Automobiles. Een familiegeschiedenis. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor het voormalig vierde District. No. 604 Woensdag 3 Juli 1901. 10e Jaarg. FEUILLETON. iiiii;sknsriii: couraat, ABONNEMENT. Per 3 maanden ƒ0.50, franco per post door het geheele Rijk ƒ0.55, voor België ƒ0.625, voor Amerika ƒ0.825, hij vooruitbetaling. Bij alle boekhandelaren en brievengaarders worden abonnementen aangenomen. ADVERTENTIE N. Van 1 tot en met 4 regels 20 centselke gewone regel meer 4 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag twee uur. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEHAN te Breskens. De omstandigheid dat de vori ge week een paar gevallen zich voordeden, waarbij paarden schich tig werden van het buitengewoon geraas, door voorbij snorrende auto mobiles of motorrijtuigen veroor zaakt, en tengevolge waarvan die dieren op hol sloegen en de be stuurders min of meer belangrijke kwetsuren opliepen, heelt, blijkens een schrijven in ons vorig num mer uit Retranchement, eene be weging doen ontstaan, ten einde het daarheen te leiden om te ver zoeken, dat het rijden met auto mobiles worde verboden. Wijl plaatsgebrek ons verhin derde daaraan een onderschrift toe te voegen, wenschen we thans eene meer breedvoerige beschou wing aan deze kwestie te wijden. We moeten dan beginnen, dat een eventueel verzoek om het rij den met motorrijtuigen op de we gen in de Provincie Zeeland te verbieden, overbodig is, want in het provinciaal reglement op de wegen en voetpaden, gewijzigd door de Prov. Staten in de zomer vergadering van 1898, lezen we in art. 87 bis 1 Het is ver boden de wegen te berijden met rij- of voertuigen, welke door eene mechanische kracht worden voortbewogen. Er bestaat dus een formeel verbod op het rijden met motorrijtuigen. Dat een totaal verbod voor de ze rijtuigen van tè primitieve op vattingen blijk zoude geven, was voor Ged. Staten voldoende aan leiding om in het ontwerp tot wijziging van bovenbedoeld regle ment, alsnog een aan de bepaling van het verbod, eene nevenbepa ling toe te voegen, waarbij dit gebruik onder zekere voorwaar den, vast te stellen door Ged. Sta ten, door dat college kan worden verleend. Het oordeel van den Hoofd-In- genieur van den Provincialen Wa terstaat was echter, ten opzichte van deze vergunning niet gunstig. Ondanks dat hij in het midden liet in hoeverre de bestaande we gen in Zeeland voor een motorrij tuig als vervoermiddel bruikbaar zoude blijken, meende hij er op te moeten wijzen dat deze rijtui gen in het algemeen een zwaar gewicht hebben en dat in ieder hijzonder geval zou zijn na te gaan of voor een bepaald motor rijtuig de te berijden wegen met hun kunstwerken daar tegen be stand zouden zijn. Ten opzichte der veiligheid en daar komt het in het huidige stadium het meest op aan merkte hij op, dat volgens zijn gevoelen, motorrijtuigen meer scha den dan tramtreinen, wijl motor rijtuigen de geheele oppervlakte van den rijweg benutten Naar aanleiding van dit oordeel en van de algemeene beschouwin gen in de afdeelings-vergaderin- gen van de Provinciale Staten, werd door Ged. Staten hun oor spronkelijk voorstel eenigszins ge wijzigd, en met behoud van de eerstbedoelde bepaling, de neven bepaling aldüs geredigeerd 2. Gedeputeerde Staten kunnen, na zoo noodig burgemeester en wet houders en, indien het een weg betreft welke van kunstbedekking is voorzien, ook de onderhouds plichtigen te hebben gehoord van dit verbod ontheffing en onder de daarbij te stellen voorwaarden ver gunning verleenen tot het berij den der wegen met een daarin te noemen motorrijtuig." Bij de behandeling van dat art. is door mr. Fokker betoogd, dat als de motorwagen een zeker ge wicht en een zekere snelheid niet te boven gaat, evenmin als voor een ander voertuig, eene vergun ning om daarmede de wegen te berijden noodig is. De heer Maas evenwel was de meening toegedaan, dat een mo torrijtuig geen gewoon voertuig is, en eene vergunning wel degelijk noodig was, evenals voor tram- en spoorwegen. Het artikel werd aangenomen met 27 tegen 10 stemmen; onder de voorstemmers vinden we o. m. .de heeren van Dam en Erasmus en onder de tegenstemmers de heeren Hennequin, De Bats en Hammacher. Het verkeer per automobiele is sinds 1898 toegenomen en lang zamerhand is aan den dag getre den, dat dit vervoermiddel niet geheel en al zonder gevaar is. In de zomerzitting van 1900 is door den heer mr. Pompe van Meerdervoort aan Ged. Staten van Zeeland de vraag gericht, of er bezwaar bestaat om ouder de be palingen, waarbij het gebruik van motorrijtuigen vergund wordt, ook deze op te nemen: le dat geen motorrijtuigen op de openbare we gen mogen gebruikt worden, dan die voorzien zijn van caout-chouc- banden om de wielen, en 2e dat motorrijtuigen alleen gebruikt mo gen worden op wegen, die eene breedte hebben van 7 meters, (la ter gewijzigd in 6.) Men ziet dat deze bepalingen een tweeledig doel hebben. De eerste ter voorkoming van vernie ling van de wegen en de tweede ter bevordering van de veiligheid, op den openbaren weg. Het kan bekend zijn, dat de heer Hombach een automobi list zich te dier gelegenheid heeft opgeworpen als een voor vechter van het srijtuig der toe komst" en deszelfs mildere beje gening bij het publiek verkeer, doch onder voorwaarde, dat de eischeu voor de veiligheid in de eerste plaats moesten gesteld wor den aan den bestuurder, in plaats van aan het rijtuig. Van de zijde van het Ged. Col lege werd toen op die vraag ge antwoord, dat, voor wat de ver nieling van de wegen betreft, de voorgestelde bepaling overbodig was, want dat Ged. Staten met aandacht gadeslaan welke schade lijke gevolgen het gebruik van motorrijtuigen op de wegen zou kunnen hebben, en dat die erva ringen zeker invloed uitoefenen op 49. XII. Het hotel, door George genoemd en waarheen hij, na Clara verla ten te hebben, langzaam zijne schreden richtte, was op slechts korten afstand van den Olmenhof gelegen. Het lag verder aan een punt, ongeveer honderd ellen van het kruispunt van drie wegen en was bereikbaar langs een pad, dat ter rechterzijde werd begrensd door een vliet en ter linker door een doornen heg, waar langs een ijzeren hek was gezet. Plotseling was men aan het einde van die heg en zag dan ter linkerzijde een kleurigen bloemenhof, waar mid den in een grooten arend op een ruw blok steen stond, zoo hoog, dat men zich soms verwonderde, hoe het beest er op gekomen was. Daar achter stond het gebouw van twee verdiepingen, opgetrokken van steen en aangeplant met rozen boompjes, zoodat het van buiten meer eene boerenhoeve, dan een hotel geleek. Aan de achterzijde, door hou ten hekken afgescheiden van de uitgestrekte weilanden, waarop het vee graasde, was een kleine plaats, waar varkens, hokken, kippen, kooien en eendenhuisjes zich be vonden, die het voedsel bijbrach ten voor de reizigers of tijdelijk verblijf houdenden want het logement de Arend kon bogen op drie groote slaapkamers voor hui selijk gebruik voor zooverre spek en eieren en gevogelte be trof, terwijl eene traditioneele bron het huis en den hof van water voorzag. Het was waarlijk eène aardige plek, welks groote roem bestond in haar 'groote zindelijk heid. Clara had er in het vorige jaar een schets van genomen, ter wijl George bij haar zat en nu en dan hare potlooden scherpte of iets voorlas. Hoe goed herinnerde zij zich dat alles. De kleine schets hing, gevat in eene eenvoudige eiken houten lijst, in zijne slaapkamer van zijne woning te Bray. Er was toen nog een wagen met gas ten van Hastings gekomen, waar bij ook twee oude heeren, die naar de teekening op vrij onbeleetde manier hadden staan kijken, een dame, die pas de bruid was ge worden en een paar dames, die allen voor den mal hielden en maar waartoe diende het om zich al die dingen door het hoofd te halen, dacht George, terwijl zijn hart zoo overvol was van hoop en vrees Bracht de herinnering aan die stille uren met haar doorgebracht, eenige vreugde in zijne ziel, nu hij trachtte de schaduwen van het heden te verdrijven door den zon neschijn van het verledene Hij bereikte het hotel en toen hij den drempel overschreed, hield hem de dochter van den waard staande, eene dikke boerenmeid van ongeveer zestien zomers, met met de vreemde tijding, dat er een heer was om hem te spre ken, en op hem zat te wachten in zijn kamer sedert ongeveer een half uur. Een heer? wie mag dat zijn? zeide George onwillekeurig hard op. Dat kan ik niet zeggen, meneer. Hij kwam hier en zag er erg moede uit, want hij is niet- jong meer, meneer, en hij vroeg waaromtrent de Olmenhof was en dat zei ik hem maar hij ging zitten en vader vraagde hem of hij iets drinken wilde, omdat hij zag, dat hij een heer was, die ei wel voor zou betalen. Maar hij wilde niets gebruiken, hij was er< beleefd en vraagde vader on schrijfpapier. En wat deed hi toen meneer? Hij ging zitten ei schreef een briefje, dat hij aan t adresseerde en verzocht of vade het naar den Olmenhof wilde la ten brengen. Natuurlijk zeide wij hem, dat u hier logeerde e zijn gezicht -klaarde heelemaal O] hij scheurde het briefje aan stul

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1901 | | pagina 1