laat Een familiegeschiedenis, Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor het voormalig vierde District. No. 606. Woensdag 10 Juli 1901. 10c Jaarg FEUILLETON. BRESKENSCIIE COURANT. ABONNEMENT. Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55, voor België 0.Ü25, voor Amerika ƒ0.828, bij vooruitbetaling. Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. ADVERT ENTIËN. Van 1 tot en met 4 regels 20 cents elke gewone regel meer 4 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur. Itit Itlud verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. IMKMDI W te Breskeus. O Als dit nummer onder de oogen onzer lezers komt is de stembus alleszins gesloten, en is overal het pleit, voor zooverre geene herstem ming uoodig is, beslist. Het kiezerscorps heeft waarlijk een drukke tijd achter den rug. Voor alle Bestuurscolleges die aan ie publieke controle onderworpen zijn, is gestemd moeten worden Men weet het, dat met de nieu we wijze van stemmen andere toestanden in het leven zijn ge roepen, die tot meer aaneenslui ting aanleiding geven. Zoo ziet men op staatkundig ge bied vereenigingen tot stand ko men, die de voorbereiding van verkiezingen op zich nemen. Want tegenwoordig gaat aan elke verkiezing eene voorbereiding vooraf, die vroeger niet in dien vorm noodig was, doch die thans een olficiëel karakter draagt. We bedoelen de candidaatstelling. En we willen daaraan een en kel woord in het algemeen wij den. Voorheen moest voor elke ver kiezing gestemd worden. Indien in eeue periodieke afl re ding of eene vacature moest voor zien worden, kreeg men een stem briefje thuis waarop men de na men van de mannen zijner keuze invulde. Indien deze of gene in zijn brein kreeg om iemand op welke wijze dan ook aan te bevelen, dan kon hij zulks op de meest anonieme wijze doen, zonder dat er een haan naar kraaide. Tegenwoordig is dat niet meer geldig. Als er eene verkiezing plaats heeft voor welke corporatie ook, moet te voren eene lijst ingele verd worden bij den voorzitter van een stembureau, waarop voorko men een ot meer namen van per sonen, die men wenscht candidaat te stellen, doch op die ééne lijst in geen geval meer namen dan er plaatsen te vervullen zijn. Boven dien moet die lijst een bij de wet vastgesteld getal handteekeningen bevatten van hen, die bevoegd ziju aan de stemming, waarvoor die lijst moet dienen, deel te ne men. Nu is het veelal wel niet moei lijk om een zeker aantal handtee keningen op zoo'n lijst te krijgen, maar toch stuit men niet zelden op moeilijkheden, die, uit den aard der zaak, bezwaarlijk uit den weg te ruimen zijn, en die zich vooral bij verkiezingen voor ge meenteraadsleden kunnen voordoen. Men stoot niet gaarne den een voor het hoofd door den ander te caudideeren, en soms deinst men nog terug om zijn naam op een lijst te plaatsen tegenover deze of gene invloedrijk man, die zijn adhaesie betuigde aan een andere candidatuur. Dergelijke bezwaren doen zich maar al te veel voor en kunnen oorzaak zijn van een soort van stagnatie in het maatschappelijk raderwerk, al bekommert men zich daarover meesttijds weinig. Maar daartegenover staat ook weer, dat verrassingen bij zoo'n candidaatstelling niet zijn uitge sloten, bijv. dat door gebrek aan onderling overleg of verzuim ter goeder trouw dit of dat aftredend lid buiten beschouwing zou blij ven. Als voorbeeld willen we aanhalen dat, indien we op zulk een mo gelijk geval bij de jongste candi daatstelling voor den raad in on ze gemeente niet attent waren ge maakt, de kans had bestaan dat een der aftredendeuals gevolg van de onnadenkendheid, wegens niet-candidaatstelling zou gevallen zijn. Zonder eenigszins te willen te kort doen aan hel recht van elk kiezer om een tegencandidaat te stellen, ot iets te willen afdingen op de meerdere of mindere ge schiktheid van den persoon die als tegen-candidaat zou gesteld wor den, hebben we geen oogenblik geaarzeld om een lijst te doen cir- culeeren ter candideering van de beide aftredende leden. En we hebben dat gedaan in de volle overtuiging van het meest billijke daarvan, wijl daardoor aan de eerste eisch van de publieke controle wordt voldaan. Het is eeii onmiskenbaar recht dat de afgevaardigde heeft, mede deel te kunnen nemen aan de uitspraak die de kiezers zullen doen. Dat recht hebben we afge zien van alle bijkomende omstan digheden een der aftredenden, die niet op de andere lijst voor komt, verschaft, doch niet aUeen hèm, maar ook den kiezers in het algemeen, die om welke rede nen dan ook niet teekenen op eene of andere lijst en toch ten volle gebruik willen maken van hun kiesrecht en dus mede uit spraak willen doen over de pu blieke handelingen van een afge vaardigde. Het is misschien velen niet be kend, dat in de zittingen van de Provinciale Staten en de Staten- Generaal voor elk voorstel of el ke motie, uit den boezem der ver gadering voortkomende, een zeke re sleun van enkele leden moet zijn, wil dit in behandeling kun nen komen. Blijkt in zoo'n ge val dat niemand er voor is dat zij behandeld zal worden, dan wordt op de desbetreffende vraag een ontkennend antwoord in den vorm van een stilzwijgen ge geven, doch afgescheiden van het feit of men vóór of tegen het voorstel of wat ook, is, kar, men aan den voorsteller zooveel recht doen wedervaren, dat men instemt met het recht tot behandeling. Een ondersteuning ten dezen is dus volstrekt niet altijd eene sym pathie-betuiging. In denzelfden geest zou men eene candidaatstelling kunnen be schouwen en zou het dus, gesteld eens, dat men iemand candidaat wilde stellen, doch waarvoor, ge lijk we reeds aantoonden het be zwaarlijk gaat een voldoend aan tal handteekeningen te verkrijgen, 51. Daar werd ik eensklaps naar en in de duisternis gevoerd, want het water was een of anderen onder- aardschen gang ingestroomd, die toegang gaf tot eene rots, gevuld met ondiep water, waarin ik mij zeiven als 't ware levend terug vond. Mijn hoofd kwam boven het water uit, dat rond mij stroom de. Ik geloof niet, dat ik van a f mjjn val eene halve seconde bui ten kennis was geweest. Ik tracht te mij op te richten en rond mjj te zien. Er was eene donkera massa boven mijn hoofd, die, zoo als ik wist, de hemel niet was en door eene opening aan weerszij den van dien onderaardschon door gang kwam licht, licht van de wereld bjj nachtmaar toch ge noeg om mij de meest fantasti sche vormen te doen onderschei den op den rotswand boven mij, alsof het een tooverpaleis ware, George, dat ik op bet tooneel eens heb gezien, toen ik nog een knaap was Alles met schitterende druip steen-vormen. Ik trachtte te spre ken maar schrikte van mijne ei gene stem, want de echo kwam terug als de donder Ik ge wende echter aan de plaats en kon toen hier en daar rotsblokken zien liggen, waar de stroom tus- schen door spoelde, en dan aan het andere eind de rotsholte weer verliet, na een spookachtig ge- druisch te hebben veroorzaakt. In weinige minuten was ik steenkoud gewordende plaats scheen mij donkerder en het dak minder schijnsel gevendzelfs het stroomende water scheen min der geweld te maken of ik was er aan gewoon geraakt. Ik begon te voelen, dat ik op onderscheide ne plaatsen gekwetst wasmijn hoofd en armen deden zeer en waren jammerlijk gekneusd, want het water was hoe langer hoe on dieper geworden, terwijl het mij medesleurde en ik was herhaalde malen tegen de rotsen geslingerd. Ik begon mij af te vragen hoe alles zou afloopen, George, en be zweek bijna voor de verzoeking, om naar het dieper water te krui pen en mij daardoor te doen mee sleuren, door de rots heen naai de open lucht, want ik begreep, dat dit op leven of dood zou gaan en dat eeu van beiden mijn lot zou zijn, voordat de nacht ver streken was. Ik zeg, dat ik overlegde hoe te doen, overleggende als in een soort nachtmerrie, toen ik eensklaps werd opgeschrikt door de gil van een mensch. Ik luisterde, ik wachtte, maar hoorde niets meerniets dan het gedruisch van het voorbij stroomende water. Maar eene mi nuut later, het zal zoowat eene minuut geweest zijn naar mijne gissing, George, zag ik een don ker voorwerp in het licht van den uitgang met het water de grot inkomen. Maar spoedig was het uit de luchtstreep verdwenen en kwam naar mij toe. Ik verloor het een oogenblik uit het gezicht, maar in het volgende zag ik naar mij toe drijven het was een mensch. Ik behoefde mijn hand niet uit te strekken om hem te gen te houdenwant hij hield plotseling stil, en rolde neer in het ondiepe waser zoo was het mij ook gegaan. Daar bleef hij eenigen tij 1 bewegingloos liggen, en George, mijn jongen, een ge heime stem zeide mij dat gij het waartdat er een aanslag was gedaan op uw leven, als op het mijne en ik kroop naar het li chaam heen. Maar de man leefde en hij trachtte op te staan. Ik sprak uw naam uit in die vreese- lijke plaats, maar liij antwoordde met een uitroep van afgrijzen. Toen wist ik, wie daar bij mij was en herkende zijne stem, wist ook, dat ik weder voor een gevaar stond, want hij kroop langzaam naar mij toe, rustende op een arm. Wat gaat ge doen riep ik en ging voor hem achteruit; niet; omdat ik bang was, George, maar omdat ik gekneusd en zwak was

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1901 | | pagina 1