BRESKENSCHE COURAIT Mij is de wrake. No. 740. Woensdag 29 October 1902. 12e Jaarg. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor het voormalig 4e district. FEUILLETON. ABONNEMENT. Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55, voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling. Bjj alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. ADVERTENTIE N. Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIBLBMAA' te Breskens. fiBMBBMTBRAAP VA\ SLl'fS. Zitting van 24 October. Voorzitter de heer J. H. Hennequin. Tegenwoordig 6 leden. Afwezig zonder kennisgeving de heer J. F. Maenhout. De notulen der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. I. Aan de orde is de gemeente-begroo ting voor 1903. De voorz. Wenscht iemand der leden over de begrooting in algemeene trekken het woord te voeren Zoo niet, dan zullen we haar artikelsgewijze behandelen en beginnen met de uitgaven, zooals het het reglement van orde aangeeft. (Die onderwerpen, welke geene wijzi ging hebben ondergaan, geene particnliere toelichting vereischten of waarover geene besprekingen plaats hadden, laten we uit den aard der zaak rusten. Red.) Straatverlichting geraamd ƒ590. De heer Sanders. Zou de uitgetrokken som voor de straatverlichting niet wat kun nen verhoogen en dan des nachts enkele lantaarns laten doorbranden. De voorz. Wenschelijk was het wel, maar het zal kostelijk zijn. De heer Sanders. Ik geloof niet dat dit zoo kostelijk is. 't Is natuurlijk de be doeling gedurende de donkere maan. Re kenen we, dat er 10 lantaarns blijven doorbranden, van 12 tot 6 uur, dat is 6 uur voor de 10 pitten en 1 ct. per uur en per pit, maakt 60 ets. per nacht. Ik hond het er voor dat we met ƒ30 verhooging kunnen volstaan. De heer De Bruijne. Als de heer San ders den post wil verhoogen, begin dan met 100, want met ƒ30 is het niets. De lantaarns branden gedurende 8 maanden tjjdens de donkers maan, neem dus aan dat dit 4 maanden wordt, dan krijgen we 120 nachten tegen 60 ets, is ƒ72. De voorz. In 1901 hebben de lantaarns een half uur langer gebrand, en dat ver hoogde de uitgaaf terstond met ruim ƒ37. De heer Stern. Ik vind het nog al erg, dat voor een enkele die 's nachts eens op straat moet zijn, er 10 lantaarns moeten blijven branden. Beter was het, dat ze vroeger werden ontstoken, niet vroeger in den avond, maar in het najaar, want op het laatst van Augustus worden de avon den langer en kan het al aardig donker zjjn, zonder dat de lantaarns branden. En bovendien wat zijn 10 lantaarns op al de straten. Ik geloof niet dat deze aan het doel zullen beantwoorden. De voorz. Het is toch gemakkelijk als men in de verte een lantaarn ziet, dan heeft men een vast punt. De heer Stern. Integendeel zijn die en kele lichtjes de grootste hindernissen. De heer De Meyer. Als men meer licht wenscht in de stad, zou het ook zeer noo- dig zijn een lantaarn aan het Sluisje te doen branden. Als het vroeger noodig was om haar te plaatsen, dan is dat nu nng evenzeer noodig. De heer Sanders. Ik heb met mijn voor stel de practische weg gevolgd door niet te veel te vragen vroeg ik er 20, dan kreeg ik wellicht mijn zin zeker niet. De voorz. Het getal lantaarns uitbrei den gaat niet omdat met de gasfabriek een contract is gesloten voor 45 stuks. De heer De Meijer. Ik meen ook niet aan het Sluisje een gaslantaarn te plaatsen maar een voor petroleum. De heer De Bruijne. De lantaarn aan het Sluisje is destijds op mijn voorstel daar geplaatst en is toen wel eens atge- keurd. Nil is hij er weg en nu zou men hem er willen hebben. Wat betreft het voorstel van den heer Sanders zie ik de noodzakelijkheid daarvan niet in. Er zijn zeer weinig gemeenten, waar men de lan taarns den ganschen nacht laat branden. In Aardenburg, waar men geen hoofdelij- ken omslag heft, kan men het als een soort van weelde beschouwen om de lantaarns des nachts te laten branden. De heer Stern. Ik heb de lantaarn op het Sluisje al wat dikwijls verwenscht toen hij er was, want het was altijd een mis leiding. De heer De Meijer. En ik heb het al dikwijls verwenscht dat hij weg is. 't Is bovendien nog een gevaarlijk punt aan Gevaerthet is daar altijd moeilijk om in dien draai te komen. Als men Sluis 's avonds uitgaat, dan is men opeens van uit het licht iu den donker. De heer Sanders. Ik heb het idee, dat ik handel in den geest der ingezetenen door dit voorstel te doen. Had ik dat niet, dan zou ik er niet aan denken meerdere kosten te veroorzaken. De voorz. Ik voel veel voor het voor stel van Sanders. Meer dan voor het idee van de Meijer. Alsdan zouden we nog wel een man moeten aanstellen voor éen lantaarn. We betalen nu ƒ500 vast aan de fabriek en daarvoor branden we 8 maan den de lantaarns. Branden we ze meer, dan betalen we ook meer. De heer De Bruijne. Het is niet voor het langer dan 8 maanden branden dat we meer betalen, maar voor de meerdere uren. Bovendien moet ik nog volhouden wat ik reeds meermalen heb gezegd, dat de lantaarns veel te vroeg branden. Het is nog volop dag als ze reeds branden. De voorz. De instructie zegt, dat de lantaarns te 6 uur brandende moeten zijn. Er zijn 45 stuks die moeten ontstoken worden. Het is niet mogelijk dat ze te 6 uur alle op eens tegelijk branden. Als dus de laatste is ontstoken, brandt de eer ste reeds geruimen tijd, maar anders kan dat niet. De heer De Bruijne. Als de 45e brandt is het nog niet donker. De lantaarns kun nen gemakkelijk een half uur later worden ontstoken en ze dan een halt uur later la ten branden. De heer Stern. Een kwartier later aan steken zou best kunnen. De lieer Sanders. Ik vind ook dat ze een half uur later kunnen worden ontsto ken. En verder zou men kunnen vragen aan den ontsteker wat hij meer moet hebben om even door te Ioopen naar het Sluisje om de lantaarn uit te doen. De heer Stern. We zouden dit ook af zonderlijk kunnen bespreken. De heer Xonncvij 11e. Ik zou wel eens willen weten uit welke bedoelingen dat 110. Het viel hem niet moeieljjk zijnen va der te overtuigen, dat het in 't oog val lend belang, hetwelk Theresa stelde in de navorschingen naar de voormalige gouver nante, eigenljjk op rekening van den schil- te brengen was, en dat eene wederaan- knooping der afgebroken betrekkingen na- bjj was, als graaf Wolf door Rubens be middeling in verbinding met den kandi daat kwam. Reeds de gedachte aan een medeminnaar tyns zoons hracht den opperjachtmeester het angstzweet op het voorhoofd hjj was, in zijne tegenwoordige gemoedsge steldheid, niet zoo dwaas, zelfs den klein sten vijand te verachten. Al te moeielijk viel het hem niet, zijne wenschen vervuld want zijne positie, die alleen in de oogen zijner schuldeischers af en toe zwak was geweest, werd in de hoogere kringen be schouwd als eene nog te hechter, dan dat eene voorspraak van hem de balans niet ver zou doen overslaan, waar bovendien protectie by te pas kwam en gewichtiger nog werd dit woord, waar het tegelijker tijd het belang van den directeur mede op het oog had. De kandidaat moet heeu, waarde Wan gen, bad de opperjachtmeester gezegd, in uw en in mjjn belang. Hjj heeft het nu eenmaal verstaan, Constantyn in opspraak te brengen en de afwezenden hebben on gelijk. De jongen is als mijn eigen kind hjj is de zoon uws overleden broeders doen wij alzoo wat in ons vermogen is. Schuiven wy zjjnen vjjand van de baan. Er zijn toch zoovele schapen, welke eeneu herder noodig hebben, geef hem eene pas torie, bescheiden genoeg, om zjjn over moed niet te doen groeien en ver genoeg, om te verhinderen, dat hij dagelijks com plotten smeedt met dien schoft van een jood. My verplicht ge daardoor persoon lijk deze noodlottige kandidaat met zijne eeuwigdurende klaagliederen en aanspra ken begint het mij en de mijnen recht las tig te maken. Dit was het korte onderhoud, voldoende om Werner Lenz de pastorie te verschaf fen, waarnaar hij reeds geruimen tijd ver langd had. Op een goeden morgen ont ving hjj zjjne benoeming tot zielverzorger eener arme visschersgemeente op een klein eiland aan de kust der Noordzee. Hjj was hierdoor ten hoogste verrast, want deze gunst kwam op een oogenblik, waarop hij het minst daarop gehoopt had, ja hij wist zelfs niet recht, of hij deze wending van zijn lot wel als een gunst kon beschouwen, of het vreugde zou zijn of mismoedigheid, welke ten slotte de overhand zoude hebben in den strijd zijner gevoelens. Maar zijn wakkep vriende lijk gemoed kende geen langdurig wanke len hij schaamde zich reeds over de kor te neerslachtigheid, welke hem had aange grepen, omdat men na zoo menige ver waarloozing en misleiding hem het kleine onbewoonbare eiland als werkkring had aangewezen deze eenzame afgelegen plek gronds waar hij, verstooten van alle om gang met gelijk ontwikkelde mensehen en beroofd van ieder geestelijk genot voor lang wellicht voor immer leven moest. Ja, hij schaamde zich; want moest niet juist zijn arbeid het hoogste zijn voor hem gaf men hem niet een wel klein, maar dankbaar veld te bearbeiden, was hij op dit arme eiland niet de eerste en eenige, helper en vader, onderwijzer en trooster, als hij het verstond de harten voor zich te winnen Mocht hij aan zichzelven deu ken, waar hij zooveel zegen brengen kon en alles leiden moest?; Een enkel oogenblik dacht hij er welis waar aan, hoe anders en hoe schooner het

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1902 | | pagina 1