Mij is de wrake.
No. 769.
Woensdag 11 Februari 1903.
12e Jaarg.
Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
het voormalig 4e district.
Bedenkelijk.
FEUILLETON.
ABONNEMENT.
Per 3 maanden yu.óO, franco per post door het geheele Kijk U.55,
voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling.
Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen.
ADVERTENTIËN.
Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur
Hit blad verschijnt elkrn Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIMLLMAV te Breskens.
De beëindiging der werkstaking van het
Spoorweg-personeel der vorige week heeft
tot tal van ontboezemingen aanleiding ge
geven.
Over het ineerciideel is de staking afge
keurd.
Niet alleen om de bedenkelijke gevol
gen, maar niet minder om het ongemoti
veerde van den oorsprong.
Want er is wel bijzonder gehamerd op
het aanbeeld der solidariteit, en op de toe
passing der verbondenen is de loftrompet
gestoken, maar tusscken vrijwillige en ge
dwongen solidariteit is nog een groot ver
schil.
En dat de vrije wil bij de houding vau
het Spoorweg personeel in het algemeen
zoo geheel onbevangen was, begint lang
zamerhand aar. het licht te treden.
Dat een oij uitstek verbroederende
geest heerschte, ten tijde dat de toestand
van het oogenblik op spoedeischende ver
gaderingen en in volle zalen werd uitge
legd en waaraan kleurige tafereelen wer
den toegevoegd over andere zakeu, die wel
met de staking niets uitstaande hadden,
doch uitstekend konden dienen om het ef
fect te vergrooten en de geest van verzet
aan te wakkeren, dat behoeft niets te ver
wonderen.
O, neen Immers men vindt nergens
meer een aandachtig gehoor dan daar waar
grieven breed worden uitgemeten en de
werkman wordt voorgesteld als het meest
misdeelde wezen op den aardbodem.
Daarmee stemt iedereen op zoo'n verga
ring in en in den roes dier schijnbaar niet
te wederleggen redeneeringen sluit men
zich aan en plaatst men zich schouder aan
schouder tot bestrijding van den gemeen-
schappelijken vijand het kapitaal.
Deze vijand is geen vijand, als er eene
betrekking open is. Dan zijn er legio
sollicitanten, die bij het vernemen der voor
waarden of verplichtingen, aan de vervul -
ling der betrekking verbonden, met alles
instemmen, en geene bepaling te bezwa
rend vin..en.
Neen, d;e komen eerst later. Nauwelijks
een paar weken aan de betrekking ver
bonden zynde, komen de klaagliederen van
Jeremia los en wordt om lotsverbetering
geroepen.
Geen grooter succes voor een volkslei
der meest in den zin van een leider
aan eigen band dan de ontevredenen
te atyven in hun weeklachten.
En het succes voor die leiders blijft even
min uit. Ze stijgen en worden meestal
geplaatst in baantjes, die loonend worden,
en waaraan ze zooveel ijver en lust opof
feren, dat het gewone handwerk aan den
kant woidt gedaan om zich uitsluitend toe
te leggen op de vervulling der betrekking,
in eeuig arbeiders-bestuur verkregen.
Zoo werken ze zich op tot in de hoofd
besturen, en worden langzamerhand man
nen van gezag in hunne kringen, welke
sommigen hunner eindelijk voert naar de
volksvertegenwoordiging, waaraan zoo'n
kapitalistisch jaargeld verbonden is, dat ze
de arbeid slechts bij naam meer kennen.
Maar daarover kunnen we thans niet
uitweiden.
Alleen hebben we ons de vraag wel eens
gesteld waar het heen zou moeten als er
geen kapitaal hoe ook gesmaad was.
Geen haudel en geen industrie.
Als het in deze reusachtige takken van
ons volksbestaan wat slap is en er dus
weinig verdiend wordt, dan wordt evenzeer
luide gejammerd, en zou men een eigen
dunkelijke nederlegging van den arbeid
onmogelijk achten. En toch hebben we
ervaren, dat in ons landje het verkeer voor
een groot deel stop is gmtet,
Het verbijsterende van dezen maatregel
moest wel het gevolg hebben, hetwelk ze
heeft gehad, nl. een toegeven aan de ei-
schen, al was het alleen om uit de onver
wachte impassen te geraken, waaruit men
hals over kop was aanbeland.
En had men nu eens niet toegegeven,
dan waren massa's gezinnen van hunne
broodwinning beroofd, aangenomen althans,
dat ze wegens hunne dienstweigering wa
ren ontslagen.
De nederlegging van den arbeid was
immers niets anders dan eene dienstwei
gering, en daarom is het vertrouwen in
het personeel geschokt.
Het gezag is verplaatst, ten minste naar
den schijn. Maar schijn of werkelijkheid,
het gezag kan nooit op de goede plaats
zijn, indien het berust bij hen, die geene
verantwoordelijkheid dragen.
En waar geene verantwoordelijkheid is,
is weinig of geen overleg, daar houdt men
maar alleen rekening met onmiddellijk door
tasten ten eigen bate; dat gaat zoo on
geveer machinaal er op of er onder.
Deze geschiedenis kan zich herhalen,
binnen korter of langer tijd.
Daaruit vloeit voort, dat deze belangrij
ke tak van dienst op losse schroeven is
gezet.
Zoo zou men meenen, dat het personeel
maar één belang te dienen heelt, n.l het
eigenbelang. Voelt ge wel hoe verkeerd
dat ishoe verkeerd tevens hunne leiders
hen hebben geleid, maar ook [hoe weinig
zelfstandig ze zijn voor de taak, waartoe
ze in de maatschappij geroepen zijn, on
danks het voldongen bewijs hunner soli
dariteit, daar waar het eigen belang be
trof?
We hebben bij de leiding van de land
bouwers in zake de bieten-cultuur ook wel
van die eigenaardigheden gezien
Ze mogen dit niet doen en dat niet
doen, maar als er bij slot van rekening
toch moest gehandeld worden, ja, dan kon
men niet zeggen wat ze wél moesten doen.
Zulke leidslieden brengen de genen, die
zich aan hunne leiding toevertrouwen op
paden die ze zelf niet kunnen, maar ook
niet behoeven te bewandelen.
Dat komt er veelal van als men zich
waagt op een gebied, waarop men niet
thuis is, en het «Schoenmaker, houdt
je bij je leest" niet in toepassing brengt.
Ondertusschen leven we in den roes der
Sociale wetgeving, voornamelijk in het be
lang van den werkman in het leven ge
roepen, en toch houdt de ontevredenheid
aan, ja men zon zeggen, dat ze vermeer
dert.
Het doet denken aan het spreekwoord
«Steekt men één vinger toe, dan wordt
138.
Voor de voorname jongeheeren was het
een grap, ik echter, beefde van smart.
Men moet den druk der armoede ken
nen, om mijne vertwijfeling te kunnen be
grijpen. Gij lacht niet, mijnheer Lenz, en
dat spreekt voor een goed hart Gij zult
het ook dan niet doen, als ik u zeg, dat
ik een luiden smartkreet slaakte.Maar mijn
jammerkreet vermeerderde slechts de vreug
de Laat u toch doopen, jood, spoedig
spoedig, doe een doopkleed aan, spring er
in, zeiden zij lachend en ik stond handen
wringend aan den oever.
Daar weerklonk opeens een stem achter
mij, nog hoor ik dio, mijnheer Lenz, zoo
troostvol klonk zij.
Wat is er toch Erich, wat is er met
den hond en met den jood
Ik hoop, dat ge heen slechte grappen
uithaalt.
Het was graaf Wolf en hij, tot wien hij
zich wendde, was zijn broeder, den lateren
opperjachtmeester, zooals ik naderhand
vernam.
Wat een goede haak wil worden, kromt
zich bij tijds, zeide de schilder spotachtig
lachend.
Dat zijn maar kleine trekken, mijnheer
Lenz, maar ik wilde niet den opperjacht
meester schilderen, maar graaf Woli. De
jongere broeder was buiten ziclizelven van
het lachen hij vertelde, wat er gebeurd
was en riep: Wees geen spelbreker, maar
bekijk de kostelijke figuur. Spreek haar
toe, want Israel schuwt den doop en doet
afstand, naar het schijnt, van de zaligma
kende kleeding.
Graaf Wolf antwoordde in het geheel
niet, hij riep alleen met krachtige stem
den hond en het dier, dat die stem kende,
zwom haastig op den oever toe. Dat was
een erbarmelijke grap, zeide hij toornig,
gij zijt uwen gouverneur nog in lang niet
ontwassen. Ik durfde het reusachtige dier
niet aanraken terwijl de jongeheeren la
chend heengingen, maakte graaf Wolf zel
ve den rok los, die op den kop van den
hond was vastgebonden en deed het door
natte buideltje open.
Tul het na, of u iets ontbreekt, zeide
hij, ik wil niet, dat gij de minste schade
lijdt.
Er ontbrak geen pfennig. Toen ik den
graaf bedankt had en mijnen rok weder
wilde aantrekken, viel Ovidius er uit. Het
buitenblad was er algeraakt en het titel
blad lag bloot.
De graaf las het met grenzenlooze ver
bazing, hij bekeek nu eens het boek, dan
weder mijn armoedig uiterlijk.
Is dat uw boek? vroeg hij. Ik beves
tigde het en hij vraagde met dezelfde ver
wondering Wie zijt ge dan toch, of wat
zijt ge geweest?
Deze herinnering aan lang vervlogen
tijden bracht mij de tranen in de oogen
ik vertelde hem in het kort, hoe ik ge
worden was, wat ik nu was, vanwaar ik
kwam en waarheen ik ging en hjj hoorde
mij aan met zichtbare deelnemino.
En ge wilt nu schrijver blijven vraag
de hij.
Ik moet, heer graaf, hernam ik, om te
studeeren heb ik geen geld, vaders zegen
is juist toereikend voor moeder.
Nu lachte hij, dat zijne witte tanden
zichtbaar werden. Wie weet, zeide hij,
misschien toch nog verder. Geef mij uw
adres en zeg mij, waar ik inlichtingen om
trent u kan inwinnen wellicht heeft die
kleine schrik goede gevolgen voor u.
Acht dagen later, nadat hij nauwkeurig
onderzoek gedaan had naar mijne vroegere
betrekkingen, kwam de jonge graaf, die
toen zelf nog studeerde, naar Buchwaldau.
Hij had een rijk moederlijk erfdeel te wach-