BRESKEVSGHE COURANT Mij is de wrake. No. 744. Woensdag 12 November 1902. 12e Jaarg. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor bet voormalig 4e district. Binnenland. ABONNEMENT. Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55, voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling. Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. AD VERTENTIËN. Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIIXIDIAV te Breskens. Over »De toekomst onzer Suiker-indu strie" heelt Prof. Mr. J. baron D'Aulnis de Bourouill te Utrecht eene voordracht gehouden in eene vergadering van het De partement der Maatschappij van Nijverheid' en van de Utrechtsche Handels-Vereeni- g'n8- In het eerste gedeelte zijner rede besprak de hoogleeraar het behandelde op de laatst gehouden conferentie te Brussel, waarbij hij een overzicht gaf van de redenen, die geleid hebben tot het toekennen van de uitvoerpreiniën. Velen beschouwen de afschaffing der pre- micn als een zwaren slag voor de suiker industrie Spreker kan daarmede niet ge heel instemmen. In verhouding tot de fabrikanten in an dere landen van continentaal Europa bren gen de Nederlandsche fabrikanten het klein ste offer. De suikerindustrie hier te lan de gaat integendeel, naar sprekers meening, door de besluiten der te Brussel gesloten conventie niet achteruit, maar vooruit. Het is zeker waar, dat de fabrikanten zich op het oogenblik in onaangename toe standen bevinden De productie over de laatste vier jaren was als volgt. 1899—1960 5.380.000 ton- 1900—1901 5.888.000 1901—1902 6.683.000 190219u3 (verruoedelijk)5.324.000 Spreker besprak vervolgens uitvoerig de tusschen de suikerfabrikanten hier te laude gesloten overeenkomst, om dit jaar aan merkelijk minder te produceeren en hoe deze overeenkomst, door slecht weder, enz, in plaats van voordeelig, nadeelig voor de suikerindustrie is geweest, daar men zelfs kwam onder de hoeveelheid, benoodigd om het totaal bedrag der door 't Rijk beschik baar gestelde uitvoerpremie te ontvangen. Op verschillende gronden bestreed Prof. d'Aulnis de invoering van een surtaxe op suiker Hij achtte een dergelijke bevoor deeling ongemotiveerd, daar onze suiker industrie door de besluiten der Brusselsche conventie een goede toekomst tegemoet gaat. Na een korte pauze werd gelegenheid gegeven tot debat. Aan dit debat werd deelgenomen door de heeren Barbe, directeur der Westsui- ker-raffinaderij, te Amsterdam Rijkens, directeur der Utrechtsche Beetwortelsuiker fabriek, Hennequin en van Beuningen. De heer Barbe verklaart zich op ver schillende gronden tegen een invoerrecht op ruwe zoowel als geraffineerde suiker. De heer Barbe zegt een tegenstander van de surtaxe te zijn, zelfs al is die rem- boursable bij uitvoer. Ook is hij geen voorstander van uitvoerpremiën. De heer Rijkens gelooft, dat de Neder landsche suikerindustrie in de slechtste con ditie zal verkeereu bij den aanvang van den strijd en verdedigt daarna de surtaxe. De heer Hennequin vroeg o. a. sprekers meuning over een verlaging van den sui ker-accijns, terwijl de heer van Beuningen vraugt of Engeland dan geen concurrentie zal worden voor den bieteuverbouw. Prof. d'Aulnis zette daarna nogmaals uiteen, dat een surtaxe niet wenschelijk is en dat onze beetwortel-industrie met ver trouwen de toekomst tegemoet kan gaan. Verlaging van den accijns is meer een vraag van fiscalen aard. Na nog enkele vragen beantwoord te hebben, wordt de vergadering gesloten. Lotelingen van de lichting van 1903, die wenschen ingedeeld te worden bij een van de bereden korpsen, kunnen, voor zoo veel de beschikbare plaatsen dit toelaten, bij een korps naar hunne keuze worden ingedeeld, indien zij zich met een daartoe strekkend verzoekschrift wenden tot den Minister van Oorlog. In dat verzoekschrift behooren vermeld te wordende naam, de voornamen, het beroep en het duidelijk adres van den lo- teling, de gemeente waar hij voor de mi litie is ingeschreven en het lotingsnummer. Tevens verdient het aanbeveling, in het schrift op te geven, of, bijaldien de bij de bereden korpsen in te deelen lotelingen voor een deel niet dadelijk bij de inlijving in Maart in werkelijken dienst worden ge steld, doch tot September d. a. v. met ver lof worden gezonden, zoodanig verlof door den requestrant al dan niet wordt gewenscht. Het verzoekschrift behoeft niet op ge zegeld papier te worden gesteld en kan ongefrankeerd worden verzonden. Volgens art. 15 van het Kon. besluit van 24 April 1897 (St.il. no. 107) tot vaststelling van bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee moeten stoomvaar- tuigen en zeilvaartuigen van 20 ton (van 2.83 M3) bruto inhoud en daarboven, dus ook visschersvaartuigen, voorzien zijn van een deugdelijken misthoorn, «waarvan het geluid op werktuigelijke wijze wordt voort gebracht", en van eene goed geluidgeven de klok. Het is gebleken, dat visschersvaartuigen en kleinere koopvaardijschepen niet altijd voorzien zijn van zoodanige toestellen, in gericht volgens de wettelijke bepalingen, en dat met name aan boord van vele dier schepen een mondhoorn in plaats van een mechanischen misthoorn wordt gevoerd. De aandacht van belangstellenden wordt er op gevestigd, dat daardoor gehandeld wordt in strijd met de voorschriften ter voorkoming van aanvaringen op zee, het geen tot strafvervolging aanleiding kan geven. Bovendien kan niet of onvoldoen de naleving dier voorschriften, indien dien tengevolge eenig ongeval op zee heeft plaats gehad, belangrijke geldelijke schade aan den reeder veroorzaken. In den jongsten tijd werd herhaal delijk door iemand, die niet genoemd wil zijn, maar die het volle vertrouwen van 't Rijkslandbouwproefstation bezit, een mon ster meel bij die inrichting ingezonden dat volgens zijn mededeeling afkomstig is uit geheele waggonladingen en dienst moest doen om tusschen ander meel (tarwemeel bijv.) gemengd te worden. Bij onderzoek bleek het te bestaan uit gemalen gips. Het is zelfs voor iemand, die niet aan scheikunde heeft gedaan, zeer gemakkelijk een dergelijke vervalsching, die men nu denkelijk in allerlei meelsoorten voor men- schelijk gebruik of voor veevoeder zal aan- FEUILLETON. 114. Hem bleef geen keus, dan een geheel ander leven vol ontbering en beperking, een val van de hoogte in het niet der ar moede of een spoedige dood, die hem ze ker zou verlossen van ieder verwijt en van iedere vernedering. En uitstel Waartoe, daar het eind hetzelfde bleef en ieder oogn- blik komen kon. Hij wilde deelnemen aan de jacht slechts geen schandaal, had Herbert ge zegd en hij had gesproken uit het hart zijns vaders. Hij opende het venster en beval den koetsier, die reeds zijne paarden drenkte, den jachtwagen in te spannen» ging met vasten tred naar zijne g°»veerkast en koos langen tijd. Toen schelde hij zijnen jager, verlangde, daar na den dag van gisteren alles nog sliep, een eenvobdig ontbijt, kleedde zich en verliet de kamer, waarin hij zoo me nig gelukkig uur had gesleten en waarin hij ook den zwaarsten strijd zijns levens gestreden had. Voor de slaapkamer zijner vrouw had zijn voet getalmd. Zijn ge voel voor deze vrouw was naar evenredig heid een warm en sterk gevoel, het beste, wat hij had overgehouden uit een tijd, waarin naast zijn zucht tot genot nog een eenigszins liooger streven in hem woonde. Hij had haar zoo gaarne nog eens gezien, eer hij scheiddemaar even snel als de wensch^ kwam ook het overleg, dat hem waarschuwde. Het zou opzien kunnen ba ren, als hij, wat anders nooit gebeurde, haren morgenslaap stoorde, om afscheid te nemen voor zoo weinige uren. Hij ging voorbij, liet haar door den bediende zeg gen, dat hij ter jacht was gegaan, dat men hem aan tafel niet moest wachten en steeg bedaard in den gereedstaanden wagen. Het was tegen den middag, toen een der jagers op een moe afgejaagd paard den slothof van Tannensee opreed en de tij ding bracht van een ontzettend ongeluk. Door eene nog onopgehelderde onvoorzich tigheid had des opperjachtmeesters eigen geweer zich ontladen en hem in het hart getroffen. Toen op het gevallen schot een der naastbijzijnde, in het dichte struikge was verscholen jager toesnelde, vond hij den graaf, als ware hp nedergestort op zijn gelaat liggend, met het geweer onder zich. Nog eer men de tijding van het onge luk naar Tannensee had gezonden, had men een dokter gehaald, welke de over tuiging der jagers deelde, dat graaf Wan- gerloh dood was. Daarna werd een der heeren vooruitgezonden met de treurige boodschap. Graaf Herbert, voor wien zij bestemd was, trof men niet aan hij werd voor den avond niet tehuis verwacht. Hij had zich reeds des voormiddags naar het landgoed van den overleden generaal Von Vol be-, geven, waar diens kleindochter, onder be scherming harer vroegere gouvernante, den rouwtijd over haren grootvader in terug getrokkenheid doorbracht. De gravin moest de tijding hooren uit vreemden mond, en hoe versclioonend zij haar werd medegedeeld, zij vermoedde on middellijk de waarheid. Twee uren later werd het lijk van den opperjaebtmeester binnengebracht. Toen kwam ook Herbert, wien men een bode gezonden had. Hij alleen, van allen die rond het bed stonden, waarop de doode lag, bij alleen vermoedde, dat deze vrijwillig het leven verlaten had, het leven, dat hein geeue gunsten meer te bieden had. Geene 1 zelfs in dit oogenblik gevoelde Herbert zich verlicht, dat niet hjj het was, die ver-» leden dwaasheden te boeten had, dat voor hem het lot een uitweg had opengehouden,

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1902 | | pagina 1