk te knechten en de arbeiders te kne velen, om hun alle vrijheid, ook die van hun vakorganisatie, te ontnemen en hen tot koeli's en slaven te maken, weerloos in de hand van patroons en werkgevers, om te werken zoo lang en voor zoo weinig loon als het hun goed zal dunken te be palen. Die voorstelling is valsch, is onwaar, is leugenachtig. Men kan van iemands geheime bedoe lingen precies zooveel kwaad spreken als men verkiest. Tegen verdachtmaking en laster is niemand veilig. Maar men mag toch eischen, dat men een wetsontwerp leest, voor dat men het veroordeelt en over de bedoelingen van de voorstellers verachting uitspreekt. Er worden tweeërlei strafbepalingen voorgesteld, die we afzonderlijk zullen be handelen. zijn 156. XXI. Aan den voet van het trotsche Ketten- stein, dat met zijne met klimop begroeide muren verre het land overzag, lag het dorp uitgestrekt. Aan de helling van den berg, aan welks voet een paar huisjes zich hadden gewaagd, als bevoorrechte kinderen, die ongeroepen uit de schare der overigen zich naar vo ren hadden gedrongen, lag het vreedzaam en vertrouwelijk, als in het bewustzijn van een machtigen steun. Waren de tijden ook lang reeds voorbij, waarin zulk een steun van de zijde des burchtheers direct werd toegezegd, toch bestond tusschen den tegenwoordigen be zitter en hem, die zijne goederen bewoon den, die band van gemeenschap, welke de loop d^r eeuwen bevestigt en de overle vering eerwaardig gemaakt had. Waar de vaderlijke beschermende zin zich had staande gehouden in het geslacht der heeren tegenover de ondergeschikten, daar vergoedde deze in honderd gevallen de feodale rechten, die de nieuwe tijd heeft doen verdwijnen hij verkreeg van de landelijke bevolking, wier eerbied voor en aanhankelijkheid aan het regeerend ge slacht van den vader op den zoon over gaat, door zijn persoon vaak meer dan door de wetzij zag, tot op zekere hoog te, in den slotheer nog steeds den erfelij- lijken gebieder. Tusschen graaf Wolf Von Wangerloh en de dorpsbewoners bestond deze band nog. Machtigde hem een levendige be langstelling en eene nauwkeurige kennis van zaken tot raad en daad, zoo noodig gekruid door goedheid of gestrengheid, zoo werd dit bijna zonder uitzondering met onbepaald vertrouwen aangenomen. De welstand, waarin het dorp verkeer de, legde een sprekende getuigenis af van zijnen weldadigen invloedhet schoone luchtige schoolgebouw en het nieuwe ge meentehuis waren uit zijne middelen ge bouwd. Daarom viel het niet in het oog, dat hij de pastorie, welke uit den bloesemtooi zij ner fruitboomen zoo vriendelijk te voor schijn kwam, eene bijzondere opmerkzaam heid schonk, nu die na den dood des ou den predikants voor zijnen opvolger op nieuw werd opgeknapt en alleen dit scheen den boeren onbegrijpelijk, dat de jonge gravin, hoe nederig ook, er zelve het oog op hield. Niet over de bouwkundige veranderin gen of de verfraaiing van den tuin dit had graaf Wolf zelf bestuurd maar over de volmaking van het geheel, welke de vrouwelijke hand zoo juist weet aan te brengen. Het was een jeugdig predikant met zij ne gade, wie de doipsbewoners in span ning verwachtten en voorloopig verlustig den zij hunne oogen aan het steedsch ameublement, dat voor hen was aangeko men en dat hun zooveel prachtiger toe scheen, dan de van ouderdom zwak ge worden meubelen van den overleden [ziele- herder. De bedienden van den graaf had den de woning moeten inrichten, de huis houdster had de kasten in orde gebracht en nu ging de jonge gravin door het vrien delijke huis, om alles in oogenschouw te nemen. Hier werd eene vaas een andere plaats gegeven, daar een schilderij verhangen in de studeerkamer van den predikant, waar in de graat eene boekenkast met de meest uitgelezen werken had doen plaatsen, liet zij ook het werktafeltje der jonge vrouw brengen. Hier kan men gelukkig zijn, dacht zij,

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1903 | | pagina 1