Kim aai 't woorfl.
[en familiegeschiedenis.
Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor het
voormalig vierde District.
No. 621.
Zaterdag' 31 Augustus 1901.
10e Jaarg.
^FEUILLETON.
B B fi S K E !V S CIIE 0 U IS A
ABONNEMENT.
Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55,
voor België ƒ0.025, voor Amerika ƒ0.828, bij vooruitbetaling.
Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen.
ADVERTENTIËN.
Van 1 tot en met 4 regels 20 cents elke gewone regel meer 4 cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement, lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur.
Ilit blad verschijnt eiken llinsilair- en Vrijdagavond bij den uitgever C. I>IF,LEIIA\ te Itreskens.
o
I.
Iemand van de Daily Telegraph,
een Engelsch dagblad, heeft een
langdurig onderhoud gehad met
president Kruger, 't welk we hier,
om de belangrijkheid wille in zijn
geheel plaatsen.
Eerst werd gesproken over het
inteinationaal recht. Kruger merk
te opInternationale wetteloos
heid ware verkieslijker.
De man van de Daily Telegraph
die toch iets moest zeggen, meen
de dat de toestand in den laatsten
tijd veranderd was. Niets is ver
anderd, behalve de houding van
de Brilsche Regeering, antwoordde
Kruger, niets, niets.
Wij volgen heden nog de tac
tiek, die wij volgden in deij aan
vang. Toen hebt gij dat militai
re tactiek genoemd, nn noemt gij
het ongeregeld oorlogvoeren. Het
is de tactiek van wie zich verde
digt. Dat is altijd zoo geweest.
Wjj verdedigen ons land en ge
bruiken daartoe de meest doeltref
fende middelen. Dat wordt door
militaire deskundigen toegegeven.
Het Engelsche volk zou in onze
plaats hetzelfde doen. Wat zoudt
gij doen en zeggen, indien uw
wettige tegenstand niet alleen een
overweldigende overmacht ont
moette, maar daarenboven als re
bellie gebrandmerkt werd
D» krantenman, vroeg wat de
President dacht van de drijfveer
tot het uitvaardigen der laatste
proclamatie, Kruger liet hem niet
uitspreken en viel in Ik kan
geen drijfveeren beoordeelen. Dat
zal God doen, die de harten on
derzoekt. Alleen daden kunnen
door de raenschen beoordeeld wor
den. De daden waarover wij ons
beklagen, zijn onderzocht door de
wereld, en de wereld zal ze naar
waarde schatten, heeft ze reeds
veroordeeld.
Van de inneming van Bloem
fontein af hebben de Engelschen
het wetboek van het volkenrecht
vertrapt. Zij hebben onze hoeven
verbrand, onze gezinnen verstrooid,
ons zelf als misdadigers behan
deld. Uwe bladen juichen vaak
over de aanhouding van transpor
ten, levensmiddelen, van vee.
Dat klinkt dan als een deel van
het oorlogvoeren. Maar inderdaad
is het heel iets anders. Onze troe
pen te velde hebben geen com
missariaat zij leven van de hand
in den tand. Niet voor hen wor
den levensmiddelen rondgezonden;
de meeste transporten die nu ge
pakt worden, bevatten voedsel voor
de vrouwen en kinderen.
Men staat, wanneer men het
onderhoud leest, verbaasd over de
kracht en de juistheid van taal,
waarmee Kruger sprak en de vra
gen van den Engelschman beant
woordde.
Gevraagd weid, of de oorlog
nog kon beschouwd worden als
een geregelde oorlog. Geen ge
regelde oorlog, sprak de President
verontwaardigd. Wat is dan een
geregelde oorlog Zal dat nieu -
we beginsel toegepast worden tot
in zijn uiterste gevolgtrekkingen
Zoo ja, wat is het kleinste getal
strijders, dat voor een geregelden
oorlog noodig is
Wat voor oorlogen, in de ge
schiedenis ooit gestreden door een
dapper volk voor zijn onaf hanke -
lijkheid zou geregeld genoemd
worden, naar dien nieuwen maat
staf gemeten Ons aantal is
waarlijk klein, maar het is nooit
zeer groot geweest, dat is het tra
gische in deze worsteling. Het is
nu nog kleiner dan het was dat
is de krijgskans. Buitendien, hoe
klein onze macht ook is, wij zijn
nog gedwongen geworden, haar
te verdeelen, om tegenstand te
bieden aan den vijand, die zijn
machtig leger verdeeld heeft in
afdeelingen, over het geheele land
verspreid. Dat is een onvermij
delijke maatregel, en uit een mi
litair oogpunt onaantastbaar.
Want al wat feitelijk tot den
geregelden oorlog noodig is, wordt
in onzen strijd heden ten dage
nog gevonden, juist even goed als
in het begin.
Onze soldaten worden aange
voerd door officieren, de officieren
worden geleid door generaals
alles in een woord, geschiedt over
eenkomstig de strengste regels van
geregeld oorlogvoeren, ja van be
schaafd oorlogvoeren, en de uit
komst bewijst wat ik zeg.
Waren onze overwinningen bij
Bronkersspruit of Vlakfontein on
geregeld? Werden de veertien
krijgsgevangenen, in het begin van
deze week, ongeregeld gemaakt
Neen, de oorlog is even gere
geld als eenige strijd geweest is,
die ooit door een dapper volk dat
voor zijn vrijheid vocht, gevoerd
is, en niemand weet dat beter dan
het leger dat tegen ons strijdt.
Op de vraag of de meerderheid
der Boeren dan niet den vrede
wilde, antwoordde Kruger Als
ik dat toegaf zou de proclamatie
zelf mij tegenspreken, evenzeer als
de feiten.
De proclamatie dreigt met ver
banning der leden onzer regeering
en de officieren van ons leger.
Er bestaat dus een geregeld ra
derwerk van bestuur en een ge
regeld leger, zelfs in de oogen van
de stellers van dat stuk.
Wat kan ook de theorie van
bandieten en wetteloosheid voor
steun vinden?
De waarheid is, en gij weet het,
dat onze officieren hun mannen in
de hand hebben, evenals onze re
geering haar volk nog leidt.
Indien wij nog strijders genoeg
te velde hebben om een groot le
ger bezig te houden, en indien er
zoovelen een ellendig bestaan als
krijgsgevangenen leiden, hoe kan
men dan zeggen, dat de meerder
heid onzer burgers in vrede leeft,
onder het toezicht der Engelsche
troepen of zoo graag den strijd
zou eindigen.
Neen, neen, wij hadden niets
liever gewild dan den strijd ont
wijken en te houden wat te hou
den was, door een eervolle schik
king, maar wij zijn thans even
zeer bereid om ons alle opofferin
gen te getroosten, die een inensch
66.
Hij heeft ons heel wat moei
te veroorzaakt en dan zou men
denken beleefd behandeld te wor
den door hen, die voordeel hebben
bij de gevangenneming van zoo'n
schavuit. Toch verwondert het
my, meneer, hoe hij nog zoo lang
uit onze handen is kunnen blijven.
Ik had hem gistermorgen te Bel
Mat al kunnen pakken, als ik toen
Haar zeker van mijn zaak was
geweest. Maar ik ben hem ge
bigd naar Engeland en hi) wist
dat ik hem volgde en verdraaid 1
gisteravond te Fleetwood ontsnap
te hÜ mjj haast. Te Londen vond
ik van morgen zijn spoor weder.
Ik dacht, dat hij naar het vaste
land wilde overstekenmaar hij
ging hier heen en
Hij zweeg; want sir George had
het hoofd opgeheven en zag den
man oplettend aan.
U zei daar, gister te Fleet
wood en van morgen te Londen
De politiebeambte lachte. Dit
hooge en verwaande heertje wilde
nu toch wel opletten. Ja, dat is
zoo en ik heb in de laatste acht
enveertig uren geen oog dicht ge
daan.
Hoort ge, wat die man zegt,
Clara
Ja, antwoordde zij, van wien
spreekt hij
Van Matthew Baring, hij
verklaarde, dat hij hem van mor
gen te Louden weer op het spoor
kwam.
Dat is onmogelijk, riep Cla
ra, want vader bracht den nacht
hier in huis door en kwam reeds
gister.
De gevangene, miss? riep
nu de politiebeambte, op zijne
beurt verbaasd, ten minste de man,
dien ik arresteerde, als verdacht,
voegde hij er bij, nu wat vrien
delijker, toen hij dat bleeke en
ontstelde gelaat zag.
Ja, mijn vader.
U vergist zich, het spijt me,
dat ik het zeggen moetmaar u
vergist zich. Ik en mijn makker
volgden den man van Belfast naar
Fleetwood, van Fleetwood naar
Londen en van Londen naar hier.
Dan hebt ge u in den man
vergist, meneer, riep sir George.
Maar de politiebeambte lachte
en zeide
Daar doe je nu niet goed
aan. Dat zal het ten slotte voor
hem allemaal erger maken. Ik ben
twintig jaar iu mijn beroep, me
neer, en weet zeer goed, wat ik
doe.
En zeg u, dat gij u vergist
heb, zeide George al peinzend
want ook hij verlangde dit te
doorgronden, en als gij u w persoon
van morgen tot hiertoe zijt ge
volgd, dan is hij u ontsnapt en
ge hebt een onschuldig man ge
arresteerd.
Ik zeg u, dat ge daar niet
goed aan doet, zeide de politie
beambte nogmaals. Ik zag zijn
gelaat minstens tienmaal en daarin
kan men zich toch onmogelijk
vergissen Vindt ge hier niets,
sergeant? zeide hij tot den man,
die alles had doorzocht. Goeden
dag dan, meneer en miss. De
volgende deur, sergeant
Goed.
Zoodra George en Clara al
leen waren, stond de laatste haas
tig op en wilde spreken doch
George was haar voor.
Een woord, Clara, denk maar
niet aan die mannen, een woord
en daarvan hangt veel af. Toen
ge van avond bij Lexton in de
kamer waart, kwam uw vader in
mijne kamer en uit zijn ernstigen
blik en rondborstige vragen wilde
ik gelooven, dat bij onschuldig
was, tegen mijne overtuiging in,
tegen alles in, wat in dien vree-
selijken nacht gebeurde. Ik wil
de gelooven, dat hij onschuldig
wasmaar de stem van den ar
men Maurits, die zooveel geleden
had, verdreef die gedachten van
medelijden en vertrronwen toch
komt er iets in mijn geheugen,
wat uw vader zeide. Hij zeide 't -
nauwelijks hoorbaarhet was om.