Jaarvergadering V.V. - AXEL Donderdagavond heeft de Voetbalvereniging „Axel" in haar clublokaal ,,'s Landswelvaren" haar jaarvergadering gehouden onder lei ding van de voorzitter, de heer J. Dieleman. In zijn openingswoord zeide de voorzitter dat het weer zo ver was om in bespreking te treden over het beleid van de vereniging. Er moet altijd de mogelijkheid zijn om gemaak te fouten te becritiseren en wel in opbouwen de zin. Het afgelopen jaar was voor de vereniging zeker geen slecht jaar, niet wat de prestaties betreft, maar ook financieel niet. Voor het eerst hebben wij de verslagen op schrift U ter hand gesteld. De v.v.-,,Axel" is nu een vereniging die meetelt en waar re kening mee gehouden moet worden in Zee land en Brabant. Wij moeten nu ook proberen deze grootheid niet alleen in prestaties naar voren te bren gen maar ook in de organisatie van de ver eniging en een stap in deze richting is het opschrift aanbieden van de diverse verslagen. Ook hadden wij het afgelopen jaar droefheid, door het verlies van wijlen de heer Guust Lippens uit de sigarenwinkel*zoals wij hem allemaal kenden. Hij was een man die in stilte altijd deed wat van hem verwacht werd. Na een kortstondige ziekte is hij van ons heengegaan, dit was een leegte in ons be stuur. Hij die hem zal gaan vervangen zal zeker van goede kwaliteit moeten zijn om een even goed bestuurslid te zijn als de over ledene. Hierna werd staande 1 minuut stilte in acht genomen. Na deze openingstoespraak heette hij allen hartelijk welkom op deze vergadering. Uit de mededelingen bleek dat dit jaar met 4 seniorenelftallen aan de competitie zal wor den deelgenomen. Het jaarverslag van de secretaris werd onder dankzegging aangenomen. Nadat de koscommissie fiat had verleend voor het financieël beheer werd ook het fi nanciële jaarverslag dat een flink batig saldo te zien gaf goedgekeurd. Hierna werden achtereenvolgens verslagen uitgebracht door de volgende commissies strafcommissie; jeugdcommissie; ontspan ningscommissie; totocommissie en de vete- ranencommissie. De opbrengst uit de toto bleek weer geste gen te zijn, de strafcommissie had 3 maal een geval te behandelen. Dat de jeugd ook dit jaar weer zich van haar beste zijde had laten zien en tot goede presta ties was gekomen bleek uit het uitvoerig ver slag van de jeugdcommissie. Ook zij hadden financieël geen reden tot ontevredenheid. Hierna werd het algemeen beleid aan de orde gesteld. Hierbij werden enkele vragen gesteld en op merkingen geplaatst die tot uitdrukking brachten een goed vertrouwen in het bestuur te hebben. Met algemene stemmen werd het bestuurs voorstel, de trainer alleen verantwoordelijk te stellen voor de samenstelling van het eerste elftal aangenomen. De aftredende bestuursleden de heren L. van de Berge, J. van de Berge en A.C. Cortvriendt werden bij acclamatie herkozen. In de vacaturen A. Lippens werd bij enkel voudige kandidaatstelling de heer C. van Gremberghe benoemd. Tot lid van de kascommissie werd de heer J. de Koeijer benoemd. Door de trainer, de heer A. van de Velde werd de training voor het volgende seizoen besproken. Bij de rondvraag werden diverse vragen ge steld over interne zaken van de vereniging. Hierna sloot de voorzitter deze geannimeerde vergadering. AXELER AMBACHT Langs de Scheldestromen Belg verdronk bij Cadzand Woensdagmiddag is voor de kust van Cad zand verdronken de 24-jarige Belg Etienne Felix uit Vraazene. Hij was ter hoogte van de camping „Welgelegen" in zee gegaan. Waarschijnlijk door de sterke wind en de golfslag is de heer Felix, die de zwemkunst niet meester was, afgedreven en later ver dronken. De motorvlet van het gemeentelijk zeebad te Cadzand is nog uitgevaren om de vermiste man te zoeken. Dit leverde echter geen resultaat op. Omstreeks half vijf is het stoffelijk overschot aangespoeld ongeveer een kilometer ten oosten van de plaats, waar de heer Felix te water was gegaan. De over ledene was juist een week gehuwd. Oosterscheldebrug wegwijzer voor de vogels De Oosterscheldebrug wordt meer en meer in de vogeltrek opgenomen als een herken baar punt, als wegwijzer, maar ook als rust punt. Een dezer dagen trokken zeven ooie vaars bijvoorbeeld laag over de brug in de richting van Zuid-Beveland. Ze werden waargenomen door de heer F. Schoonakker uit Zierikzee, één der natuurgidsen van de Schouwse vogelwacht. Geconcludeerd werd, dat de vogels door langs de Oosterschelde brug te vliegen hun vlucht vergemakkelijkten en ook iets verkortten. Bouw zwembad vordert snel in Koewacht De werkzaamheden voor het leggen van de fundamenten van het zwembad nabij het ge meentelijk sportveld te Koewacht zijn gereed. De bouw vordert snel zodat verwacht mag worden dat het zwembad midden augustus opgeleverd wordt. (vervolg van pagina 1) Nieuwe waterstaatswerken en grote herstelwerk zaamheden zullen stellig wel vanwege het am bachtsbestuur door aanbesteding zijn uitgevoerd op kosten van de belanghebbende geërfden. Uit de tekst van de keur valt af te leiden dat dergelijke werken niet onder de geërfden werden verhoef- slaagd, d.w.z. niet per hoeve voor persoonlijk presteren werden toebedeeld aan de geërfden. Onder de titel „Van den zeediken die ghebroken worde" is in de keur een bepaling opgenomen, die uitsluitend betrekking had op het treffen van de nodige voorzieningen in geval van dringend of dreigend gevaar voor dijkdoorbraak en overstro ming (art. 69). In die omstandigheden moesten niet alleen alle geërfden, maar ook alle niet-gelan- den „ter landweer" opkomen en moesten zij zo lang met hun spaden aan de dijken werken totdat het gevaar was gekeerd. De niet-geërfden, die ook met hun lijf en (roerend) goed onder de bescher ming van de zeedijken leefden, moesten drie dagen zonder enige vergoeding helpen dijken dichten. Was hun hulp echter langere tijd vereist, dan konden zij hiervoor een redelijke vergoeding ver langen van de dijkplichtige geërfden en tevens ook bepaalde rechten verkrijgen (o.a. visrechten). Van een zeker „ingelanden 'beleid" is in de keur van 1242 nog geen sprake. Alhoewel aan de am bachtsschepenen niet de eis werd gesteld dat zij in het ambacht geland moesten zijn, mogen wij wel aannemen dat bij voorkeur geërfde „probi viri" (rechtschapen mannen) door de schepenen aan de baljuw werden voorgedragen ter benoeming tot nieuwe ambachtsschepenen. De stormvloeden, die het gebied van de Vier Am bachten in 1377, 1404 en 1421 hadden geteisterd en waardoor de Braakman van „Breckene" tot een ver landinwaarts reikende zeeboezem is uitge groeid, zodat de dijken van het Axeler Ambacht aan verschillende zijden aan het buitenwater wor den blootgesteld, brachten echter geen wijziging in de positie van het ambachtsbestuur als water schapscollege. In Zeeland waren reeds in de eerste helft van de 14e eeuw door de grafelijkheid dijkgraafschappen ingesteld over delen van het oude land (1323 en 1327 Hinkele en Noord-Beveland) en ook in de tweede helft van die eeuw waren aldaar al ver schillende bedijkingswaterschappen met een eigen bestuur ontstaan (Dreischor 1371, Stavenisse 1391). De bedijkings-' of concessiewaterschappen zijn in de Vier Ambachten eerst in de tweede helft der 16e eeuw voorgekomen. In laatst genoemde eeuw heeft het grondgebied van Axeler Ambacht, dat vier dorpen n.l. Zaamslag, Overslag, Zuid- dorpe en Koewacht en een groot aantal polders in de wijde omtrek rondom de stad Axel omvatte, meermalen o.a. in 1562 moeten bijdragen in de kosten van instandhouding van de gevaarvolle dij ken ten westen en zuid-westen van de stad Ter Neuse (zeedijken van de Coude- en Loovenpol- ders en van Vremdijke). Toen deze financiële hulp toch niet voldoende bleek Vremdijke ver ging na de Allerheiligenvloed van 1570 richtte Philips II in 1576 het bekende waterschap „Het Quartier van Ter Neuse" op. Elf jaar daaraan vooraf had Philips II de stad Axel en het Axeler Ambacht onder één bestuur van zes stads- en zes ambachtsschepenen gesteld. Aan het hoofd van dit college stond een voor schepen (hoofdschepen), die om het jaar uit de stadsschepenen of uit de ambachtsschepenen werd gekozen. Dit college behartigde de belangen van de „policie en justicie" en het diende ook voor zieningen te treffen „ter dangiere ende pericule van de dijckagie" aldaar. Nadat het Axeler Ambacht van de Spaanse over heersing was bevrijd (Axel 1586) hebben Gecom mitteerde Raden van Zeeland een college dat enigszins met de tegenwoordige Gedeputeerde Sta ten te vergelijken was in 1590 een „provisionele unie" tussen de steden Axel, Ter Neuse en Bier vliet tot stand gebracht. In de betreffende uitvoe rige oorkonde zijn ook vele dijkrechtvoorschriften gegeven. De schout met drie „Commysen", die als regel in het stadhuis van Ter Neuse vergaderden, oefenden ook het gezag uit terzake van het dijk recht. Zij werden daarbij bijgestaan door een klerk, die ook in Ter Neuse gedomiliceerd moest zijn. De stad Ter Neuse had in die tijd al een tijdelijk overwicht op het gehele gebied van Axel en Bier vliet. De machtspositie, die de stad Temeuzen binnen afzienbare tijd bij de verwezenlijking van de gemeentelijke herindeling van Zeeuws-Vlaan- deren zal gaan innemen kan derhalve ook nog om historische redenen worden gerechtvaardigd. Korte tijd na 1590 hébben de Staten-Generaal het wetgevend en besturend gezag over het zgn. „Com- mittimus" van het tijdelijke Zeeuwse bestuur over genomen. Zij hebben in 1594 Axel en Axeler Am-' bacht met Ter Neuse en het omliggend ambacht verenigd en onder één bestuur gesteld. In het jaar 1600 is ook Biervliet nog daaraan toegevoegd. Met instemming van de Staten-Generaal heeft Biervliet zich echter in 1643 weer van voornoem de Unie losgemaakt. In het begin van de 17e eeuw tijdens het twaalf jarig 'bestand 1609 1621) hebben de Spaans gezinde Vlaamse abdijen en kloosters (O.a. St.- Baafs en St. Pieter te Gent) hun grondbezit in Staats-Vlaanderen verkocht alsmede ook hun ver kregen rechten op aan- en opwassen. De Staten- Generaal hebben in die tijd vele octrooien verleend voor het doen bedijken of herbedijken van op- en aanwassen en van gronden, die als gevolg van de tachtigjarige oorlog lange tijd „met de zee gemeen" hadden gelegen. Niet alleen particulieren, maar ook stedelijke gezagsdragers verkregen dergelijke octrooien. Vooral na het jaar 1630 is de bedijkings activiteit in het tegenwoordige Oost-Zeeuws- Vlaanderen sterk toegenomen. Ik moge hiervoor verwijzen naar het tweede deel van het „Groot- Placcaetboeck", waarin vele uitvoerige bedijkings octrooien zijn opgenomen, die op het grondgebied van 'het Axeler Ambacht betrekking hébben. Al deze nieuwe bedijkingen hadden afzonderlijke dijkbesturen. Niet alleen tot het einde van de Re publiek maar ook na het herstel van onze onaf hankelijkheid in 1813 heeft de bedijkingsactiviteit zich in Oost-Zeeuws-Vlaanderen voortgezet tot in het jongste verleden (Braakmanpolder 1952). Na deze historische beschouwing wil ik thans Uw aandacht vragen voor de werkelijkheid van het heden, voor de tijd, waarin de industrialisatie in Zeeland, vooral in de kanaalzone van Zeeuws- Vlaanderen, een steeds 'hogere vlucht gaat nemen en de landbouw steeds meer wordt teruggedrongen. Het laat zich verstaan dat in het geïndustrialiseerde Delta-tijdperk de ruimtelijke planning, die zich be dient van de moderne slogans, zoals leefbaarheid, infrastructuur en schaalvergroting, hoogtij viert en in al zijn aspecten (ontwikkelingsplannen, struc tuurplannen, landschapsplannen, streekplannen, be stemmingsplannen enz.) niet meer uit onze samen levingspatroon valt weg te denken. Toch dreigt die zo ver gaande planning mijns inziens het ge vaar te lopen zich als een eigentijds ziektever schijnsel, als een soort planologitis, te gaan voor doen. Volgens het ontwikkelingsplan voor Groot-Ter- neuzen zal de kanaalzone in Zeeuws-Vlaanderen over ruim 30 jaren ongeveer 300.000 inwoners tellen, derhalve evenveel inwoners als thans de gehele provincie bevat. De gemeenten Temeuzen, Axel en Hoek zullen dan respektievelijk 140.000, 60.000 en 45.000 inwoners hebben althans volgens de opvatting van Prof. Ir. Jac. P. T'hijsse, de be kende planoloog. Ik vraag mij af, of de gemeen telijke herindeling in de kanaalzone, waarvoor een daartoe strekking wetsontwerp zo juist bij de Staten-Generaal is ingediend, in het jaar 2000 weer ongedaan gemaakt zal worden, omdat plaat sen met méér dan 40.000 inwoners toch wel als zelfstandige eenheden kunnen worden beschouwd (of ook dan niet meer?). Van deze futuristische verkenning keer ik terug naar de positie van het waterschapswezen in onze tijd. Als gevolg van de toenemende ingewikkeld heid van ons maatschappelijk bestel waarin vele belangen meer en meer aan elkander raken, wor den ook de waterschappen telkens met de hiervoor gesignaleerde begrippen geconfronteerd. Hadden voorheen de waterschappen hun specifieke begren zing in de enge taken, die zij als doelcorporaties moesten nastreven, thans hebben zij ook verschil lende aanrakingspunten gekregen met veelal méér algemene belangen verzorgingen. Ik denk hierbij aan de als gevolg van de in dustrialisatie zo sterk toegenomen problemen van de hygiëne van water, bodem en lucht, alsmede aan het vraagstuk der recreatie en meer in het bijzonder dat van de dijkrecreatie (Schelde boor den). Prof. Dr. de Goede voorzag reeds enige jaren geleden wijde verten voor de waterschappen en hij verheugde zich daarover, maar toch vreesde hij ook voor het gevaar dat de waterschappen in dat perspectief méér zouden zien dan de werkelijk heid. Toch wil ik erop wijzen, dat het begrip water beheersing thans veel meer inhoud heeft gekregen dan vroeger. Immers wordt reeds het actief tegen gaan van de waterverontreiniging geëffectueerd doordat de waterschappen preventief kunnen op treden tegen potentiële vervuilers van waterleidin gen en boezems (kreken). Uiteraard dienen de Provinciale Staten deze mogelijkheid voor de wa terschappen bij reglement te hebben geopend. Rei ken de te beschermen belangen veel verder dan de waterschapsbelangen, zodat deze een meer al gemene voorziening behoeven, dan dient de wet gever hiervoor regelend op te treden. De water verontreiniging, die allerwege in ons land zon grote omvang heeft aangenomen is dan ook een onderwerp van centrale overheidszorg geworden, dat reeds in een ontwerp van wet is vastgelegd, waarin o.a. aan de Staten der provinciën de be voegdheid is verleend bepaalde taken aan de wa terschappen te delegeren. Het is thans ook geen open vraag meer of de Rijkswetgever zich direct mag inlaten met de in richting der waterschappen. Werd voorheen die vraag steeds ontkennend beantwoord op grond van het bepaalde in artikel 206 van onze grond wet een artikel dat volgens de opstellers van de proeve van een nieuwe grondwet niet in die wet moet worden opgenomen, omdat dit onder werp niet tot het eigenlijke constitutionele recht behoort thans achten vooraanstaande water staatsjuristen wel een zekere directe inmenging van de Rijksoverheid in het waterschapsbestel aanvaardbaar. Wanneer de financiële verhouding Rijk-Water schappen uiteindelijk eens bij de wet zal geregeld zijn, zal het Rijk stellig bij de verlening van Rijks bijdragen aan de waterschappen een zekere directe of indirecte inspraak in deze publiekrechtelijke lichamen verlangen. Intussen blijft het financiële draagvlak van de waterschappen nog steeds te klein. Terecht heeft een groot kenner van ons waterschapsrecht Mr. Schilhuis enige tijd geleden opgemerkt, dat het vrij goedkoop is om te decre teren dat het specifiek eigenaarsbelang en het specifiek pachtersbelang geen bepaalde behartiging mogen vinden in het waterschapsbeheer. Daar mede wordt niet voorkomen, dat een verpachter, die een groot deel van zijn pacht moet afdragen voor zijn aanslag in de polderlasten er de brui aan geeft ten bate van de pachters medewerking te verlenen aan maatregelen, die de waterschaps lasten nog zullen verhogen. Daarin kan een reden gelegen zijn om aan de pachters invloed te geven op 'het beleid van het waterschap, mits dit gepaard gaat met hun ver plichting om bij te dragen in de kosten, welke verbonden zijn aan maatregelen, die mede te hun nen bate worden genomen. Het verdient mijns inziens ernstige overweging als nog na te gaan op welke wijze de pachters in de waterschapslasten kunnen worden betrokken en op welke wijze een zeker stemrecht aan hen kan wor den toegekend. Het staat toch wel vast, dat ook pachters door de werken van de waterschappen worden gebaat. Ik noem hier het gebruik van de polderwegen door landbouwerktuigen van pach ters. Ook bij een goede waterbeheersing hebben de pachters veel belang in verband met het op brengend vermogen der gepachte gronden. De sterk gestegen aterschapslasten enerzijds en de vrij gebonden pachtprijzen anderzijds hebben tot ge volg, dat landeigenaren, die hun hoeve hebben verpacht een gemiddeld netto rendement van 1,5% van hun kapitaal ontvangen. In onze tijd is een dervelijke opbrengst toch iets onwezenlijks, vooral nu de rentevoet tot 7% is gestegen. De gedachte van Prof. Mr. de Haan om de pachters indirect te doen bijdragen in de waterschapslasten van de eigenaren door middel van een pachtprijsverhoging, indien deze lasten boven een 'bepaald gemiddeld niveau zouden stijgen, verdient mijns inziens na dere overweging. Ze zouden de Grondkamers, bij een driejaarlijkse herziening van de pachtprijzen rekening kunnen houden met de inmiddels geste gen polderlasten. De toekenning van een beperkt stemrecht aan de pachters 'blijft echter nog een moeilijk probleem vormen. Alhoewel gesteld dient te worden, dat de water schappen principieel de opdracht hebben gekregen geen andere dan waterschapsbelangen te behar tigen, rijst toch nog de vraag of hiermede ook in de toekomst kan worden volstaan. Opgemerkt zij dat de begrippen waterstaat en waterstaatsbelangen niet per exacte definitie zijn te geven. Ook de wet geeft hiervoor geen omschrij ving. Daarom kunnen ook b.v. cultuurtechnische werken, die een ruil- of herverkaveling beoogen waarbij tevens in een 'betere afwatering wordt voorzien, nauw raken aan waterschapsbelangen. Hetzelfde geldt voor recreatie-voorzieningen, zo als dijkovergangen, parkeerplaatsen bij de Wester- scheldedijken. Dergelijke werken liggen geheel in de waterschapssfeer. Door het steeds meer toe nemend Belgisch dagtourisme naar de Schelde worden de toegangswegen daarheen veelal niet- planwegen veel intensiever gebruikt, waardoor de lasten van het onderhoud worden verzwaard. Passen dergelijke wegen nog wel geheel alleen in het waterschapsbeheer Direct achter de zee dijken gelegen polderwegen dienen uiteraard vol ledig in de watersohapszorg te blijven. Voor zover mij bekend hebben Gedeputeerde Staten van Zee land nog niet in de juridische begeleiding van de recreatie voorzien, omdat dit college mijns inziens terecht het standpunt inneemt dat de waterschap pen voor zover mogelijk deze materie op grond van de hen toegekende keurbevoegdheid dienen te regelen. Wanneer echter het thans bij de Staten Generaal nog in behandeling zijnde ontwerp van wet inzake de samenwerking van gemeenten en waterschappen tot wet zal zijn verheven kan het vraagstuk der openluchtrecreatie wellicht op een bredere 'basis worden geregeld. Tot slot van mijn voordracht zou ik aan dit wets ontwerp nog enige aandacht willen schenken. Zo als bekend is, geldt de wet van 1950 inzake gemeenschappelijke regelingen alleen voor samen werking tussen gemeenten. Over de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen is na de tot standkoming van voornoemde wet zeer veel ge schreven in die zin, dat voor de waterschappen een samenwerking met gemeenten wel wenselijk zou zijn, doch dat daarvoor de juridische moge lijkheid niet bestond. Welnu die mogelijkheid zal naar ik hoop, op korte termijn wel door aanvul ling van de wet van 1950 kunnen worden ge realiseerd. Het ingediende wetsontwerp beoogt voorzieningen te treffen voor de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen ter beharti ging van bepaalde belangen, die zowel een ge meentelijk- als ook een waterschapsaspect ver tonen, zoals b.v. de lozing van riool- en afval water en de recreatie langs kreken. Dat dit wetsontwerp is ingediend, is mijns inizens ook in 'belangrijke mate toe te schrijven aan het verbeterd klimaat, dat is ontstaan in de verhouding gemeenten en waterschappen waardoor ook een beter begrip voor de staatsrechtelijke èn maat schappelijke functie van deze publiekrechtelijke lichamen is verkregen. Op 'basis van vrijwilligheid dient die samenwerking tot stand te komen. Het ligt niet in de bedoeling van hogerhand een dergelijke publiekrechtelijke samenwerking op te leggen. Wel moeten de schep pers der waterschappen, de Provinciale Staten, in de waterschapsreglementen de mogelijkheid tot een dergelijke samenwerking vastleggen. Hebben ver schillende gemeenten reeds een vorm van samen werking op basis van de wet van 1950 tot stand gebracht, dan kunnen de waterschappen niet tot een dergelijke samenwerking toe treden. Daarvoor zal een nieuwe publiekrechtelijke vorm moeten worden gecreeerd. Aan het samenwerkings-orgaan voor de regeling van het afvalwater in de kanaal zone (gemeenschappelijke regeling tussen de ge meenten langs het kanaal GentTemeuzen) kan het waterschap Het Axeler Ambacht dus niet deel nemen. Ook een niet publiekrechtelijke vorm van samen werking in de zin van een afzonderlijk rechtsper soonlijkheid bezittend lichaam is wel mogelijk bin nen het kader van het wetsontwerp, doch aan een dergelijk orgaan kan uiteraard niet de bevoedheid worden verleend om verordeningen te maken en belastingen te 'heffen. Bij de samenwerkingsvorm op publiekrechtelijke basis is echter ook maar een beperkte mogelijkheid tot belastingheffing gegeven, nl. alleen het heffen van retributies en het vorderen van precario rechten (art. 275 der gemeente wet). Terwille van de tijd kan ik thans niet nader op dit ontwerp van wet ingaan. Wel merk ik nog op, dat samenwerking tussen waterschappen onderling steeds mogelijk is, indien de Provinciale Staten daarin bij het reglement of bij de instelling van het waterschap hebben voorzien.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1966 | | pagina 3