Mij is de wrake!
Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor het
voormalig vierde District.
No. 678.
Woensdag 19 Maart 1902.
1P Jaarg.
Buitenland.
FEUILLETON.
O
en.
BRESKENSCHE COURANT.
ABONNEMENT.
Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55,
voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, bij vooruitbetaling.
Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen.
ADVERTENTIE N.
Van 1 tot en met 5 regels 25 cents elke gewone regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur.
Hit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIKLFJ.IV te Breskens.
Transvaal. Generaal De la Reij
heeft aan de Engelschen niet al
leen, maar aan de gansche we
reld, voor zoover ze aanspraak
maakt op den naam van Christen,
een les gegeven van de juiste toe
passing der christelijke beginselen
als na het lijden van den grooten
Meester, weinig of niet bekend is.
De la Rey dan heeft de door
hem gevangen genomen Lord Me-
thuen onvoorwaardelijk in vrijheid
gesteld.
En dat is een daad, die niet
met een enkel woord is te ken
schetsen.
Althans niet, wanneer niet alle
menscheljjk gevoel ie geweken,
geljjk bjj sommige redacteurs van
bladen uit het christelijk Enge
land, die zich niettemin in zeer
duivelscbe plunje vertoonen.
Zoo zjjn er boeven want
zulke loontrekkende dienaren voor
het uitspuwen van vuige laster,
kan men bezwaarlijk anders be
titelen durven nog beweren,
dat Methuen is vrij gelaten om
dat De la Reij geen weg met hem
wist.
Indien daarin eenige zweem van
waarheid was, dan zou men dat
aldus kunnen uitleggen, dat het
karakter van De la Reij zoo ver
ver verheven is boven dat van
brandstichters en moordenaars in
generaals-uniform, dat hij na hun
een behoorlijke les te hebben ge
lezen, zich hoe eer hoe spoediger
van zulke lui wenscht. te ontdoen.
Aangenomen, dat de gedachten-
gang aldus is, dan kunnen de
Engelschen daaruit allereerst zien,
dat er nog andere wegen zijn om
zich van vijanden te ontdoen, dan
hen gerechtelijk vermoorden.
.Vader, vergeef het hun, want
ze weten niet, wat ze doen", zal
ook wel de bede van De la Rey
geweest zijn, en de man heeft ge
ljjk
Kan men zich met juistheid de
beteekenis vaa De la Reg's daad
indenken
Den vijand, die op de allerlaag
ste wjjze te werk gaat om te
trachten een njjvere bevolking uit
te moorden, en om degenen, die
zulks willen voorkomen en daar
toe met een heiligen ijver strij
den, op de meest menschonteeren-
de wijze te tergen door hunne
vrouwen en kinderen op te slui
ten en te laten omkomen, door
mannen met dat heilig vuur van
het verzet bezield te fusileeren,
omdat ze door de meest partijdig
saamgestelde recht(?)banken schul
dig worden bevonden, dien vijand
zijn hoofdmannen terug te geven.
Het lijkt aan het ongelijmde.
Het heeft den schijn van iets bo-
ven-menscheljjks.
En dat is nu een staaltje van
echte christelijkheid.
Dat is heel wat anders, dan
met een schijnvroom gezicht te
loopen en ondertusschen op be-
driegelijke wijze »den Jan uit te
hangen", en wat dies meer zij.
Tal van menschen geven voor
christelijk te zijn, doch toonen
zeer weinig of in 't geheel niet
waarin dat bestaat, en zeker niet
tegenover hunne medeinenschen.
Voor de zoodanigen is de daad
van De la Reij een zeer wijze les,
die ze met succes kunnen toepas
sen op zich zelf.
Hoevelen toch zijn er niet, die
in hun aller-christelijkst gevoel
anderen als het ware hunne be
ginselen en begrippen, zoo die
niet met de hunne overeenstem
men, als uit den booze beschou
wen.
Zij bejegenen dezulken dan ook
als zoodanig, niet door hen tot
zich te trekken, maar door hen
van zich af te stooten en laag op
dezen neer te zien.
De barmhartigheid is bij velen
in een zeer klein hoekje te zoe
ken, zoodat ze bijna niet te vin
den is.
Voor zulke christelijke beginse
len wordt in den regel weinig
eerbied betoond. Fanatisme doet
der christelijkheid meer kwaad dan
goed en in den regel is de af
keer voor zoogenaamde naam-chris-
telijken eigen schuld omdat ze
wel meenen de echt-christelijke
beginselen te kennen, doch blijk
geven die juist niet te kennen,
minder in toepassing te brengen.
Vandaar een deel der vijandige
houding tegenover de Engelschen,
die er een christelijkheid op na
houden waar Mammon de god is,
die Chamberlain c. s. tot aposte
len heeft.
Maar of men nu Engelsch of
wat anders is, als de christelijk
heid gebruikt wordt als vlag om
alles te mogen uithalen wat nu
juist minder christelijk is, dan is
het .Vader vergeef het bun, want
ze weten niet wat ze doen" ook
op dezen van toepassing.
Dat deel der Engelschen, het
welk de Boeren voor rebellen en
struikroovers heeft gescholden, zal
nu voor de zooveelste maal op zijn
neus gekeken hebben, dat in de
zen leider van zulke rebellen meer
menschelijkbeid zit dan in al de
aanleggers van den oorlog te za-
men.
Als De la Reij Methuen had
doen doodschieten, dan was nog
niets onmenschelijks of onwettigs
gebeurd, want ook deze generaal
heeft hoeven verbrand en wie weet
wat al meer op zijn geweten.
Nu zal de Engelsche regeering
naar gemeld wordt, deze edelmoe
dige daad van De la Reij niet
beloonen door een der gevangen
lloerenleiders los te laten, maar
dat door een andere klinkende
daad vergelden.
We zijn benieuwd welke klin
kende daad dat- zal zijn. De on
af hankelijksheidsverklaring soms.
Veel klinkeuds zal Engeland ove
rigens niet kunnen doen. Want
wat ze doet zal niet anders kun
nen zijn dan het toekenuen van
een recht dat den Boeren volko
men toekomt. Afwachten is dus
de boodschap.
Laten we bij deze gelegenheid
nog eens volgen wat door den
Britscheu Staatsman John Morleij
is gezegd in eene redevoering te
Manchester gehouden en waarin
hij de Britsche nederlaag te Twee-
48.
Hjj reikte den procureur met
een hartelijken en vriendelijken
blik ds hand, die deze greep, eer
biedig en verheugd tegeljjk.
Ik wil u niet verhelen, sprak
de graaf na eenigen tjjd, dat de
u zoo vreemd voorkomende deel
neming in het lot tnjjner familie
eerst opnieuw is opgewekt door
een ander grooter belang, hetwelk
ik stel in eenige personen, die in
betrekking tot Tannensee staan.
Er woont op het kasteel een
jong meisje, de gouvernante van
mijne kleine nicht, in welke ik
levendig belang stel weet gjj
iets van haar en van hare om
standigheden
De procureur keek verrast op,
zijne verstandige oogen vestigden
zich uitvorschend op het gelaat
van den graaf. Zij moet zeer
schoon zjjn en erg bestórmd wor
den door jonge en oude cavaliers,
hernam bij, een nieuw aantrek-
kingspunt voor het grafelijk huis.
Anders werden de bezoekers bijna
jaarljjks verrast met nieuwe ver
bouwingen, veranderingen in den
tuin, kamerdecoraties, ditmaal met
eene jonge schoone gouvernante.
Ik verlang minder te weten,
wat zij voor de familie, dan wat
de familie voor haar is, hernam
graaf Wangerloh, maar daarover
zult gjj mjj geen inlichting kun
nen geven.
Misschien wel, zeide de procu
reur. Het gerucht zegt, dat zjj
verloofd is met dokter Wangen,
die zich tegenwoordig op Tan
nensee bevindt.
Onmogelijk, viel de graaf uit.
Ach, heer graaf, dit woord be
staat niet in de jaarboeken der
huwelijksgeschiedenissen, heraam
de procureur met een lichten
zucht. Daarbij beleeft men het
wonderbaarste en bij deze partij
is niet eens iets opvallends. De
heer opperwachtmeester spreekt,
naar ik hoor, hel gerucht slechts
tegen met een gelaat, dat even
goed eene bevestiging kan uit
drukken.
En toch is het ongeloof baar,
hield de graaf vol. Ik heb van
een andere diepe neiging van dok
ter Wangen de zekerste bewijzen
en houd hem voor iemand met
een standvastig, degelijk karakter.
Zou ik mjj zoo in hem vergist
hebben
De heer Ruben haalde de schou
ders op. Men moet steeds de in
vloeden in acht nemen, onder
welke hij is opgevoed en tot man
geworden. Als kr.aap reeds be
vond hij zich in eene moeilijke
positie en menig man zoude er
niet tegen opgewassen zjjn, om
volkomen waar en standvastig en
trouw daaruit te voorschijn te tre
den. Hij heeft voorbeelden van
lichtzinnigheid en wispelturigheid
genoeg gezien in de omstandig
heden waarin hjj heeft geleefd.
De graaf ging peinzend de ka
mer op en neder. Dat zou mij
leed doen, oprechtDe man, die
op de liefde der jonge dame ver
trouwt, ik weet niet met hoeveel
of hoe weinig recht, ligt mij zeer
na aan het hart en het is om
zijnen en niet om harentwille, dat
ïuij die zaak zoo ter harte gaat.
Denkt gij in staat te zijn nadere
en voor ieder verborgene inlich
tingen te kunnen inwinnen
Ik hoop u daarin van dienst te
kunnen zijn, heer graaf. Een fa
milie-lid of pleegbroeder der jon
ge dame, een candidaat in de theo
logie, genaamd Lenz, is een ken
nis van onsik denk, dat het
niet al te moeilijk zal zijn, dat
gene te vernemen, wat gij wenscht
te weten.
Graaf Wangerloh staakte ver
rast zjjne wandeling door de ka
mer. Dat is eene merkwaardige
samenloop, hij is de broeder van
hem, wiens wel en wee mij zoo
na aan het harte ligt. De jonge
man ik bid u, vergeet dit niet,
Ruben mag volstrekt niets
hiervan weten. Hg behoeft mjj-
nen naam niet te kennen, noch te
weten dat ik hier ben. Maar laat