Mij is de wrake.
No. 750.
Woensdag 3 December 1902.
12e Jaarg.
Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
het voormalig 4e district.
Een Pensioen.
FEUILLETON.
ABONNEMENT.
Per ff maanden ƒ0.50, franco per post door liet geheele Rijk ƒ0.55,
voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling.
Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen.
ADYERTENTIË N.
Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Adverteutiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- cn Vrijdagavond bij den uitgever C. DIEEEH.A.V te Breskens.
o
De grootste zorg in de lagere standen
der Maatschappij, is die voor den ouden
dag.
En geen wonder.
Als een booze genius, als een zwart
spooksel, treedt de ouderdom, hoe gaarne
ook door velen begeerd, voor den geest
van elk werkman, van menigeen zelfs uit
den burgerstand.
Na een leven van strijd om het bestaan,
na jaren lang voor zich en zijn gezin ge
zwoegd te hebben, staat ten tijde dat men
een welverdiende rust na den arbeid zou
kunnen, ja zou behooreu te genieten, de
oude dag voor de deur als een schrikbeeld.
Dat is te zeggen voor die categorie van
meuschen, welke met het ophouden van
den arbeid ook het einde van hun inkom
sten tegemoet zien.
Er zijn er velen, vaste arbeiders, amb
tenaren in dienst van den staat, provincie,
gemeente of andere grootere en kleinere
lichamen, wier bron van inkomsten slechts
met een klein deel vermindert als hun ge
wone werkzaamheden ophouden.
Men zal begrepen hebben, dat we be
doelden, dat de een wel, de ander niet een
uitzicht heeft op pensioen bij het intreden
van den onden dag.
Niet aldus bij zoovelen, die met het ein
de van hun arbeid ook het einde van hun
ne inkomsten deswege zien.
Het begrip der'pensionneering is overi
gens niet van den laatsten tijd, alhoewel
het niet te ontkennen valt, dat de alge-
meene beweging om deze onder elks be
reik te brengen, nu juist niet van zulk
een ouden datum is.
Zij vormt een zeer belangrijk deel der
sociale quaestie en wijl deze vrij wel alle
staatkundige partijen in beslag heeft ge
nomen, is zij ook meer op den voorgrond
getreden.
Dat een pensioen een billijke zaak is,
kuunen we wel als vrij algemeen aan te
nemen beschouwen.
En toch wordt er weinig gedaan om
zich een pensioen te verzekeren.
Dat wil zeggen onder die klassen, wel
ke daartoe niet verplicht zijn.
Tal van ambtenaren, hetzij hooger- het
zij lager-geplaatsten, vormen zelve door
verplichte aftrek van een zeker bedrag van
hunne jaarwedde, de grondslag voor hun
later pensioen.
Is dat ook mogelijk onder de midden
stand, onder de arbeidende klasse
Dat is mogelijk, maar we zouden kun
nen zeggen, dat zulks alleen in bijzondere
gevallen mogelijk is.
Als een gezin weinig kinderen telt, dan
eischt de buishouding minder zorgen en
kan allicht iets afgezonderd worden in de
gevallen, dat zulk gezin schappelijk wordt
beheerd, dat het door zijne werkzaamhe
den een zekere mate van welstand geniet
en dat geene buitengewone uitgaven, als
daar vaak gevorderd worden voor ziekte
en andersints, die welstand ondermijnt.
Maar al is dat dan in zulk een ideaal ge
zin mogelijk, toch komt men daar minder
toe omdat de gelegenheid zich minder aan
biedt.
En ieder weet bovendien hoe het gaat
met vrijwillige bijdragen.
Maar hoe staat het nu in gezinnen van
de arbeidende klasse Kan daar wel iets
meer gedaan worden dan gedacht over een
pensioen, hoe aanlokkelijk het ook moge
zijn?
We zijn geneigd om te zeggen neen.
Voor dezen zal een pensioen, indien zij
zich dat zelf moeten verzekeren, wel tot
de vrome wenschen blijven behooren.
Een verplichting van hooger af schijnt
enkel in staat te zijn om aan deze toe
standen een einde te maken.
We hebben vroeger, in een artikel over
de leerplichtwet, gezegd, dat de rekening
van een arbeiders-gezin des te spoediger
gemaakt is, naar mate men daar verder
van af staat.
En inderdaad is dat zoo. Want waar
destijds over de werklieden pensionneering
schrijvende de Standaard zeide, dat de werk
man gemakkelijk een kwartje 's weeks kon
uitleggen om zich daarmede een pensioen
te verzekeren, dan geeft o. i. dit voldoen
de blijk er van, dat zij de toestanden van
den werkman in het algemeen volstrekt
niet kende. Mogelijk bedoelde zij de
stadswerkman, de fabriekarbeider, en dan
zeggen we, dat zij, die om hun eigen
taal te gebruiken, voor veel meer 's weeks
achter hun kiezen slaan aan sterken drank,
beslist veel meer dan een kwartje zouden
kunnen afzonderen, indien zij daaraan wat
minder offerden.
En dat zij het juist zijn, die het hardst
schreeuwen over onrechtvaardigheden, is
buiten kijf.
Maar voor de plattelands-arbeiders is in
vele gevallen een kwartje te veel.
Nu mag het daarentegen van die zijde
ook weer niet overdreven worden.
Want we herinneren ons zeer goed, dat
destijds, op eene algemeens vergadering
van een der Ziekenfondsen te Groede, waar
de pensionneering der leden ter sprake
kwam, werd gezegd dat zelfs vijf cent te
veel was voor een werkman.
Indien dat werkelijk het geval mocht
zijn, en dit door bewijzen mocht kunnen
gestaafd worden, dan zou men haast kun
nen zeggen, dat de werkman geheel af
hankelijk werd van de openbare liefdadig
heid.
Maar dat die stand zelfs dat niet zou
kunnen missen, kunnen we in een woord
niet gelooven.
Zonder nu te willen beweren, dat het
haar alleszins goed gaat, de bieten
campagne, die anders voor haar een twee.
de oogst is, is dit jaar zeer tegengevallen
meenen we niet te veel te zeggen, door
haar haar een zekere mate van welstand
toe te schrijven.
De woning, de kleeding, het voorkomen
en het kroost van den werkman, ongere
kend dat soort, hetwelk zich soms zoo
dwaas aanstelt als kwamen ze uit de woes
tijn, waar het zien van een mensch een
zeldzaamheid is, ziet er, over het alge
meen genomen, veel beter uit dan voor
heen, en als men eene omwandeling op
het platteland maakt, valt dit op.
Boven en behalve deze gunstige eigen
schappen, kan de werkman zich tot op
zekere hoogte nog eene mate van ontspan-
120.
Hij stak de verschillende rolletjes goud
in de zakken van zijn rok, terwijl hij het
aanbod van den bankier, om het goud bij
hem aan huis te laten brengen, afwees
met de opmerking, dat hij zijn rijtuig bij
zich had.
Maar hij reed niet naar huis. Op het
naastbij zijnde plein steeg hij uit, beval den
koetsier naar huis te rijden en eerst toen
die uit zijn oog verdwenen was, steeg hij
in een huurrijtuig cn noemde eene straat
in eene der voorsteden.
Nooit, gedurende zijne vierjarige eclit-
vereeniging, had hij dezen voorzorgsmaat
regel verzuimd, nooit had hij zijn geheim
aan een zijner bedienden prijsgegeven.
De woning, die bij den koetsier aap-
wees, was niet meer het lieve kleine huis
met het nette tuintje, waarin Magdalena
den eersten gelukkigen tijd harer liefde
had doorgebracht, dat hij zoo sierlijk voor
haar had ingericht. Was het berekening
van hem, was het de schuld zijner ontoe
reikende middelen, of lag het aan beiden,
dat zij reeds tweemaal van woning had
moeten verwisselen en telkenmale was de
ruil ongunstiger. Telkens ook had Her-
bert een andere streek uitgekozen en Mag
dalena was vreemdelinge in Londen als
op den eersten dag.
Zij had hem dezen morgen nog niet ge
wacht, diep zat zij over haar werk gebo
gen en slechts nu en dan viel haar oog
op het kind, dat spelend aan hare voeten
zat en door haar gepraat somwijlen een
helderen glans van geluk op haar gelaat
te voorschijn riep.
Een weinig bleeker was zij geworden en
iets magerder, de vroolijke kinderlach was
verdwenen uit hare trekken, maar de meer
ernstige uitdrukking ontnam haar niets
van hare schoonheid. Het gekrulde blon
de haar was kunsteloos weggestreken van
het edel gevormde voorhoofd en de een
voudige heldere huisjapon gaf haar iets
meisjesachtigs.
Ook de woning droeg een ander karak
ter dan voorheen en als men in Magda-
lena's verschijning de vroolijkheid miste,
die haar eens zoo onwederstaanbaar ge
maakt had, zoo ontbiak ook aan deze ka
mer veel van de sierlijkheid en bevallige
schoonheid, die haar de eerste woning
deed toeschijnen een klein paradijs te zijn.
Er was niet voor gezorgd, de ruimte
opnieuw te versieren de donkere muren,
door het licht der op het noorden gelegen
vensters flauw verhelderd, maakten een bij
na droevigen indruk, de vroolijke land
schappen, die haar vroeger woonvertrek
versierden, waren verdwenen, de elegante
meubels door meer eenvoudige vervangen
en de sierlijke kleinigheden, die tafels en
consoles getooid hadden, vonden hier geen
dragers.
Nochtans bemerkte men overal eene
schoonheidlievende handde witte gordij
nen in hunnen eenvoud, de bevallige schik
king der zorgvuldig netgehouden meubels,
de smaakvol geschikte bloemen in de net
te kleine vazen, die zich uit vroeger tijden
stoutmoedig hier een tehuis geschapen
hadden, dit alles sprak van de zorg om
aan het vertrek een vriendelijk, huiselijk
aanzien te geven. Het eenige wat overi
gens nog zijn plaats behield, was Magda-
lena's muziekinstrument, en het openge
slagen klavier bewees, dat zij het gebruik
te.
Zij had zelfs in den laatsten tijd, waar
in het haar in de gedachten gekomen was,
door les geven tot haar onderhoud bij te
dragen, vlijtiger gespeeld dan ooit te vo
ren, otn mogelijk verzuim in te halen en
deze nauwgezette plichtvervulling loonde
haar niet zelden, daar zij den kommer