Jaarvergadering
V.V. - AXEL
Donderdagavond heeft de Voetbalvereniging
„Axel" in haar clublokaal ,,'s Landswelvaren"
haar jaarvergadering gehouden onder lei
ding van de voorzitter, de heer J. Dieleman.
In zijn openingswoord zeide de voorzitter
dat het weer zo ver was om in bespreking te
treden over het beleid van de vereniging. Er
moet altijd de mogelijkheid zijn om gemaak
te fouten te becritiseren en wel in opbouwen
de zin.
Het afgelopen jaar was voor de vereniging
zeker geen slecht jaar, niet wat de prestaties
betreft, maar ook financieel niet.
Voor het eerst hebben wij de verslagen op
schrift U ter hand gesteld. De v.v.-,,Axel" is
nu een vereniging die meetelt en waar re
kening mee gehouden moet worden in Zee
land en Brabant.
Wij moeten nu ook proberen deze grootheid
niet alleen in prestaties naar voren te bren
gen maar ook in de organisatie van de ver
eniging en een stap in deze richting is het
opschrift aanbieden van de diverse verslagen.
Ook hadden wij het afgelopen jaar droefheid,
door het verlies van wijlen de heer Guust
Lippens uit de sigarenwinkel*zoals wij hem
allemaal kenden. Hij was een man die in
stilte altijd deed wat van hem verwacht werd.
Na een kortstondige ziekte is hij van ons
heengegaan, dit was een leegte in ons be
stuur. Hij die hem zal gaan vervangen zal
zeker van goede kwaliteit moeten zijn om een
even goed bestuurslid te zijn als de over
ledene.
Hierna werd staande 1 minuut stilte in acht
genomen.
Na deze openingstoespraak heette hij allen
hartelijk welkom op deze vergadering.
Uit de mededelingen bleek dat dit jaar met
4 seniorenelftallen aan de competitie zal wor
den deelgenomen.
Het jaarverslag van de secretaris werd onder
dankzegging aangenomen.
Nadat de koscommissie fiat had verleend
voor het financieël beheer werd ook het fi
nanciële jaarverslag dat een flink batig saldo
te zien gaf goedgekeurd.
Hierna werden achtereenvolgens verslagen
uitgebracht door de volgende commissies
strafcommissie; jeugdcommissie; ontspan
ningscommissie; totocommissie en de vete-
ranencommissie.
De opbrengst uit de toto bleek weer geste
gen te zijn, de strafcommissie had 3 maal
een geval te behandelen.
Dat de jeugd ook dit jaar weer zich van haar
beste zijde had laten zien en tot goede presta
ties was gekomen bleek uit het uitvoerig ver
slag van de jeugdcommissie. Ook zij hadden
financieël geen reden tot ontevredenheid.
Hierna werd het algemeen beleid aan de orde
gesteld.
Hierbij werden enkele vragen gesteld en op
merkingen geplaatst die tot uitdrukking
brachten een goed vertrouwen in het bestuur
te hebben.
Met algemene stemmen werd het bestuurs
voorstel, de trainer alleen verantwoordelijk te
stellen voor de samenstelling van het eerste
elftal aangenomen.
De aftredende bestuursleden de heren L. van
de Berge, J. van de Berge en A.C. Cortvriendt
werden bij acclamatie herkozen.
In de vacaturen A. Lippens werd bij enkel
voudige kandidaatstelling de heer C. van
Gremberghe benoemd.
Tot lid van de kascommissie werd de heer
J. de Koeijer benoemd.
Door de trainer, de heer A. van de Velde
werd de training voor het volgende seizoen
besproken.
Bij de rondvraag werden diverse vragen ge
steld over interne zaken van de vereniging.
Hierna sloot de voorzitter deze geannimeerde
vergadering.
AXELER AMBACHT
Langs de Scheldestromen
Belg verdronk bij Cadzand
Woensdagmiddag is voor de kust van Cad
zand verdronken de 24-jarige Belg Etienne
Felix uit Vraazene. Hij was ter hoogte van
de camping „Welgelegen" in zee gegaan.
Waarschijnlijk door de sterke wind en de
golfslag is de heer Felix, die de zwemkunst
niet meester was, afgedreven en later ver
dronken. De motorvlet van het gemeentelijk
zeebad te Cadzand is nog uitgevaren om de
vermiste man te zoeken. Dit leverde echter
geen resultaat op. Omstreeks half vijf is het
stoffelijk overschot aangespoeld ongeveer een
kilometer ten oosten van de plaats, waar de
heer Felix te water was gegaan. De over
ledene was juist een week gehuwd.
Oosterscheldebrug
wegwijzer voor de vogels
De Oosterscheldebrug wordt meer en meer
in de vogeltrek opgenomen als een herken
baar punt, als wegwijzer, maar ook als rust
punt. Een dezer dagen trokken zeven ooie
vaars bijvoorbeeld laag over de brug in de
richting van Zuid-Beveland. Ze werden
waargenomen door de heer F. Schoonakker
uit Zierikzee, één der natuurgidsen van de
Schouwse vogelwacht. Geconcludeerd werd,
dat de vogels door langs de Oosterschelde
brug te vliegen hun vlucht vergemakkelijkten
en ook iets verkortten.
Bouw zwembad
vordert snel in Koewacht
De werkzaamheden voor het leggen van de
fundamenten van het zwembad nabij het ge
meentelijk sportveld te Koewacht zijn gereed.
De bouw vordert snel zodat verwacht mag
worden dat het zwembad midden augustus
opgeleverd wordt.
(vervolg van pagina 1)
Nieuwe waterstaatswerken en grote herstelwerk
zaamheden zullen stellig wel vanwege het am
bachtsbestuur door aanbesteding zijn uitgevoerd op
kosten van de belanghebbende geërfden. Uit de
tekst van de keur valt af te leiden dat dergelijke
werken niet onder de geërfden werden verhoef-
slaagd, d.w.z. niet per hoeve voor persoonlijk
presteren werden toebedeeld aan de geërfden.
Onder de titel „Van den zeediken die ghebroken
worde" is in de keur een bepaling opgenomen, die
uitsluitend betrekking had op het treffen van de
nodige voorzieningen in geval van dringend of
dreigend gevaar voor dijkdoorbraak en overstro
ming (art. 69). In die omstandigheden moesten
niet alleen alle geërfden, maar ook alle niet-gelan-
den „ter landweer" opkomen en moesten zij zo
lang met hun spaden aan de dijken werken totdat
het gevaar was gekeerd. De niet-geërfden, die ook
met hun lijf en (roerend) goed onder de bescher
ming van de zeedijken leefden, moesten drie dagen
zonder enige vergoeding helpen dijken dichten.
Was hun hulp echter langere tijd vereist, dan
konden zij hiervoor een redelijke vergoeding ver
langen van de dijkplichtige geërfden en tevens ook
bepaalde rechten verkrijgen (o.a. visrechten).
Van een zeker „ingelanden 'beleid" is in de keur
van 1242 nog geen sprake. Alhoewel aan de am
bachtsschepenen niet de eis werd gesteld dat zij in
het ambacht geland moesten zijn, mogen wij wel
aannemen dat bij voorkeur geërfde „probi viri"
(rechtschapen mannen) door de schepenen aan de
baljuw werden voorgedragen ter benoeming tot
nieuwe ambachtsschepenen.
De stormvloeden, die het gebied van de Vier Am
bachten in 1377, 1404 en 1421 hadden geteisterd
en waardoor de Braakman van „Breckene" tot een
ver landinwaarts reikende zeeboezem is uitge
groeid, zodat de dijken van het Axeler Ambacht
aan verschillende zijden aan het buitenwater wor
den blootgesteld, brachten echter geen wijziging in
de positie van het ambachtsbestuur als water
schapscollege.
In Zeeland waren reeds in de eerste helft van de
14e eeuw door de grafelijkheid dijkgraafschappen
ingesteld over delen van het oude land (1323 en
1327 Hinkele en Noord-Beveland) en ook in de
tweede helft van die eeuw waren aldaar al ver
schillende bedijkingswaterschappen met een eigen
bestuur ontstaan (Dreischor 1371, Stavenisse
1391). De bedijkings-' of concessiewaterschappen
zijn in de Vier Ambachten eerst in de tweede helft
der 16e eeuw voorgekomen. In laatst genoemde
eeuw heeft het grondgebied van Axeler Ambacht,
dat vier dorpen n.l. Zaamslag, Overslag, Zuid-
dorpe en Koewacht en een groot aantal polders in
de wijde omtrek rondom de stad Axel omvatte,
meermalen o.a. in 1562 moeten bijdragen in de
kosten van instandhouding van de gevaarvolle dij
ken ten westen en zuid-westen van de stad Ter
Neuse (zeedijken van de Coude- en Loovenpol-
ders en van Vremdijke). Toen deze financiële
hulp toch niet voldoende bleek Vremdijke ver
ging na de Allerheiligenvloed van 1570 richtte
Philips II in 1576 het bekende waterschap „Het
Quartier van Ter Neuse" op.
Elf jaar daaraan vooraf had Philips II de stad
Axel en het Axeler Ambacht onder één bestuur
van zes stads- en zes ambachtsschepenen gesteld.
Aan het hoofd van dit college stond een voor
schepen (hoofdschepen), die om het jaar uit de
stadsschepenen of uit de ambachtsschepenen werd
gekozen. Dit college behartigde de belangen van
de „policie en justicie" en het diende ook voor
zieningen te treffen „ter dangiere ende pericule
van de dijckagie" aldaar.
Nadat het Axeler Ambacht van de Spaanse over
heersing was bevrijd (Axel 1586) hebben Gecom
mitteerde Raden van Zeeland een college dat
enigszins met de tegenwoordige Gedeputeerde Sta
ten te vergelijken was in 1590 een „provisionele
unie" tussen de steden Axel, Ter Neuse en Bier
vliet tot stand gebracht. In de betreffende uitvoe
rige oorkonde zijn ook vele dijkrechtvoorschriften
gegeven. De schout met drie „Commysen", die als
regel in het stadhuis van Ter Neuse vergaderden,
oefenden ook het gezag uit terzake van het dijk
recht. Zij werden daarbij bijgestaan door een klerk,
die ook in Ter Neuse gedomiliceerd moest zijn.
De stad Ter Neuse had in die tijd al een tijdelijk
overwicht op het gehele gebied van Axel en Bier
vliet. De machtspositie, die de stad Temeuzen
binnen afzienbare tijd bij de verwezenlijking van
de gemeentelijke herindeling van Zeeuws-Vlaan-
deren zal gaan innemen kan derhalve ook nog om
historische redenen worden gerechtvaardigd.
Korte tijd na 1590 hébben de Staten-Generaal het
wetgevend en besturend gezag over het zgn. „Com-
mittimus" van het tijdelijke Zeeuwse bestuur over
genomen. Zij hebben in 1594 Axel en Axeler Am-'
bacht met Ter Neuse en het omliggend ambacht
verenigd en onder één bestuur gesteld. In het jaar
1600 is ook Biervliet nog daaraan toegevoegd.
Met instemming van de Staten-Generaal heeft
Biervliet zich echter in 1643 weer van voornoem
de Unie losgemaakt.
In het begin van de 17e eeuw tijdens het twaalf
jarig 'bestand 1609 1621) hebben de Spaans
gezinde Vlaamse abdijen en kloosters (O.a. St.-
Baafs en St. Pieter te Gent) hun grondbezit in
Staats-Vlaanderen verkocht alsmede ook hun ver
kregen rechten op aan- en opwassen. De Staten-
Generaal hebben in die tijd vele octrooien verleend
voor het doen bedijken of herbedijken van op- en
aanwassen en van gronden, die als gevolg van de
tachtigjarige oorlog lange tijd „met de zee gemeen"
hadden gelegen. Niet alleen particulieren, maar
ook stedelijke gezagsdragers verkregen dergelijke
octrooien. Vooral na het jaar 1630 is de bedijkings
activiteit in het tegenwoordige Oost-Zeeuws-
Vlaanderen sterk toegenomen. Ik moge hiervoor
verwijzen naar het tweede deel van het „Groot-
Placcaetboeck", waarin vele uitvoerige bedijkings
octrooien zijn opgenomen, die op het grondgebied
van 'het Axeler Ambacht betrekking hébben.
Al deze nieuwe bedijkingen hadden afzonderlijke
dijkbesturen. Niet alleen tot het einde van de Re
publiek maar ook na het herstel van onze onaf
hankelijkheid in 1813 heeft de bedijkingsactiviteit
zich in Oost-Zeeuws-Vlaanderen voortgezet tot in
het jongste verleden (Braakmanpolder 1952).
Na deze historische beschouwing wil ik thans Uw
aandacht vragen voor de werkelijkheid van het
heden, voor de tijd, waarin de industrialisatie in
Zeeland, vooral in de kanaalzone van Zeeuws-
Vlaanderen, een steeds 'hogere vlucht gaat nemen
en de landbouw steeds meer wordt teruggedrongen.
Het laat zich verstaan dat in het geïndustrialiseerde
Delta-tijdperk de ruimtelijke planning, die zich be
dient van de moderne slogans, zoals leefbaarheid,
infrastructuur en schaalvergroting, hoogtij viert en
in al zijn aspecten (ontwikkelingsplannen, struc
tuurplannen, landschapsplannen, streekplannen, be
stemmingsplannen enz.) niet meer uit onze samen
levingspatroon valt weg te denken. Toch dreigt
die zo ver gaande planning mijns inziens het ge
vaar te lopen zich als een eigentijds ziektever
schijnsel, als een soort planologitis, te gaan voor
doen.
Volgens het ontwikkelingsplan voor Groot-Ter-
neuzen zal de kanaalzone in Zeeuws-Vlaanderen
over ruim 30 jaren ongeveer 300.000 inwoners
tellen, derhalve evenveel inwoners als thans de
gehele provincie bevat. De gemeenten Temeuzen,
Axel en Hoek zullen dan respektievelijk 140.000,
60.000 en 45.000 inwoners hebben althans volgens
de opvatting van Prof. Ir. Jac. P. T'hijsse, de be
kende planoloog. Ik vraag mij af, of de gemeen
telijke herindeling in de kanaalzone, waarvoor een
daartoe strekking wetsontwerp zo juist bij de
Staten-Generaal is ingediend, in het jaar 2000
weer ongedaan gemaakt zal worden, omdat plaat
sen met méér dan 40.000 inwoners toch wel als
zelfstandige eenheden kunnen worden beschouwd
(of ook dan niet meer?).
Van deze futuristische verkenning keer ik terug
naar de positie van het waterschapswezen in onze
tijd. Als gevolg van de toenemende ingewikkeld
heid van ons maatschappelijk bestel waarin vele
belangen meer en meer aan elkander raken, wor
den ook de waterschappen telkens met de hiervoor
gesignaleerde begrippen geconfronteerd. Hadden
voorheen de waterschappen hun specifieke begren
zing in de enge taken, die zij als doelcorporaties
moesten nastreven, thans hebben zij ook verschil
lende aanrakingspunten gekregen met veelal méér
algemene belangen verzorgingen.
Ik denk hierbij aan de als gevolg van de in
dustrialisatie zo sterk toegenomen problemen van
de hygiëne van water, bodem en lucht, alsmede
aan het vraagstuk der recreatie en meer in het
bijzonder dat van de dijkrecreatie (Schelde boor
den). Prof. Dr. de Goede voorzag reeds enige
jaren geleden wijde verten voor de waterschappen
en hij verheugde zich daarover, maar toch vreesde
hij ook voor het gevaar dat de waterschappen in
dat perspectief méér zouden zien dan de werkelijk
heid.
Toch wil ik erop wijzen, dat het begrip water
beheersing thans veel meer inhoud heeft gekregen
dan vroeger. Immers wordt reeds het actief tegen
gaan van de waterverontreiniging geëffectueerd
doordat de waterschappen preventief kunnen op
treden tegen potentiële vervuilers van waterleidin
gen en boezems (kreken). Uiteraard dienen de
Provinciale Staten deze mogelijkheid voor de wa
terschappen bij reglement te hebben geopend. Rei
ken de te beschermen belangen veel verder dan
de waterschapsbelangen, zodat deze een meer al
gemene voorziening behoeven, dan dient de wet
gever hiervoor regelend op te treden. De water
verontreiniging, die allerwege in ons land zon
grote omvang heeft aangenomen is dan ook een
onderwerp van centrale overheidszorg geworden,
dat reeds in een ontwerp van wet is vastgelegd,
waarin o.a. aan de Staten der provinciën de be
voegdheid is verleend bepaalde taken aan de wa
terschappen te delegeren.
Het is thans ook geen open vraag meer of de
Rijkswetgever zich direct mag inlaten met de in
richting der waterschappen. Werd voorheen die
vraag steeds ontkennend beantwoord op grond
van het bepaalde in artikel 206 van onze grond
wet een artikel dat volgens de opstellers van
de proeve van een nieuwe grondwet niet in die
wet moet worden opgenomen, omdat dit onder
werp niet tot het eigenlijke constitutionele recht
behoort thans achten vooraanstaande water
staatsjuristen wel een zekere directe inmenging
van de Rijksoverheid in het waterschapsbestel
aanvaardbaar.
Wanneer de financiële verhouding Rijk-Water
schappen uiteindelijk eens bij de wet zal geregeld
zijn, zal het Rijk stellig bij de verlening van Rijks
bijdragen aan de waterschappen een zekere directe
of indirecte inspraak in deze publiekrechtelijke
lichamen verlangen. Intussen blijft het financiële
draagvlak van de waterschappen nog steeds te
klein. Terecht heeft een groot kenner van ons
waterschapsrecht Mr. Schilhuis enige tijd geleden
opgemerkt, dat het vrij goedkoop is om te decre
teren dat het specifiek eigenaarsbelang en het
specifiek pachtersbelang geen bepaalde behartiging
mogen vinden in het waterschapsbeheer. Daar
mede wordt niet voorkomen, dat een verpachter,
die een groot deel van zijn pacht moet afdragen
voor zijn aanslag in de polderlasten er de brui
aan geeft ten bate van de pachters medewerking
te verlenen aan maatregelen, die de waterschaps
lasten nog zullen verhogen.
Daarin kan een reden gelegen zijn om aan de
pachters invloed te geven op 'het beleid van het
waterschap, mits dit gepaard gaat met hun ver
plichting om bij te dragen in de kosten, welke
verbonden zijn aan maatregelen, die mede te hun
nen bate worden genomen.
Het verdient mijns inziens ernstige overweging als
nog na te gaan op welke wijze de pachters in de
waterschapslasten kunnen worden betrokken en op
welke wijze een zeker stemrecht aan hen kan wor
den toegekend. Het staat toch wel vast, dat ook
pachters door de werken van de waterschappen
worden gebaat. Ik noem hier het gebruik van de
polderwegen door landbouwerktuigen van pach
ters. Ook bij een goede waterbeheersing hebben de
pachters veel belang in verband met het op
brengend vermogen der gepachte gronden. De
sterk gestegen aterschapslasten enerzijds en de vrij
gebonden pachtprijzen anderzijds hebben tot ge
volg, dat landeigenaren, die hun hoeve hebben
verpacht een gemiddeld netto rendement van 1,5%
van hun kapitaal ontvangen. In onze tijd is een
dervelijke opbrengst toch iets onwezenlijks, vooral
nu de rentevoet tot 7% is gestegen. De gedachte
van Prof. Mr. de Haan om de pachters indirect
te doen bijdragen in de waterschapslasten van de
eigenaren door middel van een pachtprijsverhoging,
indien deze lasten boven een 'bepaald gemiddeld
niveau zouden stijgen, verdient mijns inziens na
dere overweging. Ze zouden de Grondkamers, bij
een driejaarlijkse herziening van de pachtprijzen
rekening kunnen houden met de inmiddels geste
gen polderlasten. De toekenning van een beperkt
stemrecht aan de pachters 'blijft echter nog een
moeilijk probleem vormen.
Alhoewel gesteld dient te worden, dat de water
schappen principieel de opdracht hebben gekregen
geen andere dan waterschapsbelangen te behar
tigen, rijst toch nog de vraag of hiermede ook in
de toekomst kan worden volstaan.
Opgemerkt zij dat de begrippen waterstaat en
waterstaatsbelangen niet per exacte definitie zijn te
geven. Ook de wet geeft hiervoor geen omschrij
ving. Daarom kunnen ook b.v. cultuurtechnische
werken, die een ruil- of herverkaveling beoogen
waarbij tevens in een 'betere afwatering wordt
voorzien, nauw raken aan waterschapsbelangen.
Hetzelfde geldt voor recreatie-voorzieningen, zo
als dijkovergangen, parkeerplaatsen bij de Wester-
scheldedijken. Dergelijke werken liggen geheel in
de waterschapssfeer. Door het steeds meer toe
nemend Belgisch dagtourisme naar de Schelde
worden de toegangswegen daarheen veelal niet-
planwegen veel intensiever gebruikt, waardoor
de lasten van het onderhoud worden verzwaard.
Passen dergelijke wegen nog wel geheel alleen
in het waterschapsbeheer Direct achter de zee
dijken gelegen polderwegen dienen uiteraard vol
ledig in de watersohapszorg te blijven. Voor zover
mij bekend hebben Gedeputeerde Staten van Zee
land nog niet in de juridische begeleiding van de
recreatie voorzien, omdat dit college mijns inziens
terecht het standpunt inneemt dat de waterschap
pen voor zover mogelijk deze materie op grond
van de hen toegekende keurbevoegdheid dienen
te regelen. Wanneer echter het thans bij de Staten
Generaal nog in behandeling zijnde ontwerp van
wet inzake de samenwerking van gemeenten en
waterschappen tot wet zal zijn verheven kan het
vraagstuk der openluchtrecreatie wellicht op een
bredere 'basis worden geregeld.
Tot slot van mijn voordracht zou ik aan dit wets
ontwerp nog enige aandacht willen schenken. Zo
als bekend is, geldt de wet van 1950 inzake
gemeenschappelijke regelingen alleen voor samen
werking tussen gemeenten. Over de samenwerking
tussen gemeenten en waterschappen is na de tot
standkoming van voornoemde wet zeer veel ge
schreven in die zin, dat voor de waterschappen
een samenwerking met gemeenten wel wenselijk
zou zijn, doch dat daarvoor de juridische moge
lijkheid niet bestond. Welnu die mogelijkheid zal
naar ik hoop, op korte termijn wel door aanvul
ling van de wet van 1950 kunnen worden ge
realiseerd. Het ingediende wetsontwerp beoogt
voorzieningen te treffen voor de samenwerking
tussen gemeenten en waterschappen ter beharti
ging van bepaalde belangen, die zowel een ge
meentelijk- als ook een waterschapsaspect ver
tonen, zoals b.v. de lozing van riool- en afval
water en de recreatie langs kreken.
Dat dit wetsontwerp is ingediend, is mijns inizens
ook in 'belangrijke mate toe te schrijven aan het
verbeterd klimaat, dat is ontstaan in de verhouding
gemeenten en waterschappen waardoor ook een
beter begrip voor de staatsrechtelijke èn maat
schappelijke functie van deze publiekrechtelijke
lichamen is verkregen.
Op 'basis van vrijwilligheid dient die samenwerking
tot stand te komen. Het ligt niet in de bedoeling
van hogerhand een dergelijke publiekrechtelijke
samenwerking op te leggen. Wel moeten de schep
pers der waterschappen, de Provinciale Staten, in
de waterschapsreglementen de mogelijkheid tot een
dergelijke samenwerking vastleggen. Hebben ver
schillende gemeenten reeds een vorm van samen
werking op basis van de wet van 1950 tot stand
gebracht, dan kunnen de waterschappen niet tot
een dergelijke samenwerking toe treden. Daarvoor
zal een nieuwe publiekrechtelijke vorm moeten
worden gecreeerd. Aan het samenwerkings-orgaan
voor de regeling van het afvalwater in de kanaal
zone (gemeenschappelijke regeling tussen de ge
meenten langs het kanaal GentTemeuzen) kan
het waterschap Het Axeler Ambacht dus niet deel
nemen.
Ook een niet publiekrechtelijke vorm van samen
werking in de zin van een afzonderlijk rechtsper
soonlijkheid bezittend lichaam is wel mogelijk bin
nen het kader van het wetsontwerp, doch aan een
dergelijk orgaan kan uiteraard niet de bevoedheid
worden verleend om verordeningen te maken en
belastingen te 'heffen.
Bij de samenwerkingsvorm op publiekrechtelijke
basis is echter ook maar een beperkte mogelijkheid
tot belastingheffing gegeven, nl. alleen het heffen
van retributies en het vorderen van precario
rechten (art. 275 der gemeente wet).
Terwille van de tijd kan ik thans niet nader op
dit ontwerp van wet ingaan. Wel merk ik nog op,
dat samenwerking tussen waterschappen onderling
steeds mogelijk is, indien de Provinciale Staten
daarin bij het reglement of bij de instelling van
het waterschap hebben voorzien.