RRBSKENSC1E COURANT
Mij is de wrake.
No. 780.
Zaterdag 21 Maart 1903
12* Jaarg.
Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
het voormalig 4e district.
De kwestie van don dag
en nog- wat.
FEUILLETON.
ABONNEMENT.
Per 3 maanden ƒ0.DU, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55,
voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling.
Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen.
ADVERTENTIËN.
Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur.
Dit. blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bü den uitgever C. DIELEMAN te Breskens.
O
II.
Sprekende over de liberale partij, vloeit
daar als van.zelf uit voort, dat er nog
meer partijen zjjn. Nu, die zjjn er dan
ook we tellen er zoo wat een dozijn. De
anti-revolutionairen, de vrjj-anti-rev., de
christ.-hist. onder dr. de Visser, die onder
dr. Bronsveld en die onder ds. Iloedema-
ker, de R.-Katholieken, waaronder de con
servatieven en democraten, de liberalen,
waarvan de vooruitstrevende!), de conser
vatieven, die nu wel niet achteruitstreven
maar toch stilstaan en de vrijzinnige de
mocraten voorts de sociaal-democraten en
de partjj van Domela Nieuwenhuis, de
anarchisten.
Onder de anti-rev. treffen we ook demo
craten aan vóór dr. Kuyper aan de re
geering kwam was hij zeer democratisch.
Het vrij-anti-revolutionairisme is door
Lohman bij de laatste verkiezing losgelaten,
en heeft zich aangesloten by de groep-Kuy-
per.
De Chr.-Hist. partjj strijdend tegen Rome
heeft ook haar beginsel prijs gegeven en is
eveneens aangeland bij Kuyper.
De partjj-Hoedemaker kent niemand en
men begrijpt niet welk beginsel die heeft
misschien weet hij 't zelf niet.
De soc.-dem. belijden een beginsel, dat
ons van hen scheidt nl. de opheffing van
het privaat-bezit. Te dezen opzichte droo-
men zij van een heilstaat, die wellicht
nooit zal komen.
Mogelijk hebben velen te Amsterdam op
den soc.-dem. gestemd omdat de voorspie
geling van zulk een Staat velen toelacht.
Er zou echter geen grooter tyrannie
denkbaar zijn dan in dien Staat. Reeds
aan de kleine voorteekenen, die we aan
schouwen, is te zien, dat de soc.-dem. on
uitstaanbaar zijn met hun vrijheid. Spr.
is te veel voorstander van de persoonlijke
vrijheid dan zich in zoo'n staat te kun
nen schikken.
Als men een dubbeltje of een gulden
heeft en men kan zeggen, dat is het mjjne,
mijn eigendom, dan voelt men daar wat
voor. En nu zouden de soc.-dem willen
dat men alles in de gemeenschap oploste.
Men heeft de parlementair-soe.-dem.,
die in de Kamer voor hun ideën propa
ganda maken.
Vroeger gaf men daar niet om Hels-
dingen heeft eens gezegd, niet om een
stembiljet te geven. Maar tegenwoordig
maakt men wat beweging voor eene stem
ming en ijvert men voor algemeen stem
recht.
De richting-Doinela Nieuwenhuis be
doelt een regeeringlooze Staat. Hoe die
er zou moeten uitzien kon spr. zich niet
begrjjpen.
De vrijzinnig-democratische partij heeft
door hare afscheiding van de Liberale li
nie de vooruit8trevend-liberale partij zeer
verzwakt. We kunnen alle partijen ook
in twee deelen rangschikken, nl. links en
rechts.
De liberale partij heeft een schoon be
ginsel. Haar naam en geschiedenis datee
ren van 1819 voortgekomen uit de reac
tie der Fransche Revolutie beoogt zjj per
soonlijke en staatsburgerlijke vrijheid. De
partij die den naam van liberaal draagt
bedoelt naast gelijkheid voor de wet, ook
vrijheid van bedrijf, van godsdienst, van
drukpers, openbaarheid in het Staatsbeleid
en voornameljjk in het geldeljjk beheer.
Het liberale beginsel is een schoon begin
sel.
Deze party staat tusschen de socialisti
sche en de kerkelijke party.
Toch is het haar niet mogen gelukken
het roer van staat in handen te houden,
en heeft het in 1901 aan de kerkdijken
moeten overlaten, omdat ondanks Rome en
Dordt evenals Troelstra en Domela Nieu
wenhuis, eertjjds aartsvijanden, sints eeuwen
her met elkander in strjjd, zjjn samenge
gaan.
Tal van liberale boeren, welk laatste
woord voor velen al zeer goed op zijn
plaats was, zijn onder de leus »vóór of
tegen Christus" voor de anti-revolutionai
ren gewonnen.
Het kon niet langer geduld worden, dat
de rede richtsnoer voor het roer van staat
zou zjjn, maar de openbaring moest dat
worden.
En dat had ingang by het volk. Er is
tot de kiezers gezegd, dut het om hun
geloof te doen was en dat straks hunne
kerken zouden omver gehaald worden.
Nu, als er by het volk niets meer is
dat pakt, dan doet het toch zeker een leu
ze als deze, en wanneer men het zoo aan
legt om het op het gemoed te drukken,
dat het dierbaarste wat het heeft, het ge
loof, wordt aangerand, dan is men zeker
van zjjn succes.
De liberale regeering heeft moeten wij
ken om plaats te maken voor mannen van
de tegenovergestelde party.
Die overwinning is in vergaderingen be
zongen, zelfs met de woorden van Da Cos
ta »Zij zullen het niet hebben".
Wat, vroeg spr., zouden ze niet heb
ben Men was daarnaar erg nieuwsgie
rig-
Het eerste woord der nieuwe regeering
zou mitsdien opheldering geven.
Bij de opening dier nieuwe zitting sprak
H. M. de Koningin deze merkwaardige
woorden, woorden die toch rechtstreeks
van de regeering kwamen, »dat op de
christelijke grondslagen van ons volksle
ven zoude worden voortgebouwd."
Als nu op de christeljjke grondslagen
moet worden voortgebouwd, dan zou men
toch zeggen, dat die grondslagen nog zoo
slecht niet waren, en de regeering toch
nog zoo goddeloos niet was.
Eene latere verklaring, dat er nog wel
liberalen waren die met God en godsdienst
rekening hielden, was toen te Iaat, want
toen waren de verkiezingen afgeloopen.
Die troonrede bevatte voorts nog al wat
bslangrjjksen we wachtten op de dingen,
die komen zouden en hoe ze er zouden
uitzien.
Het was dan ook daarom dat er, nieuws
gierig als de Kamerleden zjjn uitgevallen,
bij het algemeen begrootingsdebat gevraagd
werd hoe dit en dat wel in mekaar zou
gezet worden.
En toen antwoordde dr. Kuyper, dat als
het kind er was en in de lange japon was
gestoken, het aan de Kamer zoude worden
149.
Herbert schikte zich met tegenzin dat
gene wat hij zoozeer geschuwd had, een
geduldig afwachten van de dingen die ko
men zouden, was het eenige, wat nu hem
restte.
Maar deze rust en lijdzaamheid, in plaats
van kalmeerend te werken op zijne ge
spannen zenuwen, verhoogde zjjne prikkel
baarheid tot den uitersten graad.
Het was een geluk voor hein, dat het
in orde brengen van het groote vermogen,
dat hem ten deel viel, eene tijdroovende
en tegelyk aangename bezigheid was, eene
bezigheid, welke hem dagelijks de over
tuiging schonk, dat een zorgeloos schitte
rend leven hem wachtte, zoodra de drei
gende wolken zouden zjjn voorbygetrokken,
de wolken, die nog zweefden boven zjjn
hoofd.
Volgens den wensch zjjner bruid, was
zjjn vaderljjk huis ingericht met al de
pracht, welke zjj beminde met al de lui
men en ideeën van een bodorven kind.
Duarover waren de eerste debatten en
verschillende meeningen ontstaan, waarbjj
zjj steeds als overwinnaar te voorschjjn
kwam, want Herbert zocht uit de hoog
gaande golven een haven, eer zich een on-
weder ontlastte
Twee dagen voor de bruiloft was het
huis gereed, het was schoongemaakt en
gezuiverd, meubels en kronen, kandelabres
en spiegels waren ontdaan van hunne be
schermende omhulsels, het jonge paar wil
de op de lange reis een volledigen indruk
medenemen van hunne toekomstige huise
lijkheid.
Herbert had juist zjjn eersten rondgang
gemaakt, had nog eenmaal alles bekeken
en onderzocht, daar lijj in den namiddag
zjjne bruid verwachtte vergezeld van zjjne
moeder.
Zooals hjj daar zat in zjjn kabinet, diep
in zjjn armstoel gedoken, onbespied en zich
zonder dwang overgevend aan zjjne stem
ming, scheen hjj merkbaar veranderd. Er
was iets vermoeids in zjjne onverschillige
houding, in de algeheele werkeloosheid,
waarin zjjne halfgeopende oogen heenblik-
ten over de courant, welke hjj in de hand
hield, en scherpe ljjnen om neus en mond
hadden op zjjne trekken den stempel ge
drukt der laatste weken en maanden.
Hjj zat in diepe gedachten verzonken en,
wat hem zelden gebeurde, die gedachten
dwaalden in het verleden. Het was toch
zoo natuurljjk, dat hjj eene vergeljjking
maakte. Hoe klein, hoe vertrouweljjk en
bescheiden was zjjn eerste tehuis geweest,
een tehuis dat hjj zich geschapen had in
stille verborgenheid en welk een gevoel
van dank eu geluk had die schoone vrouw
medegebracht, die vrouw, welke den drem
pel overschreed aan zjjne hand -
Slechts weinige eenvoudige kamers had
zjj bewoond, maar in zjjne herinnering
oefenden die kamers een onbeschrjjfeljjke
bekoring op hem uithet was hem, als
ware daar alles gebleven, wat de aarde te
schenken had aan glans en zonneschijn.
De lange rjj kamers, welke hjj hier
overzag in haar drukkende pracht van
stukadoorwerk en verguldsel, met hare
donkere gewerkte zjjden tapjjten, zjj scheen
hem ledig toe en koud. Hjj smachtte naar
dien zilverreinen lach, die hein eens had
verrukt, naar de zorgeloosheid van vroeger.
Berouw was het niet, dat hij gevoelde,
ook geen inedeljjden met de vrouw aan
welke hjj zoo zwaar gezondigd had.
Alleen onrust verteerde hem, alleen bit
tere toorn steeg in hem op, als hjj het
verleden vergeleek met het tegenwoordige
en zich herinnerde, dat hjj toen vrjjer ge
weest was en gelukkiger dan nu.
(Wordt vervolgd