BRESKENSCHE COURANT
Mij is de wrake.
No. 783.
Woensdag 1 April 1903.
12e Jaarg.
Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
het voormalig 4e district.
Onbegrijpelijk.
FEUILLETON.
ABONNEMENT.
Per 8 maanden /0.50, franco per post door het geheele Rijk /0.55,
voor België ƒ0.626, voor Amerika ƒ0.826, bij vooruitbetaling.
Bjj alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen.
ADVERTENTIE N.
Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur.
Bit 'blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIIXIDI W te lireskens.
Aldus komt ons de houding voor van
het Katholieke blad >Zelandia", in zijn
nummer van jl. Zaterdag, waar het ons
een hartelijke collegiale groet toeroept in
verband met eene oproeping tot de Katho
lieke kiezers in het IVe om de Roomsch-
Katholieke Kiesvereeniging op nieuw op
te richten.
Allereerst moeten we de redactie er op
wijzen dat in het bijvoegsel vanhaarnum-
mer van 7 Maart een ingezonden stuk
werd opgenomen, waarin bedoelde oproep
voorkwam, van een Katholiek kiezer uit
het kanton Oostburg.
Hetgene die scbrpver daarin aanbeval, is
alzoo voor zijne verantwoording
Hoe ter wereld nu die redactie er toe
komt om dat alles op onze rekening te
schrjjven, is onbegrijpelijk.
Immers ze heeft toch in ons nummer
van den 25 Maart kunnen zien, in welk
verband we de bewuste woorden gebruik
ten.
Voor zoover dat noodig mocht zijn om
tot een recht verstand der zaak te komen,
willen we dat nog wel even herhalen.
Aan het einde der voordracht die de
heer D. de Klerk van Rotterdam heeft ge
houden in eene openbare vergadering der
Liberale Kiesvereeniging in het voormfclig
4e district wekte deze allen, dié de libe
rale beginselen zijn toegedaan, op, lid dier
vereeniging te worden, ter versterking van
de vrijzinnige partij, wijl hare tegenstan
ders niet stilzitten.
En naar aanleiding daarvan wezen we
op een verschijnsel, die deze opwekking
voor die Kiesvereeniging noodzakelijk
maakte, door een gedeelte van het in vZe-
landia" voorkomend ingezonden stuk af te
schrijven.
Ziedaar de geschiedenis.
De redactie van »Zelandia", die toch
elk schrijven, waarop ze critiek wil uit
oefenen behoorlijk en goed moet lezen,
heeft dit blijkbaar niet gedaan, tengevolge
waarvan het verband, waarin wij de oproep
tot heroprichting der Kath. Kiesvereeni
ging bezigden, aan hare aandacht moet
ontsnapt zijn.
Waar dit toch zoo duidelijk was, komt
ons baar schrijven, en niet het minst haar
gevolgtrekking, hoogst onbegrijpelijk voor.
En die verbazing vermeerderde, toen we
in sZelaudia's" zelfde nummer, waarin de
redactie de aanhaling uit haar blad geheel
als onze eigene woordeu bestempelde een
blijkbaar uit IJzendijke ingezonden stuk
opnam, waarin opnieuw de heroprichting
der Kath. Kiesvereeniging werd aanbevo
len, welk schrijven haar moet gepasseerd
zijn en waaruit het haar toch duidelijk
moet gebleken zijn, dat deze opwekking
beslist van ons niet uitging, en zij dus
aan een geheel verkeerd adres was.
Maar we hebben het op andere wijze bij
»Zelandia" verkorven.
Immers, we hebben haar naam met twee
e's gedrukt.
Opzettelijk zeggen we sgedrukt"want
geschreven hebben we dat nietwe zagen
er ons handschrift nog eens op na, en
daarbij bleek ons, dat we het wel ter de-
ge met ééne e hadden geschreven, zoodat
deze fout bij den zetter schuilt. Muar dit
kleinigheidje zullen we wel voor onze re
kening nemen, wetende dat we ons dan in
goed gezelschap bevinden.
Wellicht is het den redacteur, die nog
slechts korten tijd in onze provincie woon
achtig is, niet bekend, dat tot de vloot
van den provincialen Stoombootdienst op
de Wester-Schelde, waarvan onderneemster
is de provincie Zeeland en welke staat on
der bet Dagelijksch Bestuur van de Ge
deputeerde Staten, waartoe onder anderen
behooren de heeren L. J. M. van Waes-
berghe Janssens te Hulst en J. A. van Rorn-
pu te Terneuzen, welke katholieke heeren
van nabij moeten betrokken zijn bij het
weekblad »Zelandia", ook een stoomboot
behoort, die »Zeelandia" is genaamd.
Die naam is ontleend aan dien onzer
provincie Zeeland, evengoed als dien van
het bewuste blad daaraau is ontleend.
Als nu de oorsprong van beide namen
dezelfde is, dan begrijpen we niet, waar
om het eene woord met twee e's en het
andere met éene e wordt geschreven, ten
zij men aan den naam van het blad eene
gewijdere strekking wil geven.
Aanvankelijk scheen de toenmalige druk
ker van het blad toch ook de meening te
zijn toegedaan, dat de naam met twee e's
moest gespeld worden, wijl het woord, dat
uit één stuk in het hoofd van het blad
kwam te staan met twee e's was, doch
waarvan toen éene e is uitgezaagd.
Edoch, men zal begrijpen, dat het ons
hoegenaamd niet hindert of die naam met
éen of met twee e's in het blad staat ge
drukt en het zon evenmin de moeite waard
zijn daaraan ook maar één woord te wij
den, indien de redactie zelve niet zooveel
gewicht aan deze spelling hecht, dat een
zetfout, gelijk het in dezen is, door haar
werd beschouwd als een vergrijp, dat van
zeer weinig piëteit onzerzijds zou getui
gen.
Gelieft de redactie dat als zoodanig op
te nemen, dan zouden we, als het ons te
doen was, gelijk haar, om spijkers op
laag water te zoeken, niet evenveel, mis
schien met meer recht kunnen zeggen, dat
het van die redactie van nog veel minder
piëteit getuigt, wanneer ze de naam >Schaep-
man" in plaats van met ae, met twee a's
schrijlt, gelijk dit in het eerste van haar
binnenlandscbe berichten in het jongste
nummer voorkomt.
De naam van wijlen dezen grooten man
mag zeker wel aanspraak maken op eene
goede spelling en men zou mogen ver
wachten, dat een geloofsgenoot van dezen
algemeen lekende allerminst de naam foutief
zou schrijven.
Doch ter zake.
üe redactie van uZelandia" zegt, dat zij
ruimere opvattingen heeft ten opzichte van
het door ons gewraakte feit, dat in genoemd
blad de namen worden vermeld van hen,
die bij het overgangs-examen aan de R.
N. L. te Oostburg niet slaagden.
We gunnen haar gaarne die ruimere op
vattingen, die ze stellig er wel alleen op
zal nahouden.
En als ze dan werkelijk te dier zake
ruimere opvattingen heeft, dan verwondert
het ons, dat zij haren volijverigen corres-
152.
Eenige oogenblikken nog beschouwde
Richard de doodeljjke spanning in de trek
ken zijns tegenstanders, die tevergeefs
trachtte ze te beheerschen en toen ant
woordde hjj Nu ik u overtuigd heb, dat
gjj mjj onrechtvaardiglijk van onbeschei
denheid hebt beschuldigd, heer graaf, wil
ik geen kwaad met kwaad vergelden.
Magdalena keerde weder tot den eeni-
gen vriend, dien zij kon vinden, op het
armzalige kleine eiland, waarheen hij ge
bannen werd, toen zijne nasporingen naar
de verlorene lastig werden* Zij schonk
hem haar kind, en toen
En toen herhaalde de graaf met
bleeke lippen, toe Richard even zweeg.
Toen stierf zjj een zeer gewonen alle-
daagschen dood, heer graaf, zeide hij met
bittere ironie: zij stierf aan een gebroken
hart.
Herberts vreeselpke spanning loste zich
op in een verlichtendeu zuchtuitgeput
viel hij in een armstoel neder.
Het meest ontzettende was hem gespaard
gebleven, deze zekerheid was zoet, verge
leken bij de marteling der vorige minuten.
Met bliksemsnelheid overzag zijn zekere
blik de toekomst, nu lag zij licht en wol
kenloos aan gene zijde van het versche
graf.
Aan een gebroken hart, hernam hij zij
heeft dus het verlies van haren echtge
noot niet kunnen overleven
Neen, heer graaf, ten minste niet de
wijze, waarop zij hem verloor.
Had Richard een vraag verwacht, die hierop
betrekking had, zoo dwaalde hij. Herbert
liep er over heen.
Heeft zij erg geleden vroeg hij met
neergeslagen blik, maar nu weder volko
men meester van zijn toon.
Gruwzaam, hernam de schilder met,die
pe ontroering, laat mij niet- toeven bij de
ze herinnering, die mij onverbiddelijk maakt
tegen hem, die haar doodde, wreeder dan
een laffe moordenaar.
Hoe diep de indruk was dezer ure, hoe
kwellend de gedachten waren, die hem
bestormden, Herberts zelfzucht werkte er
zich reeds bovenop, hij kreeg, bij de ge
dachte, dat het gevaar geweken was, op
nieuw vertrouwen.
Ik weet niet, of er iets anders, iets er
gers voor de arme vrouw bestond, dan het
verlies van haren echtgenoot, hernam hij,
maar ik geloof het niet. Mijn vriend was
een voortreffelijk mensch. Maar wat het
ook moge zijn, waarvan gij hem aanklaagt,
hij is dood en daardoor uwe wraak ont
rukt.
Strak keek Richard hem aan. Gij weet
wellicht niet, dat ik hem gekend heb, ge
kend, zoo goed, dat ik hem niet voor schul
dig houden kan, maar hem vrijspreek van
alles, versta mij wel, heer graaf, van ie
dere verdenking, die tegen hem is gerezen,
zeide hij langzaam en op scherpen toon.
De doode heeft voor hem getuigd, niet te
gen hem en dit woord, zoo plechtig ge
sproken aan de grens eener andere wereld,
dit woord kan geen leugen zijn.
De graaf wierp een blik op de pendule,
die op den schoorsteenmantel stond en be
woog zich onrustig in zijn stoel.
Toen, als werd hij zich eerst nu be
wust van deze voorbedachte beweging, zei
de hij Gij moet het mij eenigszins tot-
geven, als ik den schijn aanneem van on
geduldig te zijn. Nog slechts acht en
veertig uren en dan is de tijd daar van
mijn huwelijk en mijne reis; ik heb nog
veel te doen en bovendien een samenkomst
afgesproken met mijne moeder en met m
ne bruid, die ik natuurlijk niet mag ver
zuimen. Laten wij dus. als het u goed
dunkt, de intieme aangelegenheden van